“Het leven van de geest” (“The Life of the Mind”) was het laatste hoofdwerk van Hannah Arendt. In dit monumentaal boek ontvouwde ze haar ideeën over de mogelijkheden van de menselijke geest. Ze onderscheidde drie capaciteiten die iedereen bezit, denken, willen en oordelen. Tot haar overlijden, bleef ze aan dit machtig opus werken. Van het laatste deel, dat onvoltooid is gebleven, is hier het concept opgenomen. Dit is internationaal gezien de eerste editie die al het materiaal in één band samenbrengt, een filosofische sensatie van de eerste orde.In “Het leven van de geest” zijn nl. drie vertaalde boeken van Hannah Arendt gebundeld. “Denken” (2012) en “Willen” (2014) verschenen eerder bij uitgeverij Klement, in samenwerking met uitgeverij Pelckmans, “Oordelen” verscheen in 2016 bij uitgeverij Klement. Waarom laten we ons in met een activiteit die niet alleen geen enkele waarheid oplevert, maar die tegelijkertijd ook geen enkel praktisch nut dient? In “Denken”, het eerste deel van haar trilogie ‘Het leven van de geest’, buigt Hannah Arendt zich over de vragen, levert denken iets op, zet het aan tot handelen, lost het de problemen van de wereld op, en heeft het nut? Doorgaans wordt het denken omschreven als passieve contemplatie. Arendt maakte weliswaar een onderscheid tussen resultaatgericht denken, gericht op nut en kennisverwerving, en een bezinnend denken, dat zijn betekenis en waarde niet laat afhangen van het resultaat. Denken is een actieve zoektocht naar zin en betekenis.“The Life of the Mind”, het laatste werk van Hannah Arendt (1906-1975), was nog niet voltooid op het moment van haar overlijden. Ontworpen om uit drie delen te bestaan, waren alleen de eerste twee delen voltooid en de eerste pagina van het derde deel lag in haar typemachine op de avond van de dag dat ze plotseling overleed. Het onvoltooid werk werd bewerkt door haar vriendin, de auteur, Mary McCarthy (foto). In 1977 en 1978 werd het in twee delen gepubliceerd. Arendt had lang overwogen om een werk te schrijven over de mentale vermogens die betrokken zijn bij de filosofie van de geest. Vanaf het moment dat ze in 1958, “The Human Condition” voltooide, wilde ze het aanvullen door over te gaan van de vita activa (actief leven) naar de vita contemplativa (contemplatief leven). De bedoeling van de voortgang van deze gedachte werd duidelijk gemaakt in het boek. Ze behandelde eerst het tweede deel in haar voorwoord van “Between Past and Future” (1961) (foto), dat ze uiteindelijk, meer dan tien jaar later, ontwikkelde tot “The Life of the Mind”, haar boek over denken. Haar concepten werden in 1963 uitgekristalliseerd, toen ze “Eichmann in Jeruzalem: A Report on the Banality of Evil”, schreef, waarin ze beschreef hoe “onnadenkendheid”, het gebrek aan denken, tot kwaad kan leiden. Vanaf dat moment raakte ze geïnteresseerd in de relatie tussen denken en moraliteit. Om deze relatie te ontwikkelen, realiseerde ze zich dat er een grotere verkenning van de geest nodig was.Een uitnodiging om tussen 1973-1974, Gifford-lezingen in Aberdeen te houden (de eerste vrouw die dit deed), vormde een stimulans om een verscheidenheid aan materiaal bij elkaar te brengen, waaronder cursussen die ze de afgelopen jaren had gegeven over “Basic Moral Propositions”, “Thinking”, “The History of the Will”, “Kant’s Critique of Judgement”, samen met twee essays,”Truth and Politics” en “Thinking Moral Considerations” (1971). Dit materiaal noemde ze “The Life of the Mind”. Ze hield de eerste reeks lezingen over “Denken” in 1973, waarin ze pleitte voor wat ze “Denken ohne Geländer” noemde. De tweede reeks lezingen over “Willing” zou in mei 1974 worden gehouden. Tijdens de eerste lezing kreeg ze echter een bijna fatale hartaanval, en de rest van de reeks werd uitgesteld tot 1976. Haar vroegtijdig overlijden in december 1975 verhinderde dit, maar ze had het manuscript kort voor haar overlijden voltooid. Niettemin was ze eind 1974 voldoende hersteld om de leerstof van Gifford aan te bieden in haar cursussen aan de New School in 1974 en 1975 waar ze in 1976 met pensioen zou gaan.Over de aard van het ontbrekend derde deel is nog steeds veel gespeculeerd. Tijdens haar gasthoogleraarschap aan de New School in 1974, presenteerde ze een politieke filosofieklas met de titel “Philosophy of the Mind”. Het was tijdens deze colleges dat ze haar concepten kristalliseerde. De les was gebaseerd op haar werkontwerp van “Philosophy of the Mind”, dat later tot “Life of the Mind” bewerkt zou worden. Arendts werkontwerp werd verspreid onder haar afgestudeerde studenten en ze bedacht een trilogie gebaseerd op de mentale activiteiten van denken, willen en oordelen. Voortkomend uit haar Gifford-lezingen aan de Universiteit van Aberdeen in Schotland (1972-1974), concentreerde haar laatste schrijven zich op de eerste twee. In zekere zin ging “Life of the Mind” verder dan haar eerder werk met betrekking tot de vita activa. In haar discussie over denken richtte ze zich vooral op Socrates en zijn idee van denken als een eenzame dialoog met jezelf.Hoewel Arendts exacte bedoelingen in het derde deel onbekend zijn, liet ze manuscripten achter (zoals “Thinking and Moral Considerations” en “Some Questions on Moral Philosophy”) en lezingen (“Lectures on Kant’s Political Philosophy”) over haar gedachten over het mentaal vermogen van oordelen. De eerste twee artikelen werden in 2003 bewerkt en gepubliceerd in een bloemlezing (“Responsibility and Judgement”) door Jerome Kohn, een van Arendts assistenten en directeur van het Hannah Arendt Center in The New School in New York. Deze laatste werd in 1982 bewerkt en gepubliceerd door Ronald Beiner, hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit van Toronto. “Thinking” verscheen oorspronkelijk in de New Yorker in een ietwat andere vorm.“Denken” herneemt Kants onderscheid tussen denken en kennen. Arendt stemt in met Kants kritiek op de metafysica, die meent het bestaan van God te kunnen bewijzen. Maar waar Kant zegt het weten te willen inperken om plaats te maken voor het geloof, wil Arendt plaats maken voor een denken, dat niet het bereiken van waarheid als einddoel stelt, maar de vraag naar zin en betekenis. In “Willen” neemt Arendt meer afstand van Kant. In haar analyse gaat het niet om de redelijke, goede wil, en al evenmin om het plichtsbesef, maar om de wil als vermogen van spontaneïteit, die een nieuwe reeks gebeurtenissen in gang zet – een mogelijkheid die Kant wel aanstipt, maar nauwelijks uitwerkt. “Oordelen” ten slotte, verrast, omdat het Kants derde kritiek, die het oordeelsvermogen onderzoekt, leest als een politiek-theoretisch traktaat.Arendt kan het esthetisch oordeel verruimen tot een politiek oordeel, omdat bij Kant zelf het esthetisch oordeel geen louter subjectieve, individuele aangelegenheid is, maar de aanwezigheid van anderen veronderstelt. Kants stelling ‘Het schone interesseert ons alleen als we in gezelschap vertoeven’, vormt voor Arendt het vertrekpunt van een bezinning over het leven in gemeenschap. Arendt onderwerpt de filosofie aan een nieuwe Copernicaanse wending. “Niet de mens, maar mensen bewonen deze planeet. Pluraliteit is de wet van de aarde”. Met deze zin, waarmee ‘Het leven van de geest’ opent, bracht Arendt een omwenteling teweeg in de traditionele filosofie. Het accent verschoof van “zelf denken” naar “samen spreken”, van “ik wil” naar “wij willen en wij kunnen”, en van “het eenzelvige oordelen” naar het “oordelen op basis van een verruimd denken, dat zich in de standpunten van anderen verplaatst”. Zo nam Arendt afscheid van het Platoons ideaal van de “eenzame, hooghartige wijze” en zijn ivoren toren.”Arendt legde in “Denken”, hier vertaald door Dirk de Schutter en Remi Peeters, de waarde aard van het denken bloot. Alleen moest zij daarvoor breken met dominante tradities in de filosofiegeschiedenis. Vele filosofen en schrijvers maken in dit boek weliswaar hun opwachting, ze vormen de levende gesprekspartners in Arendts denkervaring. Dat is haar onderzoek, naar eigen zeggen, ‘een ontmanteling van de traditionele filosofie, bovenal, van de schriftelijke neergang van een lang uitgesponnen gedachtegang.In “Denken”, leest u o.a. over de fenomenale aard van de wereld, lichaam en ziel; ziel en geest, verschijnsel en schijn, het denkend ego en het zelf, Kant, de werkelijkheid en het denkend ego, de Cartesiaanse twijfel en de sensus communis, wetenschap en gezond verstand, Kants onderscheid tussen verstand en rede, waarheid en betekenis (of zin), de prefilosofische vooronderstellingen van de Griekse filosofie, het antwoord van Plato en zijn echo’s, het Romeins antwoord en het antwoord van SocratesIn “Willen”, het tweede deel van haar trilogie, werpt Hannah Arendt een verrassend nieuw licht op de wil en de vrijheid. Bestaat er zoiets als een vrije wil? Zo ja, ben je dankzij deze bewegingsvrijheid, in staat iets teweeg te brengen en zo het verloop van de geschiedenis te beïnvloeden? Wat je doet, zou je evengoed niet kunnen doen en wat er gebeurt, zou evengoed niet of op een andere manier kunnen gebeuren. Alleen is het volgens Arendt zeer de vraag of de wil voorafgaat aan het handelen. Deze aanname van vrijheid heeft tot gevolg dat de geschiedenis niet bepaald wordt door noodzaak, zoals de westerse filosofie altijd heeft gepretendeerd. Wie iets wil verklaren of zoekt naar oorzaken en wetmatigheden, legt een noodzakelijke structuur bloot. In plaats van noodzaak, zo laat Arendt in navolging van bijvoorbeeld Nietzsche en Duns Scotus zien, is toeval, het leidend principe.De contingentie is de prijs van vrijheid. Weinig filosofen hebben zich bereid getoond om deze prijs te betalen, vandaar dat Arendt haar licht opsteekt bij wat zij ‘mannen van de daad’ noemt, zoals de Founding Fathers, de grondleggers van de moderne Amerikaanse republiek, maar ook zij deinzen terug voor de afgrond van de vrijheid, voor het radicaal nieuwe begin.In “Willen” leest u o.a. over de belangrijkste bezwaren tegen de wil in de filosofie na de Middeleeuwen , de Apostel Paulus en de onmacht van de wil, Epictetus en de almacht van de wil, Augustinus, de eerste filosoof van de wil, Thomas van Aquino en de voorrang van het verstand, Duns Scotus (foto) en de voorrang van de wil, het Duits Idealisme en de “regenboog van begrippen”, Nietzsche’s verwerping van de wil en Heideggers wil-niet-te-willen.In ‘Oordelen’, wat het slotstuk moest worden, komen diverse sleutelteksten van Hannah Arendt samen, op zoek naar de verantwoordelijkheid van het oordeel. In “Oordelen” houdt Hannah Arendt een pleidooi voor het oordelen, het sluitstuk van haar jarenlange reflectie over zowel het actieve als het contemplatief leven. Arendt beschouwt oordelen als een belangrijke activiteit waarin mensen met elkaar hun bekommernis om de gemeenschappelijke wereld delen. Geen oordeel vellen is volgens haar een schandaal, onverantwoordelijk en brengt de wereld in gevaar.
In deze stukken engageert Arendt zich, net als in “Denken” en “Willen”, met figuren uit de hele filosofiegeschiedenis, op zoek naar een weg naar onszelf, de mogelijkheid onze plaats in de wereld te heroveren, zonder te loochenen dat in die wereld onaanvaardbare gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. “Het oordeel biedt die kans, omdat die altijd een minimale intersubjectieve eensgezindheid stichten”, zoals vertalers Dirk de Schutter en Remi Peeters schrijven in hun inleiding.“Oordelen” had het slotstuk moeten worden van haar onderzoek naar de mentale activiteiten van de mens, maar Arendt overleed enkele dagen na het voltooien van “Willen”. In “Oordelen” zijn de contouren van haar onderzoek verzameld en een aantal andere teksten uit haar oeuvre waarin zij het oordelen bespreekt, bijvoorbeeld in relatie tot het totalitarisme.Samen met “Willen” en “Oordelen”, vormt “Denken”, de mentale activiteiten die Arendt centraal stelt in ‘Het leven van de geest’. Voor “Het leven van de geest”, de heruitgave in één band, schreven de vertalers een nieuw ‘Woord vooraf’. Bovendien brachten ze een aantal tekstcorrecties aan. Een monument. Niet te missen!Hannah Arendt Het leven van de geest 838 bladz. uitg. Ten Have EAN 9789025909444