Joannes Daniel Dulcken (1706-1757) stond als één van de belangrijkste, Vlaamse klavecimbelbouwers van de 18de eeuw, in de traditie van de Ruckers-Couchet-dynastie. Op deze opname verkent Korneel Bernolet, de klank van het magnifieke eenmanualig Dulcken-klavecimbel uit 1747, nu in de collectie van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen in permanente bruikleen in het Museum Vleeshuis.Op zijn nieuwe cd, stelt Korneel Bernolet, een denkbeeldige maar originele Grand Tour van het jaar 1747 voor, met muziek gecomponeerd in of rond het jaar, waarin het instrument werd gebouwd. Hij koos voor werk van Johann Sebastian Bach (1685-1750), Josse Boutmy (1697-1779), George Frideric Handel (1685-1759), Jean Philippe Rameau (1683-1764), Domenico Scarlatti (1685-1757) en Antoine en Jean-Baptiste Forqueray. Onderdeel van zijn Grand Tour, is een bezoek aan de Oostenrijkse Nederlanden van toen.Joannes Daniel Dulcken werd geboren in Wingeshausen in Westfalen. Hij was in 1736 in Maastricht en vertrok vervolgens in 1738, met zijn vrouw Susanna Maria Knopffell en zoons, naar Antwerpen. In 1750 reisde hij naar Engeland om twee van zijn klavecimbels te verkopen. Hij overleed in Antwerpen en liet in zijn testament zijn materiaal voor de instrumentenbouw na aan zijn zoon Joannes. Dulcken maakte klavecimbels met enkele en dubbele manualen die vaak een strekking hadden van vijf octaven en drie registers: twee 8′ en één 4′. Het klankblad decoreerde hij met bloemen en zijn initialen kerfde hij in de roos. Ongeveer tien klavecimbels van zijn hand werden overgeleverd. Johan Lodewijk, de oudste zoon van Joannes Daniel, werd geboren in Maastricht, leerde het vak van zijn vader, en vertrok in 1755 naar Amsterdam. Daar was hij ook orgelbouwer. In 1783 bouwde hij vervolgens piano’s in Parijs, waar hij onder de Franstalige naam Louis Dulcken werkte. Zijn zoon, die eveneens Johan Lodewijk heette, werd Hofklaviermacher’ in München. De zoon van deze Johan Lodewijk, huwde met de Duits-joodse pianiste, Louise David, de zuster van de violist, Ferdinand David, voor wie Mendelssohn in 1844, in Bad Soden, zijn vioolconcerto componeerde. Ferdinand was nl. concertmeester van het Gewandhausorchester in Leipzig. Mendelssohn was er de dirigent van.Josse Boutmy was organist van de Brusselse Sint-Goedelekerk. Daarnaast gaf hij als klavecinist, in het kasteel (foto) van Arenberg in Heverlee (Leuven), o.a. les aan Marie-Françoise Pignatelli, de dochter van de Napolitaanse edelman Nicola Pignatelli, hertog van Bisaccia, en van Maria Clara van Egmont, de dochter van Lodewijk Filips van Egmont, en de echtgenote van hertog Leopold Filips van Arenberg (foto). Leopold Filips was nl. naast militair (veldmaarschalk en opperbevelhebber van de keizerlijke troepen) en administrator, een beschermer van de kunsten en wetenschappen. Hij was bv. bevriend met Voltaire en met de Franse wiskundige, natuurkundige en schrijfster, Émilie du Châtelet (foto). In 1736, trad Boutmy als klavecimbelmeester, in dienst van vorst Anselm Franz von Thurn und Taxis (foto) en zijn echtgenote, Maria Ludovika Anna von Lobkowicz.Zijn eerste composities waren de Petites suites de pièces de clavecin, die omstreeks 1737 verschenen, een synthese van invloeden van François Couperin, Rameau en Händel, vergelijkbaar met deze van zijn Brusselse tijdgenoot, Joseph-Hector Fiocco. In 1738, verscheen in Parijs, zijn Premier livre de pièces de clavecin met suites, ouvertures, menuetten en gigues, in 1742, gevolgd door zijn Second livre de pièces de clavecin met zes suites, opgedragen aan Maria Augusta von Thurn und Taxis (foto), dochter van Anselm Franz en weduwe van hertog Karel Alexander van Württemberg. Boutmy bleef tot in 1744 in dienst van het geslacht Thurn und Taxis.
Daarna trad hij als klavecimbelmeester, in het toenmalig Kasteel van Tervuren (foto), in dienst van de landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden, Karel van Lotharingen (van Lorreinen) (foto), de schoonbroer van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk, en werd eerste organist van de Koninklijke Kapel van het paleis in Brussel. In 1750 verscheen in Brussel zijn Troisième livre de pièces de clavecin, opgedragen aan de landvoogd. In dit boek was de invloed van zowel Domenico Scarlatti als Carl Philipp Emanuel Bach hoorbaar.In 1724 had keizer Karel VI, zijn zuster, Maria Elisabeth, als landvoogdes aangewezen. Tot haar komst nam de graaf van Daun in haar plaats, als luitenant-gouverneur en kapitein-generaal, het bestuur waar. Wirich Philipp Lorenz Graf von und zu Daun, Fürst von Teano (1669-1741), (foto), gehuwd met Maria Barbara Gräfin Herberstein, was afkomstig uit het geslacht dat heerste over het stadje Daun (foto) in de Eifel, een stadje dat in 1643, tot de rijksgravenstand was toegetreden. Zijn paleis in Wenen, het Palais Daun-Kinsky (foto), werd tussen 1713 en 1719, gebouwd door Johann Lucas von Hildebrandt. In Brussel hield Maria Elisabeth een ruime hofhouding en bevorderde zij het cultuur- en muziekleven. De hofkapelmeester Jean-Joseph Fiocco, componeerde voor haar tussen 1726 en 1738, wel 5 oratoria. Deze zijn helaas verloren gegaan. Op het einde van haar leven liet ze door de hofarchitect Johannes Andreas Anneessens, een kasteel bouwen in Mariemont/Morlanwelz, op de plaats van het voormalig koninklijk landgoed en jachtterrein van Maria van Hongarije, in de provincie Henegouwen. Karel werd in 1741, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden als adjunct van aartshertogin Maria Elisabeth van Oostenrijk. Het Paleis (foto) van Karel van Lorreinen in Brussel, werd in 1757 gebouwd op de plaats waar vroeger het paleis van Nassau stond. Ook Jean-Joseph Fiocco en Henri-Jacques de Croes, waren verbonden aan de Brusselse hofkapel. De violist, Henricus-Jacobus (Henri-Jacques) de Croes (foto) trad overigens in 1729, in Frankfurt, in dienst van Thurn en Taxis, en werd later kapelmeester van de kapel van Karel van Lotharingen. Zijn zoon Henri-Joseph de Croes (1758-1842), eveneens een violist, was van 1776 tot 1783, kapelmeester van de Prinsen van Thurn en Taxis in Regensburg.Forqueray was de naam van een Franse familiedynastie van componisten, dansmeesters, gambisten en organisten, die actief was tussen ca. 1650 en 1785. Het bekendste lid van de familie was Antoine (bijgenaamd ‘le père’, 1672-1745) (foto), die ondanks zijn beschamend huwelijksleven, samen met Marin Marais, één van de meest vooraanstaande componisten en spelers van de viola da gamba was. In 1689, op 17-jarige leeftijd, werd Antoine “musicien ordinaire de la Chambre du Roi” en tussen 1710 en 1715, verwierf hij een functie in de Chapelle royale. Antoine Forqueray was ook “ordinaire de la musique” van de hertog van Orléans en was één van de musici aan het hof van de keurvorst van Beieren tijdens zijn ballingschap in Compiègne. Ook de hertog van Bourgondië, de dauphin, de zoon van Lodewijk XIV, was een van zijn leerlingen, evenals prins Karel van Frankrijk. Samen met François Couperin en Jean Buterne, Robert de Visée en Pignon Descoteaux speelde hij aan het hof, maar ook in Saint Maur bij de prins de Condé en in Sceaux bij de hertogin van Maine.In 1742 volgde zijn zoon Jean-Baptiste Antoine (foto), officieel zijn vader op, een functie die hij tot net voor zijn pensioen in 1761 bekleedde. Tot 1776 werkte hij nog voor de Prins de Conti. De Pieces de viole van de zoon vormden het hoogtepunt van de Franse virtuoze gambatraditie. Hij gebruikte vooruitstrevende vingerzettingen, Italiaanse strijktechnieken en versieringen en wel 260 verschillende akkoordpatronen, inclusief 42 verschillende variaties voor verminderde akkoorden. Harmonisch stonden de stukken vol verminderde en overmatige akkoorden, Napolitaanse sextakkoorden, noneakkoorden en akkoordenreeksen. Hij voegde een baslijn toe en voorzag de gambapartij van een vingerzetting. Mogelijks heeft Jean-Baptiste ook de werken van zijn vader in die zin herschreven.Korneel Bernolet studeerde bij Paul Clement, Ewald Demeyere, Gustav Leonhardt en Christophe Rousset. Hij debuteerde op 19-jarige leeftijd als continuospeler bij La Petite Bande van Sigiswald Kuijken, werd in 2014 door de Belgische Muziekpers uitgeroepen tot ‘Jonge Muzikant van het Jaar’ en werd twee jaar later aangesteld als nieuwe hoofdvakdocent klavecimbel aan het Conservatorium van Antwerpen, waar hij lesgeeft op het beroemde Dulcken 1747-klavecimbel in Museum Vleeshuis. Daarnaast doceert en dirigeert hij aan de International Opera Academy Gent en doctoreert hij aan de Universiteit Antwerpen. Hij is wereldwijd actief als recital-solist en ensemblespeler, leidt zijn eigen Apotheosis Orchestra op historische instrumenten in barok tot hoogromantisch repertoire, reist mee als muzikaal assistent met Christophe Rousset en zijn Talens Lyriques en treedt geregeld aan als assistent-dirigent bij Anima Eterna Brugge van Jos van Immerseel. Zijn discografie, met onder meer solowerk van Balbastre, Rameau en Weckbacher, telt inmiddels een 20-talopnamen.Tracklist:
Handel: Concerto in Judas Maccabaeus, HWV 305a / b
- Ouverture
- Allegro
- Andante
- Marche Allegro
Antoine Forqueray/Jean-Baptiste Forqueray: Pièces de viole, mises en pièces de clavecin, première suite
- La Laborde
- La Forqueray
- La Cottin
- La Bellmont
- La Portugaise
- La Couperin
Boutmy: Troisième livre de pièces de clavecin, troisième suite
- Allegro
- Andante
- Legerement
- Gayement
- Tambourins
Bach, J S: Musical Offering, BWV1079: Ricercar a 3
Boutmy: Troisième livre de pièces de clavecin, cinquiéme suite
- Fiérement
- Menuet & Trio
- III. Ceciliana
- Allegro
- Gigue
- Tambourin
Scarlatti, D: Sonata K. 238: Andante
Scarlatti, D: Sonata K. 239: Allegro
Rameau: La DauphinKorneel Bernolet Grand Tour harpsichord Joannes Daniel Dulcken 1747 cd Ramée RAM2009