Op 21 oktober 1914, ontvluchte de Belgische archivaris en historicus, Ernest Hosten (1882-1932), het verwoeste Diksmuide en vervoegde zijn gezin in Frankrijk. In september 1915, werd hij archivaris in de Archives Nationales in Parijs, waar hij, samen met de Franse dichter en schrijver, Léon Bocquet (1876-1954), begon te schrijven aan “L’Agonie de Dixmude”, het verslag van de doodstrijd van Diksmuide. Het relaas van de doodstrijd, de verwoesting en de gruwel van deze ingrijpende gebeurtenissen zijn nu, meer dan 100 jaar na de feiten, voor het eerst te lezen in het Nederlands.
(Ernest Hosten)
(Léon Bocquet)
Op 6 mei 1911 trad Ernest Hosten in het huwelijk met Marguerite Verlende. Zij vestigden zich in Diksmuide. Op 17 oktober 1914 vertrok Marguerite met de kinderen en de familie Verlende vanuit Lo richting Frankrijk, waar ze terecht kwamen in Wimereux, Pas-de-Calais, aan de Opaalkust. Vanuit Diksmuide vluchtte Ernest hen ijlings achterna op 21 oktober 1914. Na een maand moesten ze verhuizen en vonden een woning in Veulettes, Seine-Maritime, Haute-Normandie. In december 1914 vond Ernest Hosten werk als secretaris van de stad Veulettes maar ging op zoek in Parijs naar interessanter werk. Vanaf 1 september 1915 begon hij als archivaris in de Archives Nationales de Paris. In 1916, schreef hij samen met Léon Bocquet, het boek “L’Agonie de Dixmude”, dat uitgegeven werd bij Librairie Jules Tallendier.Onder leiding van hertog Albrecht van Württemberg begon op 18 oktober 1914, het Duits leger met een aanval op de Belgische posities langs de IJzer. België lag voor het Duitse Keizerrijk nl. op de route naar Frankrijk en de Fransen hadden na de verloren Frans-Duitse Oorlog van 1871, de grenssteden langs Elzas-Lotharingen versterkt. De Slag om Langemark luidde op 21 oktober 1914, het begin van de Eerste Slag om Ieper in. De Belgen slaagden er in eerste instantie in de Duitsers af te slaan, maar na vier dagen van constant aanvallen, doorbraken de Duitsers de linie langs de IJzer. Het Belgisch leger trok zich op 24 oktober terug achter de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort, waar ze door een Franse divisie werden gesteund. Om verder Duits oprukken te voorkomen, besloten de Belgen onder leiding van koning Albert I, om op 25 oktober, de sluizen bij Nieuwpoort open te zetten. Het platte land tussen de IJzer en de spoorweg kwam onder water te staan, net hoog genoeg om doorwaden onmogelijk te maken en laag genoeg om er niet over te kunnen varen. Er ontstond een waterlinie die de hele Eerste Wereldoorlog praktisch onveranderd bleef. Diksmuide viel op 10 november echter in handen van de Duitsers, maar achter de Belgische en Britse linies bleef een stuk van de Westhoek de hele oorlog in geallieerde handen.Op 21 oktober was reeds een deel van de polder Noord van de IJzer onder water gezet door, met de hulp van Hendrik Geeraert, (voorheen dacht men door Karel Cogge), het sluizencomplex van Nieuwpoort te openen. In oktober 1914 was Diksmuide, verdedigd door Belgische en Franse soldaten, nl. onder de voet gelopen door de Duitse troepen. In uitvoering van het von Schlieffenplan van de Duitse generaal, Alfred von Schlieffen (1833-1913), wensten de Duitse troepen zo vlug mogelijk de IJzer te overschrijden om Calais en Duinkerke te bereiken. Na de Race naar de Zee, de eerste slag bij Ieper, de slag aan de Marne en de eerste slag bij Verdun, kwam de oorlog in het najaar van 1914, tot stilstand in een verschrikkelijke loopgravenoorlog over een front van 700 kilometer die pas in 1918 zou eindigen. Door het openen van de IJzersluizen in Nieuwpoort, zetten de Geallieerden de IJzervlakte en het Krekedal onder water. De Duitse doortocht werd afgesneden met gevolg dat Diksmuide vier jaar lang in de frontlinie lag. Daardoor kwam Diksmuide volledig verwoest uit de Eerste Wereldoorlog. Nadat de Duitsers de stad hadden ingenomen slaagden zij er echter niet in om over de IJzer te komen. De Belgen verschansten zich gedurende de volgende jaren langs de andere kant van de IJzer en bleven er blootgesteld aan de kogels van de Duitse scherpschutters die van op de vernielde Bloemmolens, een uitstekend zicht hadden op hun tegenstanders.Na de Eerste wereldoorlog werd Ernest Hosten, handelaar en vervolgens adjunct-museumconservator en adjunct-archivaris in Brugge. ‘L’Agonie de Dixmude’, verscheen in mei 1916 en ontving van de Académie Française, de Furtado-prijs (Prix Auguste-Furtado). Het kende een groot succes en werd in 1928 herdrukt maar nooit vertaald in het Nederlands. Honderd jaar later verkreeg Margareta Vanmaele (foto), de kleindochter van Ernest Hosten, via een erfenis, het origineel manuscript en een koffer vol brieven en documentatie van haar grootvader. In nauwe samenwerking met André Gysel, ex-docent Nederlands-Geschiedenis en gids van de Westhoek, en Chris Vandewalle, huidig archivaris van de stad Diksmuide, die het voorwoord voor dit boek schreef, besloot ze het boek te vertalen, te bewerken, van notities te voorzien en te documenteren met illustraties. Een rijkelijk geïllustreerde uitgaveErnest Hosten, Léon Bocquet, Diksmuide 1914, doodstrijd van een stad 256 bladz. geïllustreerd uitg. Elena EAN 9789082416039