Tot de 16de eeuw was Japan totaal onbekend in het Westen, maar Nederland had met de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC), o.a. door Jacques Specx (1585-1652), al heel wat handelsbetrekkingen met Japan vanuit de basis in Batavia (Jakarta). De Nederlanders verkregen in 1641, de toestemming om er zich te vestigen op het kunstmatig eilandje Dejima of Deshima, in de baai van Nagasaki. Dat eilandje, ongeveer maar zo groot als de Dam van Amsterdam, was tot en met 1859, als Nederlandse handelspost, het enige contact tussen de westerse wereld en het grotendeels afgesloten Japan.Aanvankelijk dreven naast Nederlanders, ook Portugezen en Engelsen handel met Japan. De Portugezen hadden er in 1543 al voet aan land gezet, maar met de Portugezen kwam ook de missie van de jezuïeten in Japan. Het gevolg was dat in 1612/1613, de shogun de verspreiding van het christendom in Japan verbood en de Portugezen in 1639, na een opstand van Japanse boeren in Shimabara in 1637, met steun van de Nederlanders, verbannen werden. In 1641 werden ook de Nederlanders gedwongen hun factorij of nederzetting in Hirado te sluiten en voortaan uitsluitend te opereren vanop het door de Portugezen achtergelaten kunstmatig eilandje, Dejima, in de baai van Nagasaki. De Edoperiode die daarop volgde (1641-1853), (de hoofdstad Edo werd in 1868, Tokio), staat bekend als de “sakoku” (“land in ketens” of “afsluiting van het land”), de isolatie ten tijde van het Tokugawa-shogunaat, een dynastie van shoguns (krijgsadel), genoemd naar de stichter, Tokugawa Ieyasu (1543-1616) (foto). Nagasaki was trouwens tijdens de “sakoku”, de enige haven waar men Japan mocht verlaten of binnen komen. Het Tokugawa-shogunaat werd door Keizer Meiji (Meiji-tennō, letterlijk, Keizer van de verlichte regering, (1852-1912)) opgeheven. Matthew Calbraith (1794-1858), een commodore van de US Navy, was mede verantwoordelijk voor de Conventie van Kanagawa, waarmee Japan zich openstelde voor het Westen. Na die ontsluiting van Japan in 1853, werden in Europa de Japanse kunst en cultuur ontdekt. Vooral de houtblokprenten of Ukiyo-e, waren voor de westerse culturele wereld een echte openbaring. Er werd in die periode massaal Japanse kunst geëxporteerd naar Europa en vervolgens geïmiteerd.Halverwege de 19de eeuw was Europa daarop in de ban van Japan. Hoewel bv. Vincent van Gogh (1853-1890) (foto), het “japonisme” in de eerste plaats volledig negeerde, raakte hij onder invloed van zijn vriend, de kunstenaar Emile Bernard (1868-1941), toch gefascineerd door de Japanse prentkunst. Het woord “japonisme” werd voor het eerst gebruikt in 1872, in het boek “L’Art Français en 1872” van Jules Claretie. Ook de Franse kunstcriticus Philippe Burty (1830-1890) gebruikte dezelfde term in 1872. De Franse etser Félix Bracquemont ontdekte bij toeval een kopie van het schetsboek “Hokusai Manga ” in het atelier van zijn drukker. Ze waren gebruikt geweest als verpakking van porselein. Hij was zeer enthousiast over deze tekeningen en toonde het aan zijn vrienden in de kunstwereld. Zijn vriend James McNeill Whistler stelde vervolgens zijn “La Princesse du Pays de la Porcelaine” (foto) tentoon in het Parijse Salon van 1865.De echte doorbraak kwam toen Japan zijn nagenoeg onbekende kunst toonde op de Wereldtentoonstelling van 1862 in Londen en van 1867 in Parijs. Japanse kunst en gebruiksvoorwerpen, zoals kimono’s, waaiers, parasols, gelakte voorwerpen en kamerschermen werden een rage bij het Europese publiek. Deze curiositeiten werden aangeboden door kunsthandelaars, zoals de legendarische Siegfried Bing in Parijs, dikwijls samen met voorwerpen uit China (chinoiserie). Bing gaf zelfs tussen mei 1888 en april 1891 een tijdschrift “Le Japon artistique” uit.In het boek wordt ook dieper ingegaan op de bevruchting van de Japanse geneeskunde door de westerse wetenschap in de Edo-periode, tussen 1600 en 1868. Door de aanwezigheid van een chirurgijn op Dejima, kwam Japan nl. ook in contact met de westerse geneeskunde. Philipp Franz von Siebold (1796-1866) had bij de keisei of prostituee, Kusumoto Taki, een dochter, Kusumoto Ine (1827-1903) (foto), die de eerste vrouwelijke arts werd van Japan. De uitwisseling van wetenschappelijke kennis op het vlak van geneeskunde ging hand in hand met een uitwisseling van taal en de studie ervan.Deze studie van de Nederlandse taal werd in Japan “Rangaku” genoemd, letterlijk, “studie van Holland”, vanwaar de titel van het boek. Hierdoor werd de Nederlandse taal gedurende 200 jaar, de lingua franca voor wetenschap in Japan. In 1774, verscheen bv. de vertaling door Sugita Genpaku (1733-1817) (foto), van de Anatomische Tabellen in het Japans onder de naam “Kaitai Shinsho” (Ontleedkundige tafelen) (foto). Het heeft niet veel gescheeld of het Nederlands was een echte wereldtaal geworden!Het Nederlands was gedurende die tweehonderd jaar, de voertaal voor geneeskundige traktaten. Tot op vandaag zijn er trouwens 350 woorden die in het Japans te linken zijn aan het Nederlands, Kokku (kok) is het oudste Japans woord dat in 1615, uit het Nederlands werd overgenomen. Later kwamen o.a. ook biiru (bier), mesu (mes), garasu (glas) en arukõru (alcohol) in het Japans terecht. Pas na 1868 werden ook niet Nederlandse boeken uit het Westen naar het Japans vertaald.Na het voorwoord door ere-ambassadeur Marc Van Craen, en de inleiding, volgen 7 hoofdstukken, “Het afgesloten Japan en de Nederlandse voc”, “De Nederlanders op het eilandje Dejima”, “De hofreizen”, “De kennis van Japan in Europa”, “De invloed van de Nederlandse chirurgijn op Dejima en Japan”, “Einde van de Japanse isolatie” en “Het Japonisme in Europa”. Het boek besluit met 5 bijlagen, “De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet” (een roman van David Mitchell), “Het Nederlands in de wereld”, “Een uniek kamerscherm” (“Uitzicht op Dejima in de baai van Nagasaki uit 1836), de “Nederlandse leenwoorden in het Japans” en “De Zeeuwen op Dejima” (er was een stedenverband tussen Middelburg en Nagasaki). Om af te ronden, referenties en de algemene bibliografie. Een uitermate interessant, origineel en bovendien, rijkelijk in kleur geïllustreerd boek. Zeker lezen!Dr. Johan Mattelaer is uroloog. Zijn interesse voor de geschiedenis van de geneeskunde bracht hem bij dit onderwerp. Bij uitgeverij Sterck & De Vreese was hij auteur van het boek Roma intima. Liefde, lijf en lust. Als uroloog en kunstverzamelaar is Johan Mattelaer nl. grondig vertrouwd met opvattingen over seks, zoals die door de eeuwen heen bestonden. Seksualiteit en erotiek zijn voor hem nauw verweven met religie, kunst en cultuur in de ruimste zin van het woord.Johan Mattelaer Rangaku Nederland(s) in Japan 1600-1853 176 bladz. uitg. Sterck & De Vreese ISBN 9789056157456