Léon Boëllmann (1862-1897) is wereldberoemd geworden door de Toccata uit zijn “Suite Gothique” (1895) voor orgel. Op deze cd ontdekt u weliswaar georkestreerde bewerkingen (“Quatre pièces brèves pour orchestre à cordes”) van 4 eenvoudige harmoniumstukjes, onder de titel “Heures Mystiques”, een Symfonie en Symfonische Variaties voor cello en orkest.Léon Boëllmann (foto) behoorde tot de vermaarde, Franse-Romantische Orgelschool. Hij werd geboren in Ensisheim, Haut-Rhin, Elzas-Lotharingen, als zoon van een apotheker. In 1871, toen hij negen jaar oud was, ging hij naar de École de Musique Classique et Religieuse (L’École Niedermeyer) in Parijs. Daar studeerde hij harmonie en piano bij zijn oom en adoptievader, Eugène Gigout (foto), de beroemde organist en componist van Lotharingse afkomst, orgel bij Clément Loret, en compositie bij Gustave Lefèvre, allen leden van de familie Niedermeyer. Boëllmann won daar de eerste prijzen voor piano, orgel, contrapunt, fuga, harmonie en compositie.Het oorspronkelijk “Institution royale de musique classique et religieuse”, de muziekschool (“École Choron”) van de wiskundige, Alexandre-Étienne Choron (1772-1834) (foto), was in 1853, overgegaan in de “École Niedermeyer” van de Frans-Zwitsers componist, Abraham Louis Niedermeyer (1802-1861) (foto), de vriend van Rossini in Parijs. Deze school was oorspronkelijk gevestigd aan de “passage de l’Elysée des Beaux Arts” in de buurt van Pigalle. Ze ontstond uit de samenvoeging van het Instituut van Choron met de “Société des concerts de musique vocale religieuse et classique” uit 1843, van de vriend van Chrono, Napoléon Joseph Ney (1803-1857) (foto), de zoon van de beroemde maréchal Ney. De École Niedermeyer werd vervolgens in 1896 gevestigd in de “Villa d’Auteuil” aan de boulevard d’Auteuil, in de prachtige art Nouveau wijk van o.a. Hector Guimard van het luxueus 16de arrondissement. Het is trouwens daar dat zich de magnifieke “jardin des serres” bevindt met de 14 gesculpteerde mascarons (foto’s), mensenkoppen als afwerende en beschermende apotropaions, vervaardigd in het atelier van Rodin. Zeker gaan kijken!Aan de École Niedermeyer studeerden o.a. Gabriel Fauré, Camille Saint-Saëns en André Messager. Net na de Frans-Duitse Oorlog werd in 1871 daarenboven door de bariton, dichter en componist Romain Bussine en door Camille Saint-Saëns, de “Société nationale de musique” opgericht. Hun doel was het bevorderen van de nieuwe, Franse muziek als reactie op teveel Duitse muziek in Frankrijk en het stimuleren van instrumentale muziek tegenover quasi uitsluitend opera en vocale muziek. César Franck, Jules Massenet, Gabriel Fauré en Henri Duparc waren er bij van het eerste uur. Hun motto was Ars Gallica. Franck gaf vervolgens les aan Debussy en Fauré werd de leraar van ene jonge Maurice Ravel… Ravel werd op zijn beurt in 1909 één van de oprichters van de “Société musicale indépendante”Nadat hij geslaagd was in 1881, werd Boëllmann “organiste de choeur” van de kerk, St Vincent-de-Paul (foto’s), in Parijs. Zes jaar later werd hij er benoemd tot “organiste titulaire”. Deze positie behield hij tot zijn vroegtijdig overlijden, waarschijnlijk veroorzaakt door tuberculose. In 1885 trouwde hij met Louise, de dochter van Gustave Lefèvre en de nicht van Eugène Gigout. Het jaar daarop werd zijn dochter, Marie-Louise, geboren, die eveneens organist en docente werd. Met zijn kamermuziek, die hem in 1894, de Chartier-prijs van de Académie des beaux-arts opleverde voor de kwaliteit van zijn productie in het genre, ontving hij, met name voor zijn Pianokwartet (op. 10), in 1887, de prijs van de Société des compositeurs de musique, en voor zijn Trio voor piano, viool en cello (op. 19), in 1891, de prijs van de Société des compositeurs de musique.De Symfonie op.24 (1894) naar het voorbeeld van de Orgelsymfonie van Camille Saint-Saëns, werd aan Saint-Saëns opgedragen. Hoewel de eerste orgelsymfonie in 1867 werd gecomponeerd door de Duitse organist en componist, Wilhelm Valentin Volckmar (1812-1887), wordt het genre meestal in verband gebracht met de late Franse romantiek. Daar was het “Grande Piéce Symphonique” van César Franck het eerste werk in dit genre. Hij werd gevolgd door Charles–Marie Widor (foto), die tien orgelsymfonieën componeerde en gezien wordt als de eigenlijke bedenker van het genre, en door zijn leerling Louis Vierne. De orgelsymfonieën van Vierne gelden als de meest betekenisvolle. In totaal kennen we wel om en bij de 29 belangrijke orgelsymfonieën, waarvan het merendeel gecomponeerd werd door Franse organisten/componisten. De melodie van Widors geniaal toccata was gebaseerd op snelle staccato-arpeggio’s die frases vormen, eerst in F, in kwinten doorlopend naar C majeur, G majeur, enz., op een indrukwekkende, dalende baslijn. Naar het voorbeeld van Widor hebben andere componisten onder wie, Eugène Gigout, Léon Boëllmann, Louis Vierne, Henri Mulet en Marcel Dupré, deze opvallende toccatastijl overgenomen.Gedurende de zestien jaar van zijn professioneel leven, componeerde Léon Boëllmann ongeveer 160 werken in allerlei genres. Getrouw aan de stijl van Franck en als een bewonderaar van Saint-Saëns, vertoonden zijn stukken, een post-romantische esthetiek van rond de eeuwwisseling waarin, vooral in zijn orgelwerken, een opmerkelijke helderheid van klank weergalmde. Boëllmann componeerde ook motetten, pianowerken, kamermuziek, bv. een cellosonate op. 40, opgedragen aan Jules Delsart, en “Scènes du Moyen Âge” voor orkest. Hij schreef ook kritieken voor L’Art musical onder het pseudoniem “le Révérend Père Léon” en “un Garçon de la Salle Pleyel”.De Franse cellist, Henri Demarquette (°1970), studeerde aan het conservatorium van Cachan, het CRR in Parijs en het Conservatoire national supérieur de musique et de danse, bij Philippe Muller en Maurice Gendron. Hij vervolmaakte zich nadien ook bij Pierre Fournier en Paul Tortelier en trok vervolgens naar de Verenigde Staten om in de leer te gaan bij János Starker. Als hij als zeventienjarige zijn carrière in Parijs aanvangt, werd hij door Yehudi Menuhin uitgenodigd om in zijn orkest mee te spelen. Hij speelde onder meer bij het Orchestre National de France en het London Philharmonic Orchestra. Solisten waarmee hij samen kamermuziek speelt zijn onder meer Brigitte Engerer, Michel Dalberto en Giovanni Bellucci.Patrick Davin begon viool te studeren aan de Académie de Huy (Hoei) en vervolgens aan het Koninklijk Conservatorium van Luik waar hij piano- , viool- , harmonie- en fuga studeerde. Hij vervolgde zijn opleiding aan het conservatorium van Toulon en was ondertussen assistent in de vioolklas aan het Luiks conservatorium. Deze leerling van René Defossez, Pierre Boulez en Peter Eötvös, zorgde voor de creatie van een groot aantal werken van hedendaagse componisten als Philippe Boesmans, Henri Pousseur, Bruno Mantovani, Jean-Louis Agobet, Marco Stroppa en Vinko Globoka.In maart 2012, werd hij benoemd tot muzikaal en artistiek directeur van het Orchestre symphonique de Mulhouse met indiensttreding vanaf het seizoen 2013-14, en in juli 2020, Patrick Davin werd muziekdirecteur van het Koninklijk Conservatorium van Luik. Deze Belgische dirigent is op 9 september 2020, geheel onverwacht overleden tijdens een repetitie in het operagebouw van de Munt. Hij zou in De Munt de wereldpremière van ‘Is this the end?’ van de Belgische componist, Jean-Luc Fafchamps (°1960), (de componist van het verplicht werk “Back to the Sound” voor de Koningin Elisabethwedstrijd 2010 voor piano), dirigeren. Patrick Davin was 58.Léon Boëllmann Symphonie en fa majeur Variations symphoniques & Quatre pièces brèves Orchestre symphonique de Mulhouse Henri Demarquette Patrick Davin cd Fuga Libera FUG 780