Wat weten we van het geloof van Mendelssohn Bartholdy? In de bijna 6000 brieven die hij aan vrienden en familie schreef, kwamen zijn geloofsopvattingen regelmatig aan bod. De theoloog en kerkmusicus, Mar van der Veer, las ze, plaatste ze tegen de achtergrond van de kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen aan het begin van de 19de eeuw, en maakte zo doende, een verruimend, diepgaand en verrijkend portret van een geniaal componist, die in de preek bij zijn rouwdienst, als ‘ein edler, kindlich frommer Mensch’, werd omschreven. Een meesterwerk!Felix Mendelssohn was een wonderkind. Tussen 1821 en 1823, toen hij tussen de 12 en 14 jaar oud was, componeerde hij reeds 13 symfonieën voor strijkers. Deze symfonieën waren een eerbetoon aan vroege klassieke symfonieën, vooral van Joseph Haydn, Johann Christian Bach, Carl Philip Emanuel Bach en Mozart. Mendelssohn componeerde de symfonieën in de periode die direct volgde op zijn fugastudie. Het was een periode van intense activiteit. Naast zijn 13 strijkerssymfonieën componeerde hij toen nl. vier singspiele (“Die Soldatenliebschaft”, “Die beiden Pädagogen”, “Die wandernden Komödianten”, “Der Onkel aus Boston, oder Die beiden Neffen”), verschillende werken voor viool, piano en orkest, diverse werken voor viool en piano (waaronder de Sonate in fa klein, op. 4), een strijkkwartet, en de Kwartetten voor piano en strijkers op. 1 en 2.De eerste strijksymfonieën waren grotendeels beïnvloed door de leer van Mendelssohns muziekleraar, Carl Friedrich Zelter, zelf een leerling van Johann Philipp Kirnberger, die op zijn beurt een leerling was van Johann Sebastian Bach. De jonge Mendelssohn was bijgevolg door intermediaire docenten, een directe afstammeling van de contrapuntische school van Bach. Ondanks de ruime keuze aan instrumentatie in de 19de eeuw, was het met het strijkersensemble, de basis van Bachs orkestwerken, dat de jonge Mendelssohn experimenteerde. Het was dankzij zijn vaders voorliefde voor het organiseren van muziekconcerten in het Berlijnse appartement van zijn familie op zondagochtend, dat de 11-jarige Felix Mendelssohn, een vrij lange reeks strijksymfonieën begon te componeren, en ook dat de werken meteen werden uitgevoerd.Carl Friedrich Zelter (foto) volgde in 1800 Carl Friedrich Fasch op als dirigent van de Berlijnse Singakademie en richtte in 1809 de Berliner Liedertafel op, hetzelfde jaar waarin hij tot professor aan de academie werd benoemd. Eén van zijn leerlingen was Felix Mendelssohn. Onder leiding van Zelter, had Mendelssohn in de Berlijnse Singakademie, de muziek van Sebastian Bach leren kennen. Dat stimuleerde de jonge componist in de periode 1827-1832, tot het componeren van acht koorcantaten op Duitse hymnen. Mendelssohn componeerde wel meer dan vijftig religieuze werken. Hij werd o.a. sterk geïnspireerd door de Bijbelse psalmen waarvan hij er vijf toonzette met orkest. De toonzetting van Psalm 115, “Non Nobis Domine”, bv., componeerde hij voor sopraan, tenor, bas, koor en orkest. Met Handels “Dixit Dominus” als voorbeeld, begon Mendelssohn eind 1829 aan deze compositie, waarschijnlijk in Engeland, en voltooide ze het volgend jaar in Rome.Mendelssohn beschouwde “Wie der Hirsch schreit”, een cantate-achtige toonzetting van Psalm 42 voor sopraan, koor en orkest, op. 42 (1837-1838), als zijn beste werk binnen het genre. Voor het nieuw kathedraalkoor in Berlijn componeerde hij een toonzetting van Psalm 98 “Singet dem Herren ein neues Lied” voor solisten, koor en orkest, op. 91, en als antwoord op een vraag uit Londen, componeerde hij “Hear my Prayer”, een ‘hymne’ gebaseerd op Psalm 55 voor sopraan, koor en orgel, die hij later orkestreerde. De compositie werd één van zijn beroemdste werken in het Victoriaans Engeland. “Hear my Prayer”, een kort werk gepresenteerd in Londen in 1845, voor sopraan, koor en orkest, was een toonzetting van de Engelse vertaling van William Bartholomew van Psalm 55. Dit anthem met de geliefde solo, was zeer populair in het Victoriaans Engeland. De solo werd en wordt er gezongen door een treble (een sopraan knapenstem).In 1835 was Mendelssohn de eerste muziekdirecteur en Kapellmeister van het Gewandhausorchester in Leipzig geworden. Tot het begin van de jaren ’30, componeerde hij zijn vocale werken voor de Singakademie in Berlijn, een koor van meer dan tweehonderd amateurzangers, dat acht- tot zestienstemmige polyfone werken zong. Mendelssohn werd als Mendelssohn-Bartholdy, Luthers-protestant opgevoed, maar werd door zijn tijdgenoten nooit volledig geaccepteerd als christen. Hij op zijn beurt, verloochende nooit zijn joodse afkomst. Wellicht weerspiegelden zijn drie meesterlijke koorwerken daarom zijn religieuze dualiteit in de intellectuele schemerzone tussen lutheranisme en Joodse haskalah (Hebreeuws voor Verlichting), in de lijn van zijn grootvader, Moses Mendelssohn (1729-1786). Het belangrijkste onderwerp van zijn “Paulus” is een figuur uit het Nieuwe Testament die, hoewel Joods geboren, een vroege leider van het christendom werd, “Die Eerste Walpurgisnacht” beschrijft sympathieke heidense rituelen en stelt christenen in een overtrokken daglicht, en in “Elias” verklankte hij de wijsheid van een oudtestamentische profeet.Vrijwel geen andere componist van zijn tijd was zo diep geworteld in de Duits-Lutherse koortraditie als Felix Mendelssohn Bartholdy, maar over zijn religie heerst weliswaar onduidelijkheid. Hoewel zijn joodse ouders hem protestants lieten dopen, hij werd op 21 maart 1816, door dominee Johann Jakob Stegemann van de Berlijnse gereformeerde Jeruzalemgemeente, in een huisdoop, protestants gedoopt, werd het accent in de tijd van het Nazisme, op zijn joodse identiteit gelegd, met een verbod op het uitvoeren van zijn composities. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de vraag naar een eventueel heimelijk jodendom, actueel. Over het jodendom liet Felix zich zelf nauwelijks uit. Tot zijn eerste werkkring in Düsseldorf behoorde daarenboven ook de verantwoordelijkheid voor muziek in rooms-katholieke kerken. Op 26 mei 1833, had hij de uitvoeringen van het Niederrheinischen Musikfest met zoveel succes gedirigeerd, dat hem meteen de functie van Generalmusikdirektor van de stad Düsseldorf aangeboden werd. De functie hield de muzikale leiding in van zowel de hoofdkerken als van het theater. Deze functies bekleedde hij van 1833 tot 1835. Desondanks voelde hij zich bewust protestant. Daarbij was hij niet de liberale protestant, voor wie verschillen in geloofsbeleving er in het geheel niet toe deden. Integendeel, zijn inspiratiebronnen waren de liederen van Luther en de muziek van de toen nagenoeg vergeten, Johann Sebastian Bach.Voor zijn monumentale Hoogmis of Missa Solemnis, deed Beethoven, samen met de pastoraaltheoloog en bisschop van Regensburg, Johann Michael Sailer (1751-1832), intens onderzoek naar de relatie tussen theologie en liturgie, en bestudeerde hij de geschiedenis van de kerkmuziek, van het gregoriaans tot Palestrina, Bach en Händel. De essentie van de boodschap van Beethovens Missa Solemnis, stak dan ook in de geschriften van Sailer. In de wetenschap wordt veelal een verband gelegd tussen de muziek van Mendelssohn Bartholdy en de theologie van Friedrich Schleiermacher (1768-1834). “Dat verband bestaat echter niet”, stelt van der Veer. “Het was zijn vriend en biechtbader, de gereformeerde theoloog en pedagoog, Friedrich Wilmsen (1770-1831), een schrijver van devotionele literatuur over praktische theologie, die Felix in Berlijn, in het geloof inleidde. Wilmsens invloed werd tot nu toe niet onderkend. Van jongs af ontwikkelde Felix een sterk gevoel voor religiositeit, dat tot uiting kwam in zijn brieven. De almacht van God ervaarde hij in de eerste plaats in de natuur, die hij regelmatig in tekeningen en aquarellen vastlegde.” Mendelssohn was nl. niet alleen componist, maar was ook een begenadigd tekenaar en schilder. Kleurenafbeeldingen van zijn schilderijen zijn trouwens opgenomen in het boek.Mendelssohn wilde terugkeren naar bronnen zoals de Bijbel, de Psalmen, de geloofsliederen van Maarten Luther en de muziek van Johann Sebastian Bach. Daarbij negeerde hij de verhitte discussie over de historiciteit van Bijbelse wonderverhalen. Zijn godsbeeld werd bepaald door de voorzienigheid van God die leven, ziekte en dood van een mens in handen heeft. De God van Mendelssohn was niet alleen een goedgunstige God, maar ook een God die mensen beproeft. Zijn Godsvertrouwen bestond in de eerste plaats uit heel veel dankbaarheid, dankbaar voor zijn gezin, voor zijn mooie vrouw en voor het leven. De betekenis van zijn vrouw Cécile (foto) voor zijn welzijn en werk is trouwens onderschat. Ze kwam uit Frankfurt am Main, waar haar vader predikant van de Franse Hervormde Kerk was geweest, tijdgenoten noemden haar unaniem vroom, en in Leipzig, trad het jong paar toe tot de Reformierte Kirche. Uit onderzoek blijkt trouwens dat Mendelssohn aantoonbaar lid was van deze congregatie. Toen Mendelssohn in Frankfurt, de dirigent van het Cäcilien Chor, Johann Nepomuk Schelble, verving, had hij nl. Cécile Jeanrenaud (1817-1853), de jongste dochter van Auguste Jeanrenaud en Elisabeth Wilhelmine (Lili) Jeanrenaud, (geb. Souchay de la Duboissière), ontmoet, met wie hij op 28 maart 1837 in het huwelijk was getreden. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. De Souchay de la Duboissière was een machtige familie van Hugenoten- afkomst uit de vrije stad Frankfurt, waar sinds 1806, de calvinisten geassimileerd waren met de lutheranen.Het boek bestaat uit een boeiende inleiding, 8 indrukwekkende hoofdstukken, een treffende slotbeschouwing en een appendix. In zijn 8 hoofdstukken, die samen een globaal beeld geven van Mendelsssohns leven, zijn tijd en de religieuze inhoud van zijn tijd in verband met de politieke constellatie van toen, heeft van der Veer het over “Felix en het jodendom”, “Godsdienstige invloeden op de jonge Felix”, “Godsbeeld en Godservaring”, zijn “Geestelijke ontwikkeling” en “de Godsdienstige invloeden tot 1837”, “De Frans-gereformeerde wereld”, “De positiebepaling van Felix in kerk en politiek”, en “Ziekte, sterven en begrafenis”. Fenomenaal! Daarenboven, en dat is eigenlijk de kwintessens van het boek, verzamelde en analyseerde Mar van der Veer, alle naar geloof verwijzende fragmenten in Mendelssohns brieven en bracht de citaten rondom geloof en leven voor het eerst bij elkaar, een combinatie van scherpe observatie en humoristische en ontroerende uitspraken, die een gevoelig tot teder beeld bieden van het diepgaand en oprecht, persoonlijk geloof en het dagelijks leven van de geniale componist. Mar van der Veer volgde daarbij in detail, het wonderkind Felix vanaf zijn kinderjaren, tijdens zijn gelukkig huwelijk en zijn indrukwekkende, muzikale loopbaan, tot en met zijn vroeg overlijden op 38-jarige leeftijd. Als Appendix, het chronologisch overzicht van de citaten uit de brieven, een recensie van een concert in Leipzig in 1846, en het pakkend preekfragment van W. A. Lampadius van zondag 7 november (“Mendelssohns Todtenfeier”), 1847. Dit meer dan uniek naslagwerk bevat een schat aan informatie over de achtergrond van Mendelssohn. Het is een indrukwekkend en verrassend nieuw portret, waardoor Mendelssohns magnifieke muziek, extra inhoud, diepgang, uitstraling, historische situering en betekenis krijgt. Een meesterwerk! Zeker, zeker lezen.De musicus en theoloog, Mar van der Veer (°1951), is als voorganger, cantor en organist, verbonden aan de Protestantse Kerk in Nederland. In december 2020 promoveerde hij aan de Universiteit van Utrecht op zijn onderzoek naar het geloof van Felix Mendelssohn Bartholdy, belicht vanuit zijn brieven.
Mar van der Veer Felix Mendelssohn Bartholdy Zijn geloof belicht vanuit zijn brieven 530 bladz. geïllustreerd Uitg. Skandalon ISBN 978-90-83041-99-5