Aan het eind van de 18de eeuw bouwde de wiskundige en amateurastronoom, Eise Eisinga (1744-1828), inwoner van de kleine universiteitsstad Franeker in Friesland, een schitterend model van het zonnestelsel. Als het af was, verspreidde het nieuws van dit Planetarium zich razendsnel over de wereld. In zijn boek vertelt Arjen Dijkstra het nieuw verhaal over het leven van Eisinga en het ontstaan van het Franeker Planetarium.
In 1774 ontstond er maatschappelijke onrust onder de Friese bevolking. De wereld zou vergaan. Er was toen nl. een conjunctie (samenstand) van de planeten Jupiter, Mars, Mercurius en de maan. De angst was dat die hemellichamen op elkaar zouden botsen. Eise Eisinga (foto) wilde bewijzen dat dit niet klopte en bouwde daarom zijn Planetarium. Zijn vader vervaardigde de houten schijven en tandwielen en zijn broer schilderde het planetenstelsel op het plafond in de woonkamer. Het tussen 1774 en 1781 door Eisinga nagebouwd sterrenstelsel met de actuele stand van de planeten, aangeduid door een plafondwijzerplaat, aangedreven door een slingeruurwerk, zons- en maansverduisteringen, is het oudste nog werkend planetarium ter wereld.
Via tientallen, voorheen onbekende, bronnen weet Dijkstra een verrassend beeld te reconstrueren van de Hemelbouwer. Dijkstra plaatst Eisinga nl. in de context van de economische, politieke en vooral, wetenschappelijke veranderingen. Bij het bestuderen van die bronnen over het leven van Eisinga kwam een ander beeld naar voren dan zoals hij voorgesteld wordt in artikelen en boeken. In plaats van een eenvoudig man en tegelijk een zonderling genie, kwam er een beeld tevoorschijn van een geleerde burger die tussen verschillende werelden leefde. Eisinga was welvarend, barstte ontegenzeggelijk van het talent en zijn omstandigheden boden hem kansen die anderen niet hadden. Hij had een goedlopend bedrijf, bezittingen en een familie die hem door dik en dun steunde. En als het zo uitkwam wist hij de situatie naar zijn hand te zetten.Drie van de meest hardnekkige mythes over Eisinga gaan over zijn opleiding, de reden waarom en de manier waarop hij het Planetarium heeft gebouwd en zijn positie in de samenleving. De eerste mythe is dat Eisinga amper onderwijs genoten heeft – omdat het niet mocht – maar dat hij desondanks zelf wel een aantal wiskundeboeken schreef. Hij wordt wel een autodidact genoemd. De tweede mythe betreft de manier waarop Eisinga het Planetarium gebouwd zou hebben. Zowel bij verhalen over de aanleiding, als over de bouw zelf zijn vraagtekens te plaatsen. Een derde mythe is dat Eisinga een eenvoudige ambachtsman zou zijn geweest. Dat is geen eerlijke inschatting van de aard van zijn onderneming, een wolkammerij. De economische en sociale situatie van Eisinga was voor een groot deel van zijn leven heel goed. Hij was een vooraanstaand burger, met een goed inkomen en hij voorzag een grote groep mensen van werk. Als wolkammer hield hij een mooi bedrijf in een bloeiende bedrijfstak draaiende. Daarvoor reisde Eisinga door de Republiek, en had hij contact met welgestelde boeren, kooplieden en andere burgers. Hij behoorde tot de opkomende bourgeoisie van Franeker, tot een stand waartoe ook belangrijke winkeliers, grote boeren en kleine industriëlen behoorden.Dit bijzonder boek stelt op meer punten het geromantiseerd beeld van Eisinga bij. Daarenboven verneemt u alles over zijn beschermheer, de Nederlandse wis- en natuurkundige, Jean Henri van Swinden (1746-1823) (foto), specialist van aardmagnetisme en de relatie tussen magnetisme en elektriciteit. Vanuit de brieven uit o.a. de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam en de Universiteit van Yale, kon de auteur het leven van Eise Eisinga, zijn opleiding, zijn financiële positie, zijn bedrijf en zijn politieke activiteiten, tegenover de religieus-filosofische achtergrond van zijn tijd, reconstrueren. Dit gaf verrassende nieuwe inzichten. Warm aanbevolen.Arjen Dijkstra (°1979) is als directeur van het Universiteitsmuseum in Groningen, gespecialiseerd in de geschiedenis van de wetenschap.Arjen Dijkstra De Hemelbouwer, Een biografie van Eise Eisinga 198 bladz. geïllustreerd uitg. Noordboek ISBN 9789056157890