Victor Julien-Laferrière, die in België de eerste prijs won op de allereerste Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth voor cello, sluit zich hier aan bij het OPRL, voor zijn eerste concertopname bij Alpha Classics.Op deze cd staat met het Tweede Concerto van Antonín Dvořák en het Eerste Concerto van Bohuslav Martinů, Tsjechische muziek centraal. Twee werken die ook op het programma stonden van concerten die eind november door dezelfde artiesten werden gespeeld in Luik, Évian, Lyon en Chalon-sur-Saône. De twee componisten, geboren in Bohemen in 1841 en 1890, hadden een zeer sterke band met de muziek van hun land van herkomst gemeen, evenals een opvallende Amerikaanse ervaring. Dvořák was van 1892 tot 1895, directeur van het conservatorium van New York (in die tijd componeerde hij zowel zijn Nieuwe Wereldsymfonie als zijn Celloconcerto), terwijl Martinů tijdens de Tweede Wereldoorlog naar de Verenigde Staten emigreerde en daar bleef tot in 1953, waar hij met succes tientallen werken componeerde.Antonin Dvořák (foto) componeerde zijn Celloconcerto tussen 1894 en 1895 toen hij les gaf aan het net opgericht Conservatorium van New York. Hanuš Wihan (foto), de cellist van het Boheems Strijkkwartet, had hem al een tijdje gevraagd om een concerto voor zijn instrument te willen componeren, maar Dvořák was terughoudend. Er was tot dan toe een reden voor Dvořáks restrictie, aangezien het componeren voor cello en orkest toen nog als een moeilijke combinatie werd beschouwd. De impuls kwam nadat hij in 1894, de wereldpremière van het tweede celloconcerto van zijn collega aan het conservatorium, de Ierse cellist en componist Victor Herbert (1859-1924), meemaakte, waar hij erg onder de indruk van was.Het Concerto is een groots werk, vol betoverende melodieën en virtuoze delen die goed geïntegreerd zijn in de drie bewegingen. Maar de grootsheid verbergt een aangrijpende persoonlijke noot, die terug gaat tot de tijd dat Dvořák aan de compositie begon. Zijn schoonzuster Josefina Kaunic, had nl. ooit Dvořáks huwelijksvoorstel geweigerd. Toen ze overleed herzag Dvořák de coda van de laatste beweging. Ter herdenking aan Josefina verving hij het oorspronkelijke, optimistischer deel van de finale door een lied dat hij eerder had gecomponeerd, en die tot de favorieten van Josefina behoorde. In een soort synthese combineerde hij uiteindelijk het hoofdthema van de eerste beweging met de melodie.De Tsjechische componist Bohuslav Martinů heeft bijlange niet de populariteit van Smetana, Dvorák of zelfs van Leoš Janácek. Dit gaat zo ver dat er in de wereld van de musicologie wel naar zijn bijzonder belang en naar zijn grote kwaliteiten wordt verwezen, maar dat de rijkdom van zijn oeuvre nauwelijks bekend is bij het publiek. De heel eigen, bijzondere muzikale stijl van Bohuslav Martinů, die de Tsjechische traditie met moderne idiomen combineerde, weerklonk in zijn concertante werken.Bohuslav Martinů (1890-1959) woonde van 1923 tot 1940 in Parijs. Hij trouwde er in 1931 met de naaister Charlotte Quennehen uit Picardië. Eind jaren dertig werd hij echter wanhopig verliefd op de componiste Vítězslava Kaprálová die in Parijs studeerde. In 1940 overleed Vítězslava Kaprálová op 25-jarige leeftijd aan tuberculose. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog besloten Martinů en zijn vrouw meteen naar de Verenigde Staten te emigreren en vestigden zich in New York. De Koude Oorlog weerhield hen ervan om terug te keren naar het communistisch Tsjechië, dat deel was gaan uitmaken van het Oostblok. In 1952 werd Martinů Amerikaans staatsburger. In 1957 verlieten ze de Verenigde Staten om zich in Schönenberg nabij Bazel te vestigen.Martinů, zelf een professionele violist, componeerde bijna 30 concerti of concerto-achtige werken. Zijn 1ste Celloconcerto, gecomponeerd in 1930, was een van de eerste werken uit een periode waarin hij gefascineerd was door barokmuziek. In 1939 herwerkte Martinů het voor volledig symfonieorkest en droeg die versie op aan de Franse cellist Pierre Fournier. Martinů reviseerde het werk in 1955 nog een keer. Deze versie was ook opgedragen aan Fournier, die het vaak speelde en de cadenza van de derde beweging herzag. Barokke impulsen zijn niet direct duidelijk in de zelfverzekerde atletische muziek die het concerto opent, dat meer klinkt als Dvorák in zijn Amerikaanse periode. Het somber tweede thema expressief gezongen door de cello in constante interactie met de houtblazers, klinkt Tsjechisch. De al even sobere, modaal geladen tweede beweging bevat ook veel wisselwerking tussen cello en houtblazers. De muziek stijgt naar een gepassioneerde climax voor ze met rustig, nobele terughoudendheid verdwijnt. Ritmisch robuust opent de finale met een krachtig toccata-achtig gedeelte waarin de solist constant in beweging is. Korte cadensen omringen een langzamere reflectie op lyrische herinneringen aan de tweede beweging, en er is een briljante aanloop naar de laatste cadens. Gaspar Cassadó speelde de eerste versie uit 1930 van dit Eerste celloconcerto met kamerorkest in Berlijn in première, en Pierre Fournier speelde met het Orchestre de la Société Philharmonique de Paris, o.l.v. Charles Munch, de tweede versie uit 1939 met orkest in première.Julien-Laferrière °1990) had als eerste leraar op zevenjarige leeftijd René Benedetti en studeerde vervolgens van 2004 tot 2008 aan het Conservatoire national supérieur de musique et de danse bij Roland Pidoux. Hij vervolmaakte zich van 2009 tot 2014 ook in Wenen als een leerling van Heinrich Schiff aan de Universität für Musik und darstellende Kunst Wien en tot 2016 in Salzburg bij Clemens Hagen aan het Mozarteum. Hij won de eerste prijs en twee speciale vermeldingen bij het internationaal concours van de lente in Praag in 2012. In 2013 werd hij bij de Victoires de la Musique classique verkozen tot de revelatie als solist op instrument (Révélation Soliste Instrumental) en won hij de Prix de la Fondation Safran pour la Musique. Julien-Laferrière was actief in producties van het Orchestre Philharmonique de Radio France en de Staatsphilharmonie Košice.Hij is medeoprichter van het gezelschap Trio Les Esprits, bestaande uit pianist Adam Laloum, violiste Mi-Sa Yang en hemzelf. Ze speelden reeds op de Folle Journée de Nantes, het festival de Deauville, op de Criée à Marseille en in het Théâtre des Champs-Elysées. Ze repeteren in residentie in de Fondation Singer-Polignac in Parijs en brachten hun eerste album op het label Mirare uit in 2014. Naast zijn overweldigend succes op de Koningin Elisabethwedstrijd in 2017, won Victor Julien-Laferrière in 2018 ook de Victoire de la Musique Classique in de categorie ‘solist van het jaar’ en vervoegde hij Alpha Classics in 2019: voor dit label heeft hij een album gewijd aan Rachmaninov, Sjostakovitsj en Denisov in duet met pianist Jonas Vitaud.Dvořák Martinů Cello Concertos Victor Julien-Laferrière, Orchestre Philharmonique de Liège Gergely Madaras cd Alpha ALPHA731