Het oeuvre van Johannes Brahms heeft door voortdurend evoluerende interpretaties, een ongepaste zwaarte gekregen, die eerder de structuur van zijn muziek verbergt dan de subtiele fijne kneepjes van zijn ‘zich ontwikkelende variaties’ onthult. Voor deze bijzondere opname koos men een Blüthner piano uit 1859, gerestaureerd door Christoph Kern. Het resultaat is een subtiele uitvoering, die de oorspronkelijke klank benadert en die partijen onthult, die de dialoog tussen solist en orkest benadrukken.Johannes Brahms componeerde in totaal 2 pianoconcerti. Tussen zijn tweede pianoconcerto en zijn eerste pianoconcerto bevond zich weliswaar een tijdspanne van 22 jaar. Hij was een gevoelige verteller, die typisch Duitse balladen en legenden vol “Sehnsucht”, diffuus licht, elfen en woudromantiek, vertelde. Thematische dialectiek zorgde voor diepgang, contrast, subtiele kleurschakeringen, muzikale conversatie of dispuut. Soms liet Brahms zich even kort gaan in extraverte blijheid, zoals hij het ooit op één of ander eiland of bij één of ander meer moet hebben gevoeld. Componeerde Brahms één van zijn onweerstaanbare wiegenlied melodieën, deinde ieder instrument mee op de hartverwarmende tonen die hij uit zijn diepste, tederst innerlijk toverde.Na de publicatie in 1854 van zijn Ballades op. 10 voor piano, opgedragen aan zijn vriend, de componist, Julius Otto Grimm (1827-1903), publiceerde de toen 22-jarige Johannes Brahms, geen verdere werken tot 1860. Zijn belangrijkste project van deze periode was zijn pianoconcerto in re klein (Pianoconcert nr.1 op.15, voltooid in 1858), dat hij in 1854 was begonnen als een sonate voor twee piano’s, maar waarvan hij al snel besefte dat het een grotere vorm en bezetting nodig had. Op dat moment nog gevestigd in Hamburg, verwierf hij met de steun van Clara, een positie als musicus aan het hof van Friedrich Emil Leopold III (1821-1875) en zijn echtgenote, Prinses Elisabeth von Schwarzburg-Rudolstadt (van het vorstendom in Thüringen), in Detmold, de hoofdstad van het vorstendom Lippe, waar hij de winters van 1857 tot 1860 doorbracht. Brahms speelde zelf de première van zijn 1ste Pianoconcerto, o.l.v. Joseph Joachim als concertmeester, in januari 1858, in Hannover.Het Hoforkest (Hofkapelle) van Meiningen, één van Europa’s vooruitstrevendste en veelgeprezen orkesten van die tijd, en Brahms’ persoonlijke favoriet (hij dirigeerde het op de première van zijn Vierde symfonie in 1885), bestond soms uit niet meer dan 49 musici met bv. enkel 9 eerste violen. Bovendien waren de piano’s die Brahms verkoos, voornamelijk gebouwd door de firma’s Streicher, Bösendorfer en Blüthner. Ze hadden niet gekruiste maar parallelle bas snaren, waren helderder van klank, rijker aan boventonen en hadden een lichtere aanslag.Blüthners belangrijkste uitvinding was trouwens de aliquot stringing uit 1873. Kenmerkend voor dit type is een extra 4de snaar boven ieder koor (3 gelijkgestemde snaren) van de discant, die in unisono of een octaaf hoger gestemd is en via snaarresonantie meeklinkt, wat de hoorbaarheid van de boventonen (aliquot) versterkt en een helderder klank geeft. Deze vierde snaar wordt dus niet aangeslagen, en is in unisono met de drie andere snaren gestemd. In Steinway-vleugels gebruikt men het duplex scale system om hetzelfde effect te bereiken. Hierbij worden de delen van de snaar achter de kam niet gedempt door vilt. Om de kenmerken van Brahms’ muziek volledig tot uiting te brengen, koos Melnikov voor een Blüthner-piano, gebouwd in Leipzig rond 1859, het jaar waarin het Pianoconcerto in d-klein in première ging. Het resultaat is niets minder dan een poging om de werken te herscheppen en te restaureren en de muziek te zuiveren en te bevrijden van de vaak twijfelachtige kenmerken van de traditionele uitvoeringen op een moderne vleugel.Brahms’ Tragische Ouverture op. 81, een concertouverture in re klein voor orkest, werd gecomponeerd in Bas Ischl in de zomer van 1880. Ze werd o.l.v. Hans Richter in première gespeeld in december 1880, in Wenen. Acht dagen later werd ze herhaald aan de Universiteit van Breslau (nu Wroclaw), samen met de première van zijn Akademische Festouvertüre op.80. Brahms koos de titel ” tragisch ” om het turbulent, gekweld karakter van het stuk te benadrukken, in wezen een vrijstaande symfonische beweging in 3 episoden (Allegro ma non troppo — Molto più moderato — Tempo primo ma tranquillo), in tegenstelling tot de uitbundigheid van de Academische Festivalouverture, die hij in hetzelfde jaar componeerde. Ondanks zijn naam volgt de Tragische Ouverture geen specifiek dramatisch programma. Brahms vatte het effectieve verschil in karakter tussen de twee ouvertures samen toen hij verklaarde, ‘de ene lacht terwijl de andere huilt’.Luigi Cherubini (1760-1842) (foto) componeerde zo’n 30, nu helaas grotendeels vergeten, opera’s. Na tussen 1773 en 1791, 15 Italiaanse opera’s te hebben gecomponeerd, was “Lodoïska”, in 1794, zijn eerste opera op een Frans libretto, en de eerste van zijn 11 Franse opera’s die nog zouden volgen. De Italiaanse componist kreeg dan een dominante positie in het Frans muziekleven. Vanaf de oprichting was hij werkzaam aan het Conservatorium van Parijs en vanaf 1822 was hij directeur van de instelling en behield deze functie tot het jaar van zijn overlijden. Zijn laatste (Franse) opera was “Ali Baba ou Les quarante voleurs”, op een libretto van Eugène Scribe en Anne-Honoré-Joseph Duveyrier (Mélesville) uit 1833.In 1794, componeerde Cherubini, “Éliza, ou Le Voyage aux Glaciers du Mont Saint-Bernard” op een libretto van Jacques-Antoine Révérony de Saint-Cyr. De première was in 1794, in het Théâtre Feydeau (foto) in Parijs. Cherubini’s muzikale evocatie van de natuur (het vallen van de avond, de storm) in deze opera, beïnvloedde Carl Maria von Weber. De lange reeks akkoorden in de finale van Beethovens Vijfde symfonie, bevat een patroon dat Beethoven ontleende aan Cherubini. Cherubini gebruikte dit patroon nl. consequent om zijn ouvertures, die Beethoven goed kende, af te sluiten. Voor het einde van zijn Vijfde symfonie (1804-1808) herhaalde Beethoven bijna noot voor noot en pauze voor pauze, de conclusie van Cherubini’s ouverture tot “Éliza”, die in 1803, in Wenen gepresenteerd werd.Ook zijn opéra-comique, “Les Deux Journées, ou Le Porteur d’eau” uit 1800, op een libretto van Jean-Nicolas Bouilly, had invloed op Beethovens “Fidelio”. Ludwig van Beethoven beschouwde Luigi Cherubini (1760-1842) (foto’s) trouwens als de grootste componist van zijn tijd. Na “Les deux journées”, begon het Parijs publiek echter de voorkeur te geven aan jongere componisten zoals François-Adrien Boieldieu (1775-1834) (foto), een gewezen leerling van Cherubini. Cherubini’s “Médée”, die in 1797 voor het eerst in Parijs werd opgevoerd, met de populaire sopraanaria, ‘Ah, nos peines’, bleef weliswaar repertoire houden.Zijn “La Dame Blanche” uit 1825, inspireerde zelfs de jonge Richard Wagner voor zijn romantische opera, “Der Fliegende Holländer” uit 1840-1841. Wagner had trouwens ook een voorkeur voor Boieldieu’s opera “Les Deux Nuits” uit 1829, op een libretto van Jean-Nicolas Bouilly en Eugène Scribe, Het wereldberoemd geworden bruidskoor, “Treurich geführt”, in zijn “Lohengrin” uit 1845-1848, vertoonde trouwens verbazingwekkende overeenkomsten met het koor “La belle nuit” uit deze opera. Cherubini’s operaballet, “Anacréon” (1803), was een regelrechte mislukking en zijn meeste andere toneelwerken hadden ook geen succes. “Faniska”, geproduceerd in 1806, was een uitzondering en kreeg een enthousiaste reactie van met name Haydn en Beethoven. “Les Abencérages, ou L’étendard de Grenade” (1813), een heroïsch drama, dat zich afspeelt in Spanje tijdens de laatste dagen van het Moors koninkrijk, Granada, was Cherubini’s poging om te concurreren met Gasparo Spontini’s, “La Vestale” (1807). “Les Abencérages” kreeg lovende kritieken maar beleefde maar weinig opvoeringen.Teleurgesteld over zijn gebrek aan bijval in het theater, wendde Cherubini zich steeds meer tot religieuze muziek en componeerde wel 5 Messes solennelles, twee Requiems en tal van motetten. Gedurende deze periode, tijdens de Restauratie van de monarchie, werd hij benoemd tot Surintendant de la Musique du Roi, een functie die hij zou bekleden tot het gedwongen aftreden in 1830, van de Franse koning, Charles X (foto). Cherubini’s Requiem in do klein (1816), ter herdenking van de verjaardag van de executie van koning Lodewijk XVI van Frankrijk, was een groot succes. Het werk werd zelfs enorm bewonderd door Beethoven, Schumann en Brahms, en werd uitgevoerd tijdens de uitvaartdienst van Beethoven zelf. In 1836, componeerde Cherubini nog een Requiem (in re klein) voor zijn eigen begrafenis.Alexander Melnikov (°1973) studeerde af aan het conservatorium van Moskou bij Lev Naumov. Zijn meest vormende muzikale momenten in Moskou zijn zijn vroege ontmoeting met Sviatoslav Richter, die hem daarna regelmatig uitnodigde voor festivals in Rusland en Frankrijk. Hij ontving prijzen op wedstrijden als de Robert Schumann International Competition for Pianists and Singers in Zwickau (1989) en de Koningin Elisabethwedstrijd (5e in 1991). Bekend om zijn vaak ongebruikelijke muzikale en programmatische beslissingen, ontdekte Melnikov al op jonge leeftijd een lange carrière in historische uitvoeringspraktijken. Zijn belangrijkste invloeden op dit gebied zijn klavecinisten Andreas Staier en Alexei Lubimov, met wie hij samenwerkte aan tal van projecten. Melnikov treedt regelmatig op met historische ensembles als Concerto Köln en de Akademie für Alte Musik Berlin. Samen met Staier (foto) ontwikkelde Melnikov een programma dat fragmenten uit Bachs Das Wohltemperierte Clavier contrasteert met Shostakovich’s 24 preludes en fuga’s. In de kamermuziek werkte hij samen met cellisten Alexander Rudin en Jean-Guihen Queyras, en bariton Georg Nigl. Melnikovs associatie met het label Harmonia Mundi ontstond door zijn vaste recitalpartner, violiste Isabelle Faust, en in 2010 won hun volledige opname van de Beethoven-sonates voor viool en piano zowel een Gramophone Award als de Duitse ECHO Klassik Prijs. In 2014 bracht hij samen met Jean-Guihen Queyras een album uit van het complete werk van Beethoven voor cello en piano op het harmonia mundi-label.De van opleiding Engelse klavecinist, Ivor Bolton (°1958), studeerde aan Clare College (Universiteit van Cambridge) (1976-80) en vervolgens directie aan de Royal College of Music. Hij werd repetitor in de National Opera Studio en werd dirigent van de Schola Cantorum in Oxford. Bolton werd tevens Assistant Chorus Master en begin jaren ’80, werd hij dirigent van het Glyndebourne Opera Festival. Hij maakte zijn opera debuut in 1986 met Stravinsky’s “The Rake’s Progress”. Van 1992 tot 1997 was hij muziekdirecteur van Glyndebourne Touring Opera (nu Glyndebourne on Tour) en van 1994 tot 1996, dirigent het Scottish Chamber Orchestra. Hij dirigeerde ook de St James’s Baroque Players in Londen waarmee hij in 1987 de klavecimbel concerti BWV 1052-1058 van Bach opnam. Vanaf 2012 dirigeerde hij ook het Dresdner Festspielorchester. Bolton was van 2004 tot 2016 dirigent van het Mozarteum Orchester in Salzburg. In juni 2015 kondigde het Sinfonieorchester Basel de benoeming aan van Bolton als de opvolger van Dennis Russell Davies (2009-2016) als de volgende chef-dirigent, met ingang van het seizoen 2016-2017. In maart 2018 kondigde het orkest de verlenging aan van het contract van Bolton tot en met het seizoen 2024-2025.Johannes Brahms Piano Concerto no. 1 Tragic Overture Cherubini Éliza (Overture) Alexander Melnikov Sinfonieorchester Basel Ivor Bolton cd harmonia mundi HMM902602