Het Dudok Quartet Amsterdam brengt deze maand een dubbel cd uit met Brahms’ strijkkwartetten op. 51 nrs. 1 en 2, nr. 3 op. 67 én diens strijkkwintet nr. 2 op. 111. Voor de uitvoering van Brahms’ strijkkwartetten en diens strijkkwintet, met medewerking van altvioliste Lilli Maijala, kozen de musici voor de zachte sonoriteit van onomwonden darmsnaren.De strijkkwartetten nr. 1 in do klein en nr. 2 in la klein werden in Tutzing in Beieren, in de zomer van 1873, voltooid en samen die herfst gepubliceerd als op. 51. Ze werden opgedragen aan zijn vriend, de chirurg, Theodor Billroth. De jonge Brahms componeerde moeizaam aan zijn eerste strijkkwartetten. We weten uit een brief van Joseph Joachim dat hij in 1865 reeds aan een kwartet in do klein werkte. Vier jaar voor de publicatie echter, in 1869, weten we zeker dat de twee kwartetten compleet genoeg waren om doorgespeeld te worden, maar de componist bleef ontevreden. Jaren gingen voorbij. Nieuwe repetities vonden plaats in München, waarschijnlijk in juni 1873, en Brahms trok ten zuiden van de stad naar het klein stadje Tutzing voor een kort zomerverblijf. Daar, met de Würmsee (zoals Starnberg toen heette) en de Beierse voor alpen als decor, legde hij uiteindelijk de laatste hand aan de twee kwartetten.Hij was 40 jaar oud op het moment van publicatie. Brahms beschouwde het strijkkwartet als een bijzonder belangrijk genre. Hij vernietigde naar verluidt wel twintig strijkkwartetten voor hij de twee op. 51 kwartetten publiceerde. Ten minste één van de kwartetten (nummer 1 in do klein) was al in 1865 voltooid maar Brahms bleef het bijna een decennium lang herzien. Toen hij in 1869 zijn moeizame werkwijze verklaarde aan een uitgever, schreef Brahms dat, terwijl Mozart ‘destijds bijzonder veel moeite’ had met het componeren van zijn zes ‘mooie’ Haydn-kwartetten, hij van plan was ‘zijn uiterste best te doen om een of twee redelijk fatsoenlijke exemplaren af te leveren. Volgens zijn vriend Max Kalbeck stond Brahms erop eerst een privé uitvoering van de op. 51 kwartetten te horen, voor ze werden gepubliceerd, waarna hij ze aanzienlijk herzag. Tijdens het leven van Brahms was het strijkkwartet, net als de symfonie, een genre dat gedomineerd werd door de composities van Ludwig van Beethoven. Bij het kiezen van de toonaard van do klein voor de eerste van zijn kwartetten, heeft Brahms mogelijks geprobeerd zowel de erkenning als de bevrijding van Beethovens verlammende invloed te erkennen, omdat Beethoven enkele van zijn grootste en meest karakteristieke werken in die toonaard componeerde. Brahms koos trouwens ook de toonaard van do klein voor zijn Eerste symfonie.
Het strijkkwartet nr. 1 in do klein is opmerkelijk vanwege zijn organische eenheid en harmonisch verfijnde, “orkestraal geneigde” buitenste bewegingen die de meer intieme innerlijke bewegingen ondersteunen. Structureel en thematisch toont het eerste deel de invloed van Schuberts Quartettsatz, D. 703, overigens ook in do klein. Het strijkkwartet nr. 2 in la klein, eveneens met thematische verwantschap tussen de verschillende bewegingen, alle in dezelfde hoofdtoonaard, is relatief lyrisch, hoewel het culmineert in een dramatische en voortstuwende finale waarvan de spanning voortvloeit uit een metrisch conflict tussen thema en begeleiding. De laatste beweging werd geïnspireerd door de Hongaarse volksdans, de czárdás.De op. 51 strijkkwartetten werden respectvol maar zonder veel enthousiasme ontvangen op hun respectievelijke premières in oktober en december 1873. Hoewel de kwartetten minder populair waren dan sommige andere kamermuziek van Brahms, hielpen ze de grote maar stervende traditie van het genre, nieuw leven in te blazen. Het kwartet was als genre na Beethoven en Schubert, gestagneerd. In zijn essay “Brahms the Progressive”, prees Schönberg de kwartetten van Brahms voor hun geavanceerde harmonie en voor de ongekende volledigheid waarmee hij elke beweging vanuit een klein motief afleidde.Het strijkkwartet nr. 3 op. 67, werd gecomponeerd in de zomer van 1875. Het werd in première gespeeld op 30 oktober 1876 in Berlijn. Brahms componeerde het werk in Ziegelhausen, in de buurt van Heidelberg, en droeg het op aan professor Theodor Wilhelm Engelmann (foto), een amateur-cellist die Brahms had ontvangen tijdens zijn bezoek aan Utrecht. Brahms was destijds de artistiek directeur van de “Wiener Gesellschaft der Musikfreunde”. Het werk is luchthartig en opgewekt, “een nutteloos kleinigheidje”, zoals hij het zelf uitdrukte, “om het ernstig aanzien van een symfonie te vermijden”, verwijzend naar het werk aan zijn monumentale symfonie nr. 1 waaraan hij een week later zou beginnen.De ironie van dit kwartet is dat, hoewel het kwartet is opgedragen aan Engelmann, die een cellist was, gedurende het hele kwartet, er geen melodie of thema door de cello wordt gespeeld. De violen spelen de thema’s en in het derde deel, het Agitato, wordt de melodie voornamelijk gespeeld door een altviool in plaats van door de cello. In een brief aan Engelmann, schreef Brahms, “Dit kwartet lijkt veel op je vrouw, erg sierlijk, maar briljant! Er zit geen cello solo in, maar een danige tedere solo voor altviool, dat je misschien van instrument wil veranderen”. Omdat Brahms de voorkeur gaf aan middenstem instrumenten zoals de hoorn, altviool en de klarinet, en hij zich bewust was van de impopulariteit van de altviool, samen met zijn eigenaardig gevoel voor humor, hoopte hij dat Engelmann van cello naar altviool zou overschakelen om meer aandacht te vragen voor de altviool.Brahms componeerde zijn beide strijkkwintetten voor de bezetting van een strijkkwartet met toevoeging van een tweede altviool. Het Strijkkwintet nr. 2 in G, op. 111, werd gepubliceerd in 1890. Het staat bekend als het “Prater-kwintet”. De openingsbeweging wordt gedomineerd door een cellosolo waarna de altviool solo vergezeld wordt van cello-pizzicato. Vervolgens wordt een spookachtig motief gepresenteerd door de altviool. Er is een stormachtig middenstuk dat doet denken aan het cellokwintet van Schubert, er is een menuet met trio, en een finale die invloeden toont van Hongaarse muziek.Over het gebruik van de darmsnaren in hun uitvoering van Brahms’ kamermuziek zeggen Judith van Driel en David Faber in het bijbehorend boekje, “Niet alleen omdat dit de snaren waren die Brahms ook tot zijn beschikking had, maar vooral vanwege de enorme klankrijkdom en de retorische mogelijkheden die deze snaren ons bieden.” Ook hebben de musici zich verdiept in de uitvoeringspraktijk uit de 19e eeuw. Ze experimenteerden met flexibele tempi en met het gebruik van portamenti en non-vibrato als expressiemiddelen. De Dudoks benaderden Brahms’ muziek als ‘spel’. Door de stukken maandenlang steeds opnieuw te spelen en te onderzoeken, ontdekten ze steeds meer hun eigen stem in Brahms’ muziek. Dit proces leidde tot een nieuwe hoogstpersoonlijke interpretatie waarvan deze cd het resultaat is.De leden van het Dudok Quartet Amsterdam, Judith van Driel en Marleen Wester, viool, Marie-Louise de Jong, altviool en David Faber, cello, leerden elkaar kennen in het Ricciotti Ensemble en studeerden bij de leden van het Alban Berg Quartett aan de Hochschule für Musik in Keulen en vervolgens aan de Nederlandse Strijkkwartet Academie bij Marc Danel. Andere belangrijke docenten waren Eberhard Feltz, Peter Cropper (Lindsay Quartet), Luc-Marie Aguera (Quatuor Ysaÿe), Stefan Metz en Reinbert de Leeuw. Naast de Borletti-Buitoni Trust Award 2018 won het kwartet prijzen op het Internationaal Strijkkwartetconcours in Bordeaux en op het Joseph Joachim Internationaal kamermuziekconcours in Weimar. In 2014 ontving het kwartet de prestigieuze Kersjesprijs. Het kwartet speelt op instrumenten die ze in bruikleen hebben van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds (NMF), violen van Francesco Goffriller en Vincenzo Panormo, een altviool van Jean-Baptiste Lefèbre en een cello van Jean-Baptiste Vuillaume. Willem Marinus Dudok (1884–1974), naamgever van het kwartet, was een bekende Nederlandse architect. Ook was hij een groot muziekliefhebber, hij kwam uit een muzikale familie en componeerde in zijn vrije tijd.
Brahms The String Quartets String Quintet No. 2 Dudok Quartet Amsterdam Lilli Maijala viola 2 cd Rubicon RCD1077