Voor zijn tweede bloemlezing van 17de-eeuwse, Duitse klavecimbelmuziek, de eerste cd, “Cantilena Anglica Fortunae”, was met werk van Scheidemann en Scheidt, nam Yoann Moulin als uitgangspunt de wedstrijd, die georganiseerd werd tussen Matthias Weckmann, hoforganist in Dresden, en Johann Jacob Froberger, de keizerlijk hoforganist in Wenen, toen beiden elkaar ontmoetten aan het hof in Dresden. Froberger won de wedstrijd en na de wedstrijd werd Weckmann organist in de Jakobkirche in Hamburg, waar hij een instrumentaal ensemble, Collegium Musicum, oprichtte. Op deze cd bespeelt Yoann Moulin net als op zijn eerste cd, een bijzonder klavecimbel van Philippe Hameau, naar Ruckers.Het was in de jaren 1650 dat de invloeden van de Franse stijl werden geënt op modellen uit de Italiaanse muziek. De Italiaanse componisten van de 17de eeuw liepen nl. voorop in een muzikale revolutie, die enkele verrassende analogieën bood met de geboorte van de moderne wetenschappelijke methode. De Italiaanse musici van die tijd streefden ernaar om met hun blaas- en snaarinstrumenten, de diepten van de menselijke ziel te doorgronden. Een muzikale zin correspondeerde volgens de ‘Stil Moderno’, met ‘affetti’ of emoties. Deze stijl was vaak onvoorspelbaar en is nog steeds fascinerend voor de luisteraar van vandaag. Instrumenten wekten net zoveel opwinding en verwondering op als zangers. Dankzij de vaardigheid van virtuoze spelers en muziek die speciaal voor hen werd gecomponeerd, sonates, canzona’s, sinfonia’s, diminuties en balletti, ging de instrumentale muziek de muziekscene domineren. Bovendien was het gebruikelijk dat deze composities dubbele akkoordeffecten of echo gebruikten. Dit alles speelde zich af in de context van de ontdekking van instrumentale expressiviteit en virtuositeit, waarin de instrumentalisten nieuwe, spectaculaire effecten bedachten, zoals het spel met dubbelsnaren. Dit leek op de grillige, extravagante taal, (extremen in dynamiek, snelheid en ambitus of tessituur), van de toccata’s voor klavier, veelal voor orgel gecomponeerd.De composities van deze periode verschijnen hier in hun oneindige verscheidenheid, geïllustreerd door het begrip “stylus luxurians”. Op de cd staan toccata’s en canzona’s van Matthias Weckmann (1616-1674), en werk van Johann Jakob Froberger (1616-1667), Christian Ritter (1645-1727), Heinrich Scheidemann (1595-1663) en Franz Tunder (1614-1667). Tijdens de 17de eeuw, waarin de Lutherse muziektraditie zich verder ontwikkelde, beleefde Duitsland een bijzonder boeiende periode, waardoor de muziekwereld een hoogst originele taal werd, maar ook Italiaanse en Franse modellen assimileerde met talent en verbeeldingskracht. Dit heeft ongetwijfeld de weg bereid die naar Johann Sebastian Bach leidde.De term “stylus luxurians”, een stijl die rijk was aan uitbundige details in tegenstelling tot de vroegere “eenvoudige stijl” (stylus gravis), werd bedacht door Christoph Bernhard (1628-1692), Schütz’ leerling en opvolger als kapelmeester in Dresden, in zijn “Tractatus compositionis augmentatus” (16481649), een beroemde verhandeling over compositiestijlen (“Satzarten”), die in de late 17de eeuw, wijdverbreid in manuscript circuleerde en waarvan algemeen werd aangenomen dat hij Schütz’ leerstellingen overdroeg. Wat vooral in overvloed aanwezig was onder de weelderige stijlfiguren, was dissonantie, concertato, chromatiek (o.a. passus duriusculus of chromatische kwart) en contrapunt met complexe motieven, wat de stylus luxurians het equivalent maakt van wat Monteverdi, de seconda prattica noemde. Bernhard onderscheidde in de dissonante “stylus luxurians”, de “stylus communis” en de “stylus theatralis”.Giovanni Maria Artusi (1540-1613), een kanunnik verbonden aan de Congregazione San Salvatore in Bologna en aanhanger van Giuseppe Zarlino, ging in 1600-1603, als specialist van het gebruik van dissonanten in contrapunt, een discussie aan met Claudio Monteverdi (1567-1643). Monteverdi’s standpunt was de antithese van wat hij de prima en de seconda prattica noemde. Artusi hing de prima prattica aan met heerschappij van de harmonie (bv. Palestrina), terwijl Monteverdi de seconda prattica aanhing, waarin de gevoelens of affecten van de dichterlijke tekst op de muziek primeerden.Vanuit deze overtuiging brak Monteverdi met de oude regels van de polyfonie en had hij meer aandacht voor het recitatief en de basso continuo. De term stile moderno wordt toegeschreven aan Giulio Caccini, die het in zijn werk “Le nuove musiche” uit 1602, voor het eerst gebruikte en toepaste. Dit werk bestond uit verschillende monodieën. Nieuw was dat de begeleiding niet meer puur polyfoon was, maar volkomen ondergeschikt was aan de hoofdstem. Ook nieuw was dat versieringen precies werden voorgeschreven. De stile moderno vormde tevens het startpunt van de basso continuo-praktijk, die in Caccini’s werk voor het eerst opdook.Yoann Moulin begon zijn leertijd in de muziek bij Robert Weddle aan de Maîtrise de Caen. Daar ontdekte hij het klavecimbel dat hij studeerde bij Bibiane Lapointe en Thierry Maeder. Na een periode aan de Villecroze academie bij Ilton Wjuniski, studeerde hij aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse in Parijs bij Olivier Baumont, Kenneth Weiss en Blandine Rannou. Tegelijkertijd ontdekte hij het clavichord dankzij Étienne Baillot, het orgel en de improvisatie bij de organist, Freddy Eichelberger, en kreeg hij les van Pierre Hantaï, Skip Sempé, Blandine Verlet en Élisabeth Joyé. Yoann Moulin richtte trouwens “Une Bande de Clavecins” op met Freddy Eichelberger en Pierre Gallon, een opvallend klavierensemble, dat geschreven en geïmproviseerde renaissancemuziek uitvoert.
Tracklist:
Weckmann:
Toccata in E
Canzona in D
Suite in B
Toccata in D
Canzona in C
Toccata in DTunder: Praeludium in G
Froberger: Ricercare in D
Scheidemann: Benedicam Domino
Ritter:
Suite in C
Sonatina in DStylus Luxurians Yoann Moulin cd Ricercar RIC433