Johann Gottlieb Fichte (1762-1814), één van de interessantste figuren uit de Duitse intellectuele geschiedenis, maakte indruk met de durf van zijn gedachten en de kracht van zijn filosofisch ontwerp. Voor hem was de wereld geen statisch systeem, maar een dynamische uitdrukking van actie.In tegenstelling tot Kant, die het dualisme aannam tussen de werkelijkheid zoals zij zich aan het “ik” voordoet, en de onkenbare realiteit zoals zij werkelijk is, probeerde Fichte, de auteur van “Grundlage der gesamten Wissenschaftslehre”, die naast Hegel en Schelling, één van de hoofdvertegenwoordigers van het Duits idealisme was, God en de wereld te begrijpen vanuit het bewustzijn als zodanig. Fichte stelde als noodzakelijke waarheid, dat er geen autonome werkelijkheid, los van het bewustzijn, het ik, kán bestaan. Volgens Fichte had het begrip “zijn”, enkel nog de betekenis van, “het er zijn van het ik”. Natuur en de kosmos, het ‘niet-ik’, kunnen/kan niet zelfstandig bestaan, maar alleen in dialectische tegenstelling mét het ik en in de ervaring als object, dóór het actief en creatief ik. Fichte was weliswaar niet alleen een filosoof en de schepper van een synthetisch metafysisch systeem. Hij was ook een politiek actieve schrijver en redenaar. Theorie was niet genoeg voor hem. Hij zag zichzelf vooral als een beoefenaar. Heinrich Heine schreef over hem, “Met Kant hadden we maar één boek om naar te kijken. Maar hier komt naast het boek ook een man in aanmerking; Bij deze man zijn denken en dispositie één, en in zo’n grote eenheid werken ze aan de wereld om hen heen. Voor veel tijdgenoten lijkt Fichte een man uit één stuk”.Manfred Kühn onderzocht in zijn Fichte-biografie, de relatie tussen zijn gedachten, sentiment en leven, op basis van de nieuwste bronnen, en laat zien dat de grote eenheid van leven en werk, een mythe is. Zoals bij veel van zijn romantische tijdgenoten, werd Fichte’s leven nl. gekenmerkt door onrust, spanning en meningsverschillen, en door externe politieke ontwikkelingen. Het wordt duidelijk hoe nauw Fichte’s grootheid en lot met elkaar verbonden waren.Verdeeld over 10 hoofdstukken/perioden, beschrijft Kühn achtereenvolgens, Fichte’s jeugd (1762-1774), Schoolpoort (1774-1780), Studies (1780-1784), Gedreven (1784-1791), en “Kant en de poging om alle openbaringen te bekritiseren (1792-1793)”. Hierna beschrijft hij de eerste verschijning in Jena (1794-1795) en de tweede verschijning in Jena (1795-1799), Fichte als particuliere geleerde (Privatgelehrter) in Berlijn (1799–1805), Het Erlangen-hoogleraarschap en de onrust van de Napoleontische oorlogen (1805-1809) en het Berlijns hoogleraarschap (1809-1814).Manfred Kühn (°1947) was hoogleraar filosofie aan de prestigieuze Purdue University, in West Lafayette in de staat Indiana in de VS (Neil Armstrong de eerste mens op de maan, studeerde er), en in Marburg, en geeft nu les aan de Boston University. Naast veel werken over Kant, heeft hij boeken en essays gepubliceerd over David Hume, de Schotse filosoof, Thomas Reid, een van de grondleggers van de “common sense”-filosofie, en de Verlichting in Schotland, Frankrijk en Duitsland. Eerder schreef hij o.a. het meesterwerk, “Kant, Eine Biographie” (C.H.Beck) (foto).Manfred Kühn Johann Gottlieb Fichte Ein Deutscher Philosoph 682 bladz. Duits geïllustreerd Uitg. C. H. Beck ISBN 978-3-406-63084-2