Naast zijn veelgeroemde cyclus met de complete solo pianomuziek van Schubert, uitgevoerd op een historische pianoforte van Nanette Streicher/Stein, koos Jan Vermeulen om Schuberts complete werken voor piano vierhandig op te nemen, als partner, zijn oud-leerling, Veerle Peeters. Een samenspel met een grote gevoeligheid en een diep begrip van elkaar, wat leidde tot een prachtige samenwerking en opname.Een wonderbaarlijke vondst in het kasteel Vilain XIIII in Leut resulteerde in een prachtig ambitieus project, de opname van de volledige pianowerken van Schubert op een originele Nannette Streicher fortepiano uit 1826. Nanette Streicher (1769-1833) (foto) was de dochter van de orgel- en pianobouwer, Johann Andreas Stein, uit Augsburg (1728-1792). Aangezien er wereldwijd slechts een tiental van deze instrumenten bekend zijn, de meeste in musea, is dit een uniek project. De Streicher van Vilain XIIII heeft een intieme klank met precieze articulatie en een transparant basregister dat perfect past bij de muziek van de Weense vroege romantici, Beethoven en vooral Schubert. Met deze release biedt Etcetera dan ook een unieke 12 cd box, waarin Jan Vermeulen een nieuwe en grensverleggende Schubert-klank onthult.Vierentwintig bestaande sonates en sonatefragmenten, gecomponeerd tussen 1815 en 1828, zijn in 1978 toegevoegd aan de Schubert (D) catalogus uit 1951, van Otto Erich Deutsch (1883-1967). Het aantal sonates, gecomponeerd door Schubert, is weliswaar moeilijk te bepalen, omdat vele helaas niet voltooid werden. Dit was bv. het geval met de waardevolle Sonate in fis D. 571. Deze Sonate werd gecomponeerd in juli 1817 maar werd pas voor het eerst gepubliceerd door Breitkopf & Härtel in 1888. De sonate is onvolledig. Ze bestaat slechts uit één enkele beweging, en zelfs die werd niet voltooid. Eusebius Mandyczewski (1857-1929), Howard Ferguson, Noël Lee en Martino Tirimo, hebben geprobeerd de veronderstelde intenties van Schubert te realiseren. Deze hypothetische aanvullingen van de sonate werden door hen ontleend aan afzonderlijk gepubliceerde stukken van Schubert, zoals een (verondersteld) Andante in A, D. 604, een Allegro vivace in D, en een Allegro in fis, D. 570. De Pianosonate (nr. 16) in la klein D.845 (op.42) werd gecomponeerd in mei 1825 en kreeg als titel “Première Grande Sonata”.De pianosonate in D, D.850, (op. 53), bekend als de “Gasteiner”, werd in augustus 1825 gecomponeerd terwijl de componist in het paradijselijk kuuroord, Bad Gastein in het Gasteinertal verbleef. De Sonate D.845 was de eerste van slechts drie sonates die tijdens het leven van de componist zijn gepubliceerd, de andere waren D.850 en D.894. De beide hier opgenomen sonates werden gecomponeerd in een periode van relatief goede gezondheid van Schubert. Ze worden geprezen om hun kwaliteit en ambitie, en met name de sonate D.845 betekende door zijn verschillende, karakteristieke stilistische elementen, een belangrijke stap in de richting van de volwassen pianosonatestijl van de componist. Een jaar later werd deze sonate als tweede van zijn pianosonates gepubliceerd. Hoewel ze allebei in 1825, in een paar maanden na elkaar zijn gecomponeerd, zijn het stilistisch twee tegengestelde sonates.De eerste D.845, in la klein, wordt gedomineerd door rusteloosheid, heftigheid en krachtige ritmes. En toch, in sommige variaties van de langzame beweging, bevinden we ons in het hart van een Weens Biedermeyer salon met dartele dansparen. In de zomer van 1825 verliet Schubert o.a. met zijn vriend, de zanger Michael Vogl (1768-1840), Wenen voor een verblijf in Salzburgerland. De landschappen met het hooggebergte, bergweiden, meren en diepe valleien, inspireerden hem tot zijn Sonate D.850, in D. Deze Sonate straalde zijn vreugde en fysieke en zintuiglijke jubel in de natuur uit. In de vier bewegingen verklankte hij de kuddes, de volksliederen en dansen van de dorpen die ze bezochten, het gejodel en hun aankomst aan de voet van de top van de imposante Untersberg. Tijdens deze reis zou Schubert ook zijn verloren gegane “Gmunden-Gasteiner Sinfonie“ gecomponeerd hebben.Schuberts laatste 3 pianosonates, D 958, 959 en 960, waren zijn laatste grote composities voor piano solo. Ze werden gecomponeerd tijdens de laatste maanden van zijn leven, tussen de lente en de herfst van 1828, maar werden niet gepubliceerd tot ongeveer tien jaar na zijn overlijden, in 1838-1839. Net als de rest van Schuberts pianosonates werden ze in de 19e eeuw grotendeels verwaarloosd. Tegen het einde van de 20ste eeuw was de publieke en kritische mening weliswaar veranderd, en deze sonates worden nu beschouwd als een van de belangrijkste van de volwassen meesterwerken van de componist. Ze maken deel uit van het kernrepertoire voor piano en verschijnen regelmatig op concertprogramma’s en opnames.Schuberts Fantasie voor vierhandig klavier in fa klein uit 1828, opgedragen aan Caroline Esterhazy (foto), vertegenwoordigt, hoewel terecht beroemd, slechts een klein deel van zijn muziek voor vierhandig piano. Het is daarentegen een buitengewoon werk, dat het toenemend belang van dit genre aantoonde. De muziek geeft een duidelijk beeld van Schuberts innerlijk leven, van een man die schreef, ‘Elke avond als ik naar bed ga, hoop ik dat ik nooit meer wakker word, en elke ochtend hernieuwt mijn verdriet.” Een ander hoogtepunt is het gepassioneerd Allegro in la klein, een maand na de Fantasie gecomponeerd, bekend onder de postume titel “Lebensstürme”. Het gevoel van vier handen die over het toetsenbord lopen, is levendig en direct. De klank van het instrument roept de sfeer op van een intiem Biedermeier-salon, van het soort dat Schubert zelf moet gekend hebben tijdens de Schubertiaden.De box “Works for Fortepiano Four Hands” bevat o.a. rondo’s, variaties, ouverturen, Duo’s, polonaises, dansen en marsen, 2 Divertissements en 4 Fantasieën. Het sociaal en muzikaal leven in het Biedermeier Wenen tijdens het eerste decennium van de 19de eeuw, zorgde voor een grote vraag naar dansen die plaatsvonden in de woningen van rijke burgers. Met hun echo’s van het Oostenrijks platteland, waren Schuberts volksmuziekachtige Ländler, dansen in 3/4 maat, voorlopers van de wals. De reeksen van 16 en 17 Ländler, gecomponeerd tegen het einde van zijn leven, toen Schubert zijn grootste werken componeerde, vallen op door hun melodische inventiviteit. De 16 zijn opgedragen aan de dames van Wenen en staan bekend als de “Wiener Damen-Ländler”, terwijl de Écossaises bedoeld waren voor tegenover elkaar liggende lijnen van dansers in paren. Geniet mee van de vreugde en onweerstaanbare en soms behoorlijk uitzinnige vindingrijkheid van deze heerlijke juweeltjes. Dansen bleven een belangrijk element in de composities van Schubert. Hun eenvoudige, kortstondige repetitieve vormen dienden voor gebruik bij sociale contacten. Schuberts Ländler weerspiegelden in hun gepubliceerde vorm tot op zekere hoogte de sociale dansen waarvoor hij wellicht een begeleiding improviseerde. Zijn 17 Ländler, D. 366 werden vóór 1824 geschreven, met nrs. 16 en 17 uitgegeven in Wenen tegen die datum, in een verzameling stukken, samengesteld door de nieuw opgerichte uitgeverij Sauer & Leidesdorf, later Leidesdorf, en uiteindelijk verkocht aan Diabelli, uitgevers van een aantal liederen van Schubert. De 16 Ländler, Op. 67, D. 734, de “Wiener Damen-Ländler”, werden gecomponeerd vóór 15 december 1826, de datum van de ontmoeting van Schubert en zijn vrienden in het huis van Joseph von Spaun, een gebeurtenis vastgelegd in de beroemde tekening (foto) uit 1868 door de kunstenaar Moritz von Schwind. Het programma eindigt met twee Écossaises, toen populaire dansen, waarvan de titel eerder enkel in naam deed denken aan Schotland, een toen nog onbekend en afgelegen, maar romantisch land. In de tijd van Schubert ontwikkelde het menuet zich, in zijn instrumentale vorm, tot een meer betekenisvolle structuur, een lichte beweging als overbrugging tussen een symfonische langzame beweging en een finaal rondo.Schuberts 8 Impromptus uit 1827, zijn karakterstukken die tot zijn bekendste en populairste pianowerken behoren. Vol rijke lyriek, zijn ze weliswaar veel meer dan kleine toevalligheden “à l’improviste”, zoals de titel laat vermoeden. De Impromptus, gecomponeerd tijdens een vakantie in Graz, werden gepubliceerd in twee reeksen van elk vier Impromptus. De eerste twee stukken van de eerste reeks werden in 1827 tijdens het leven van de componist, door Haslinger in Wenen gepubliceerd als op. 90. De derde en vierde van de eerste reeks werden gepubliceerd in 1857. De tweede reeks werd in 1839 postuum gepubliceerd als op. 142, met een opdracht toegevoegd door de uitgever, aan Franz Liszt. De twee reeksen zijn nu gecatalogiseerd als respectievelijk D. 899 en D. 935. Ze worden terecht beschouwd als één van de belangrijkste voorbeelden van het fijn en populair Biedermeier genre in het Wenen van de vroege 19de eeuw.Eén van de opmerkelijkste aspecten van Schuberts talent was ongetwijfeld zijn vermogen om als tijdgenoot van de grote Beethoven, voor wie hij trouwens de grootste bewondering had, zijn eigen persoonlijke taal te ontwikkelen. Bovendien gaf Schubert als één van de eersten in die tijd, bekendheid aan kleine genres, zoals korte stukken voor piano, Impromptus, Moments musicaux en Klavierstücke. Het specifiek karakter van deze korte stukjes werd gevormd door hun lyriek, die overal terug te vinden is en die terecht geassocieerd wordt met zijn talent voor het componeren van liederen.Schubert componeerde Drei Klavierstücke D. 946, in mei 1828, amper zes maanden voor zijn overlijden. Ze waren oorspronkelijk bedoeld als een derde set van vier Impromptus, maar er werden er slechts drie gecomponeerd. De Klavierstücke werden voor het eerst gepubliceerd in 1868, onder redactie van Brahms. In vergelijking met de sets D. 899 en D. 935, worden deze werken jammer genoeg vaak verwaarloosd en worden ze dan ook niet vaak gespeeld of opgenomen. Er is daarnaast weliswaar twijfel of deze stukken daadwerkelijk een cyclus vormen of dat ze zijn samengevoegd door Brahms. Sommige musicologen noemen de stukken geen Impromptus, terwijl de eigenlijke Impromptus D. 899 en D. 935, de neiging hebben dichter bij de sonatevorm te staan. De constructie van de stukken D. 946 is trouwens ook anders en staat tamelijk dicht bij de Moments musicaux, cfr. hoe Schubert de midden episoden van de stukken componeerde, en hoe hij telkens de tweede thema’s introduceerde.In de Six Moments musicaux op. 94 (D. 780) vinden we een grote formele diversiteit aan Schubert-achtige eigenschappen, zijn uniek melodisch talent, zijn buitengewone en originele harmonie met onverwachte akkoorden en modulaties, zijn vermogen om zijn eigen intieme toonkleur te creëren, en zijn voorkeur voor sfeer en schemering. De zes Moments musicaux, D. 780 (op. 94) werden gecomponeerd tussen 1823 en 1828 en gepubliceerd in het voorjaar van 1828. De oorspronkelijk titel “Moments Musicals” kwam niet van Schubert, maar werd bedacht door de pianist, componist en uitgever, Maximilian Marcus Joseph Leidesdorf (1787-1840) (foto). Naast de Impromptus, Militaire Mars en de Wanderer Fantasie, behoren ze tot Schuberts meest geliefde en beroemdste pianostukken. Schubert zou ze gecomponeerd hebben onder invloed en naar het voorbeeld van de Impromptus, op. 7, uit 1822, van Jan Václav Voříšek en deze van Heinrich Marschner (1795-1861). Schuberts nr. 3 in f werd gearrangeerd door o.a. Leopold Godowsky (foto met Charlie Chaplin), en de zesde werd reeds in 1824, afzonderlijk gepubliceerd in een kerstalbum met als titel, “Les plaintes d’un troubadour”.De pianoforte in de box met Schuberts klaviermuziek voor 4 handen is gebouwd door Johann Nepomuk Tröndlin (1790-1862) die, na een studie pianobouw in Zuid-Duitsland en Wenen, zijn eigen instrumenten begon te maken, aanvankelijk als onderdeel van de instrumentenfabricage van Breitkopf & Härtel in Leipzig tot 1824. Vervolgens richtte hij zijn eigen bedrijf op dat piano’s produceerde in Leipzig, waarbij hij tot 1855, toen hij het bedrijf verkocht, gemiddeld zo’n vijftig piano’s per jaar maakte. Het lijkt erop dat hij als pianofabrikant sterk werd beïnvloed door en gelijke tred hield met de innovaties van de Oostenrijkse makers, en deze in zijn eigen instrumenten verwerkte. Er wordt gezegd dat hij Weense instrumenten maakte in Leipzig en deze instrumenten stonden hoog aangeschreven. Felix Mendelssohn en Clara Schumann hadden veel respect voor ze en ze waren enige tijd hun favoriete piano’s. De klank van dit origineel Tröndlin-instrument is, vervaardigd in de eerste vijf jaar van de productie van zijn bedrijf, is helder, afgerond en vol. Veerle Peeters (°1978), docent piano aan de Gemeentelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans in Heist-op-den-Berg, studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven. Nog tijdens haar studies werd ze laureaat van verschillende wedstrijden, zoals Cantabile in Antwerpen en “Stephan De Jonghe” in Aalst. In 2002 richtte ze het kamermuziekgezelschap Frescamente op.Jan Vermeulen (°1954), docent aan het Luca School of Arts (Campus Lemmens, Leuven), studeerde bij André De Groote aan het conservatorium in Brussel. Tijdens zijn studies won hij de Tenuto-televisiewedstrijd met zijn vertolking van Rachmaninov met het BRT symfonisch orkest. Daarna begon hij een indrukwekkende carrière als solist en kamermusicus in binnen- en buitenland. Zijn uitvoeringen worden gekenmerkt door een constante zoektocht naar authenticiteit met historisch gefundeerde en doordachte interpretaties van het klassieke, romantische en impressionistische repertoire. Daartoe voert hij pianomuziek uit op historische instrumenten, voornamelijk uit zijn eigen privécollectie. Hij is lid van The Tröndlin Ensemble en werkt samen met Paul Dombrecht, Wieland Kuijken, Florian Heyerick en een breed scala aan vocalisten, zoals sopraan Anne Cambier. Vanaf begin jaren 1990 concentreerde hij zich op de Pianoforte. In deze periode richtte hij het Fortepianotrio Florestan (later Tröndlin Trio) op.Franz Peter Schubert Complete Works for Piano Jan Vermeulen 12 cd Et’cetera KTC 1336Schubert Works for Fortepiano Four Hands Jan Vermeulen & Veerle Peeters Et’cetera KTC 1511 7 CDs