Jan Hendrik Frederik (Frits) Grönloh (1882-1961), pseudoniem Nescio (Latijn voor “Ik weet (het) niet”), was een Nederlandse schrijver uit Amsterdam. In 1918 verschenen zijn verhalen ‘De uitvreter’, ‘Titaantjes’ en ‘Dichtertje’ voor het eerst in boekvorm bij de kunsthandelaar J.H. de Bois, uitgever van de Haarlemsche kunstboekjes, met een omslagontwerp van de graficus, schilder, beeldhouwer en uitvinder, Reijer Stolk (1896-1945).Uit niet eerder gepubliceerde documenten rijst in het boek een fascinerend portret op van de gecompliceerde man die deze verhalen schreef. Verhalen die een basis hadden in zijn eigen leven, zijn jeugd, zijn idealistische jaren, zijn verliefdheid op zijn latere vrouw, Aagje Tiket (1883-1974), het gezinsleven (het echtpaar kreeg vier dochters) en zijn carrière van kantoorbediende tot directeur, in dienst van de exportfirma Holland-Bombay Trading Company, handelaars in Twents en Engels katoen, waarvoor hij een maandenlange zakenreis maakte door Brits-Indië. Honderden brieven uit het familiearchief kreeg Frerichs tot haar beschikking, onder meer door Grönloh verstuurd tijdens die zakelijke rondreis in Brits-Indië. De eerste brieven die Grönloh en zijn latere vrouw Agathe Tiket naar elkaar stuurden, wordt beschreven in “Dichtertje”, en daarenboven geven de vele brieven aan zijn dochter in Groningen, een beeld van Amsterdam in oorlogstijd, het leven tijdens de hongerwinter en van de jaren daarna, toen hij eindelijk kon doen wat hij het liefste deed, zwerven door de Nederlandse landschappen. Nescio schittert in de vele citaten uit de brieven. De biografie laat eens te meer zien wat een groot melancholische stilist Nescio was.“De schrijver Nescio: een gecompliceerde man die een moeilijk leven heeft geleid, of een egocentrisch leven, of juist een heldhaftig leven, of toch een gelukkig leven – het is allemaal een beetje waar”, schrijft Frerichs. “Grönloh was geen levenslustige man, uitbundigheid kende hij niet, maar hij hield hartstochtelijk van de wereld zoals hij die zag. Hij heeft momenten van groot geluk beleefd, kijkend en dwalend in de landschappen waar hij van hield en die hij met zoveel liefde in zijn werk beschreven heeft. Dit werk heeft hij eens zijn kathedraal genoemd;hij trok die met moeite en volharding op uit zijn ‘oneindige droefenis’, zijn ‘matelooze verteederingen’ en zijn ‘lijfelijke zelf’, met daarbij een ‘afgrond van waanzin’ achter zich.”“Nescio wist dat zijn werk ‘onvolmaakt’ zou blijven, in de letterlijke betekenis van dat woord”, zo vervolgt de auteur. “Maar hij is blijven bouwen, en dat is het grote geluk in zijn leven geweest. Hij twijfelde aan alles, maar op zijn beste momenten was hij er zeker van dat zijn stem het waard was om gehoord te worden, dat hij als groot schrijver zou worden erkend, en dat zijn onvoltooide kathedraal ook na zijn dood nog steeds zou staan schitteren in de zon.” Niet te missen!De neerlandicus, en tekstediteur, Lieneke Frerichs (°1944), was jarenlang beleidsmedewerker bij een van de letterenfondsen. Ook was ze hoofdredacteur van het Verzameld Werk van Karel van het Reve. Nadat ze was afgestudeerd, in 1977, maakte ze voor het Letterkundig Museum een inventarisatie van de literaire nalatenschap van Nescio. Haar proefschrift schreef ze over de ontstaansgeschiedenis van “De uitvreter” en over de figuur van Japi, de wonderlijke kerel die in Nijmegen van de Waalbrug stapte. Frerichs stelde de bundel Over Nescio (1982) samen, bezorgde het verzameld en nagelaten proza en het Natuurdagboek (1996), Brieven uit Veere (2010) en Buitenland is geen land (2019).
Lieneke Frerichs Nescio Leven en werk van J.H.F. Grönloh 656 bladz. geïllustreerd uitg. Van Oorschot ISBN 9789028211032