Béla Bartóks vormingsjaren als componist in Boedapest werden gestimuleerd door modieuze muzieksalons die werden georganiseerd door de rijke bankiersvrouw, Emma Gruber, die later de vrouw werd van Zoltán Kodály. Zijn Rapsodie, op. 1 werd trouwens opgedragen aan Gruber, terwijl zijn Variaties, een romantisch eerbetoon waren aan zijn getalenteerde collega, Felicie Fábián, de componiste van het thema. De virtuoze Études richtten zich op handflexibiliteit voor pianisten terwijl de stukken “For Children”, gebaseerd waren op Hongaarse en Slowaakse boerenliederen, deels verzameld door Bartók zelf. Deze onthullende liederen zorgden ervoor dat Bartóks manier van componeren veranderde.Bartók maakte als student aan de Koninklijke Nationale Hongaarse Muziekacademie, kennis met Emma Gruber (foto) via zijn pianoleraar, István Thomán, die zijn twee meest veelbelovende studenten graag wilde promoten. De andere was Felicie Fábián, met wie Bartók een romantische relatie had. Ook zij was een veelbelovende jonge componiste. Bartók componeerde de Variaties in 1900-1901, waarvan een groot deel in het Alpenresort Merano, waar hij naartoe was gestuurd om te herstellen van een ernstige infectie van de borst. Hij reisde daarheen met zijn moeder, die er zelfs in slaagde een piano te huren voor Béla om te gebruiken tijdens zijn herstel. Binnen een paar jaar had Fábián Boedapest verlaten om in Wenen te studeren bij Liszts leerling, Emil von Sauer, en al snel ging Bartóks romantische aandacht naar de violiste Stefi Geyer.Voltooid in Pozsony (nu Bratislava) tegen het einde van 1904, is de originele versie voor piano solo ouder dan de versie voor piano en orkest, die in 1905 in Parijs in première ging met Bartók zelf als solist. Het jaar daarop gaf hij ook de late eerste uitvoering van de versie met alleen piano in Pozsony. Het was rond deze tijd dat Bartók voor het eerst kennismaakte met de echte boerenmuziek van Hongarije terwijl hij met zijn vriend Kodály door de bergen van Transsylvanië trok. De authentieke muziek die ze in deze geïsoleerde wijk hoorden, was voor beiden een openbaring en ze namen veel ervan op, op was cilinders.Bartók vergeleek het arrangeren van een boerenmelodie met ‘het monteren van een juweel’. Hij componeerde zo doende, uiterst effectieve miniatuurmeesterwerken met sierlijke perfectie. Bij het transcriberen van de liedjes die hij had verzameld, was zijn doel altijd om de resultaten eenvoudig te houden. Tussen 1908 en 1910 wierpen zijn inspanningen vruchten af in 85 kleine stukjes gebaseerd op Hongaarse en Slowaakse volksliederen, die verschenen onder de titel “Gyermekeknek” (‘Voor kinderen’). Een herziene versie verscheen veel later, in het laatste jaar van Bartóks leven, maar het zijn de originele versies die hier worden gepresenteerd. Bartók vatte ze op als een middel om de behendigheid aan te scherpen van jonge vingers en het aanmoedigen van een nogal verhevener artistiek onderscheidingsvermogen dan dat men aantreft in de meeste leerstukken. De selectie werken uit de Hongaarse set dragen elk een titel die een aanwijzing geeft over hun muzikaal karakter. Ze weerspiegelen het eenvoudig bestaan van het boerenleven en hebben de neiging zich te concentreren op alledaagse genoegens als liefde. Veel van de liederen werden verzameld in het gebied rond de huidige Hongaars-Slowaakse grens, en Bartók maakt gebruik van ritmische elementen uit beide culturen. Net als bij de Hongaarse, is de liefde naast kinderlijke opgewektheid in de Slowaakse liedjes goed vertegenwoordigd.Na zijn eerste periode, doordrongen van volksmuziek, bestudeerde Bartók in de jaren ’20, eerder de compositietechnieken van de Duitse, Franse en Italiaanse meesters van de barok. De twee volumes met arrangementen voor piano, gedrukt in 1921 en 1924 door de Rozsnyai-uitgeverij in Boedapest, getuigden daarvan. Bovendien waren de sonates van Domenico Scarlatti tussen 1911 en 1931, bijzonder gewaardeerde onderdelen van zijn concertprogramma’s. Bepaalde composities uit de zes boeken “Mikrokosmos” (1926-1939), de Bourrée en de hulde (Hommage) aan J.S.B, verwezen er naar, en de chromatische Inventie uit boek 5 en de hulde aan Bach uit boek 3, verwezen zelfs rechtstreeks naar Bachs gelijkaardige prelude in c (BWV 847). De formeel compacte miniaturen van Bartóks “Mikrokosmos”, weerspiegelden weliswaar nog meer invloeden. Sterker nog, de traditionele Hongaarse muziek, Bulgaarse ritmes (cfr. de 3 “Dansen in Bulgaarse ritmen” uit Boek 6), polyfonie en humoristische gegevens (bvb. “Hanswurst” uit Boek 5), vormden uiteindelijk een synthese.De jonge, Hongaarse pianist, Fülöp Ránki, werd in 1995 geboren in Boedapest. Op achtjarige leeftijd werd hij toegelaten tot de Pál Járdányi Music School, waar hij bij Erika Becht studeerde. Later kreeg hij les van Edit Hambalkó, voor hij naar de Franz Liszt Muziekacademie ging, waar zijn leraren Jenő Jandó, István Lantos en Rita Wagner waren. Sinds 2007 heeft Ránki werken voor drie piano’s uitgevoerd met zijn moeder, Edit Klukon, en zijn vader, Dezső Ránki, waaronder concerti van Bach en Mozart en werken van de Hongaarse componist, Barnabás Dukay (°1950). Hij was solist bij vooraanstaande Hongaarse orkesten, waaronder het Hongaars Nationaal Filharmonisch Orkest, Concerto Budapest en het Győr Philharmonic Orchestra, en speelde o.l.v. dirigenten als Heinz Holliger, András Keller, Zoltán Kocsis en Gilbert Varga. Hij trad ook internationaal op in Europa en in Azië, op festivals als La Folle Journée in Nantes, in Tokyo, en op het Festival de La Roque-d’Anthéron in Frankrijk. Opmerkelijke uitvoeringen waren onder meer de Hongaarse première van Messiaens “Des Canyons aux étoiles”. In 2016 ontving Fülöp Ránki een Junior Prima Award.
Béla Bartók Piano Music Vol. 8 – Rhapsody Variations For Children, Études Fülöp Ránki cd Naxos 8574340