In zijn Parijse huiskamer vertelt muziekcriticus André Tubeuf (1930-2021) in zeven afleveringen, het verhaal van het Duits Lied. Van Mozart en Beethoven tot Mahler en Strauss, via Schubert, Schumann, Brahms en Wolf, realiseerde Martin Mirabel 7 afleveringen op 2 dvd’s. Magnifiek!
Tijdens de Verlichting vonden componisten voor het eerst hun eigen zangscholen. In Berlijn, dat werd beschouwd als het centrum van de Verlichting , schreef Christian Gottfried Krause (foto), advocaat bij het Hof van Beroep, in 1753, “Von der musikalischen Poesie”, een esthetisch-muziek-theoretische tekst, die hij liet volgen door 2 delen, “Oden und Melodien”. Op basis daarvan, creëerden de componisten aan het hof van Friedrich II, Johann Joachim Quantz, Christoph Schaffrath, Franz Benda, Carl Heinrich, Johann Gottlieb Graun en Carl Philipp Emanuel Bach, de eerste Berlijnse Liedschool, het toonbeeld van de Berliner Klassik. Volgens Krause’s principes moesten liederen eenvoudig en populair zijn en zich meer concentreren op de melodie dan op de klavierpartij. Deze, zo vond hij, werd best pas geschreven nadat eerst de melodie was gecreëerd.Johann Abraham Peter Schulz (1747-1800) breidde dit model uit door te stellen dat er een goed poëtisch model nodig was om de nodige creativiteit op te wekken. Zijn Lieder en Gesänge im Volkston uit 1782-1790, wezen duidelijk op een esthetiek van eenvoud en natuurlijkheid die verondersteld werd, het vertrouwde te doen ontwaken. Zijn toonzettingen van Matthias Claudius’ Abendlied, “Der Mond ist aufgegangen” en het kerstlied, “Ihr Kinderlein, kommet”, zijn tot op de dag van vandaag nog steeds bekend.C.P. E. Bach componeerde opmerkelijke liederen en odes die veel verder gingen dan het programma van de Berliner Liederschule, omdat hij voor het eerst op zoek ging naar een innerlijke, persoonlijke en emotionele expressie in muziek. Toch waren de teksten nog veelal religieus van aard. De spirituele odes en liederen op teksten van Christian Fürchtegott Gellert (foto), en de op muziek gezette psalmen, werden in huiselijke kring gebruikt voor religieuze contemplatie en voor introspectie. Ze verspreidden zich snel in Duitsland en droegen zo in belangrijke mate bij tot de popularisering van het lied als genre. De liederen van C. P. E. Bach worden tegenwoordig nog maar zelden gezongen, maar ze gaven een passende interpretatie van de door Gellert voorgeschreven woorden, die streefde naar een balans tussen muziek en poëzie, tussen “Musik und Lyrik”.Johann Adam Hiller (foto), die als Thomaskantor net zo vertrouwd was met religieuze muziek als met het Duits Singspiel, schreef zijn liederen vooral voor kinderen. In zijn liederen waren de invloeden te horen van het operalied dat boeren, natuurkinderen en boobies in zijn Singspiele zongen. Adellijke mensen uitten zich daarentegen in aria’s met een Italiaans karakter. Christian Gottlob Neefe componeerde in 1776, Klopstocks Oden mit Melodien”, gevolgd door “Serenaten beim Klavier zu singen”, en “Bilder und Träume”, op gedichten van Johann Gottfried Herder.In de liederen van de Weense klassiek merkte je ook steeds meer de invloed van de opera, die geleidelijk hielp om het genre uit te breiden. Christoph Rheineck, Johann Rudolph Zumsteeg en Johann Friedrich Reichardt, die meer dan 1500 Gesänge componeerde, en uitgebreid de balans tussen muziek en woord behandelde, en Carl Friedrich Zelter, behoorden tot dit tijdperk, en creëerden het type van het Weens pianolied (Klavierlied), dat Haydn en Mozart later overnamen. Haydn zette 50 sologezangen op muziek, die aanvankelijk werden gecomponeerd in 1781 en 1783 en als “Liederen voor de piano” werden uitgegeven. In deze liederen breidde hij de rol van de piano uit, van een noodzakelijk begeleidend instrument tot een instrument dat de innerlijke vorm van het lied uitdrukte. Mozart componeerde aangaande het liedgenre, slechts dertig kleine gelegenheidscomposities. Slechts zeven werden tijdens zijn leven gepubliceerd. Als eclecticus van verschillende stijlen en vormen volgde hij geen vast esthetisch programma. Hij begon met kleine strofische liederen (“Daphne, deine Rosenwangen” KV 52, en “An die Freude” KV 53, “Geheime Liebe” KV 150) en componeerde later Ariettes, die als het ware miniatuur operascènes waren, bv. “Ridente la calma” KV 152, “Oiseaux, si tous les ans” KV 307, “Dans un bois solitaire” KV 308, “Das Veilchen” KV 476, “Als Luise die Briefe ihres ungetreuen Liebhabers verbrannte” KV 520), en “Die Abendempfindung an Laura” KV 523.Ludwig van Beethoven (foto) richtte zich in eerste instantie tot de tweede Berlijnse Liedschool, opgericht door Johann Abraham Peter Schulz, Johann Friedrich Reichardt en Carl Friedrich Zelter, en componeerde eerst strofische liederen voor hij met “Adelaide”, in 1795-1796, op zoek ging naar nieuwe uitingsvormen. Naast “Elegie auf den Tod eines Pudels”, “Zärtliche” Liebe en “Mephistos Flohlied uit Goethe’s Faust”, betekende “An die ferne Geliebte”, duidelijk een impuls naar de liedcyclus, waarin de afzonderlijke liederen, een samenhangend geheel vormden. Zangstem en begeleiding waren gelijkwaardig, motieven van pianospel veranderen in de zangpartij en omgekeerd.
Aflevering 1: Mozart & Beethoven – L’Aurore du Lied
André Tubeuf vertelt de essentie van het Duits Lied en bespreekt de omstandigheden die hem ertoe brachten het in 1950, op twintigjarige leeftijd, te ontdekken. Vervolgens benadert hij het begin van de geschiedenis van het Lied met achtereenvolgens voorbeelden van Mozart en Ludwig van Beethoven te bestuderen.
Aflevering 2: Schubert – L’Eau de l’âme
André Tubeuf roept de figuur van Franz Schubert op, van zijn jeugd als koorknaap in de kathedraal van Wenen tot de verklanking van eenzaamheid en liefde voor de natuur in “Die schöne Müllerin”.
Aflevering 3: Schubert – Le Voyage d’hiver
Van de preambule “Gute Nacht” tot het einde “Der Spielmann”, stelt André Tubeuf elk van de 24 liederen van Winterreise voor, een uniek werk in de geschiedenis van de muziek in het algemeen en van het lied in het bijzonder.
Aflevering 4: Schumann – Les Fleurs endeuillées
André Tubeuf onthult Robert Schumann, zijn grillig karakter en zijn artistieke eigenaardigheden, zijn min of meer vergiftigde gehechtheid aan de Rijn en aan bloemen, evenals het wonderbaarlijk jaar 1840, hét jaar van zijn vele “Lieder”.
Aflevering 5: Brahms – Une Immense Bonté
André Tubeuf vertelt over Johannes Brahms, van zijn jeugd in Hamburg tot aan zijn dood na zijn “Vier ernste Gesänge”. We ontmoeten een broederlijke en zachtaardige Brahms, een stevige wandelaar en een groot componist.
Aflevering 6: Wolf – Les Poètes sur-mesure
André Tubeuf roept de komeet op die Hugo Wolf was. Van zijn Oostenrijkse jeugd tot zijn Weense waanzin, onthult André Tubeuf een componist, die zowel grillig als verwrongen was, zowel briljant als ondoordringbaar, oogverblindend en uniek.
Aflevering 7: Mahler & Strauss – Le Crépuscule du Lied
Tot slot bespreekt André Tubeuf Gustav Mahlers relatie met het Lied tot de uitwerking van het hybride meesterwerk Das Lied von der Erde. Dan komen Richard Strauss en in het bijzonder zijn Vier letzte Lieder an bod om deze schitterende geschiedenis van het Lied af te sluiten.
De in Turkije geboren Franse schrijver, filosoof en muziekcriticus, André Tubeuf (1930-2021), kwam na de oorlog naar Parijs, waar hij bevriend raakte met Dominique Fernandez, Michel Deguy, Jacques Derrida en zijn neef Pierre-Jean Remy. In 1950, ontdekte hij aan de École Normale Supérieure, de leer van Michel Alexandre, zelf een leerling van Alain, daarna die van Louis Althusser en Maurice Merleau-Ponty. In 1951 vertaalde hij samen met Maurice Clavel Elektra van Sofocles voor de actrice, Silvia Monfort. Van 1957 tot 1992, doceerde hij filosofie aan de Fustel-de-Coulanges middelbare school in Straatsburg en trad ondertussen in 1972, toe tot het Ministerie van Cultuur in het kabinet Jacques Duhamel, in 1975, gevolgd door het kabinet van Michel Guy.
Vanaf 1976 werkte hij voornamelijk samen met het tijdschrift Le Point, maar ook met Avant Scène Opéra, Harmonie et Lyrica, daarna Diapason en tenslotte Classica. Daaraan gaf hij talloze conferenties, waaronder zeven in Salzburg als onderdeel van de Festspiele en evenzoveel radio-uitzendingen. Na Romain Rolland, André Suarès en Vladimir Jankélévitch, van wie hij een leerling was, vernieuwde hij het genre van de muziekliteratuur in Frankrijk, zonder echter in de musicologie te vervallen. Naast zijn essays over Mozart, Ludwig van Beethoven, Richard Wagner, Giuseppe Verdi, Richard Strauss en het lied, schreef hij portretten van Elisabeth Schwarzkopf, Dietrich Fischer-Dieskau, Claudio Arrau, Hans Hotter, Rudolf Serkin, Arthur Rubinstein, Regine Crespin, Daniel Barenboim, Dinu Lippati en Cecilia Bartoli. Hij schreef een “Dictionnaire amoureux de la musique”, uitgegeven door Plon (2012) en een paar maanden na zijn overlijden, publiceerde Actes Sud “Schubert. L’ami Franz”, zijn laatste essay over een componist, en “Avoir vingt ans, et commencer”, zijn laatste autobiografische geschriften.
Martin Mirabel is schrijver, documentairemaker en cameraman. Hij schreef het boek “Domenico Scarlatti” (Actes Sud, 2019) (foto), uitgegeven met een voorwoord van André Tubeuf, en werd als regisseur bekend met “Concert Privé chez Daniel Barenboim” (2020), “Concert Privé chez Martha Argerich” (2021), en met een documentaire over de jonge, Franse pianist “Lucas Debargue – tout à la musique” (2018). Recent schreef hij “Germain Nouveau Un coeur illuminé” (uitg. Michel de Maule – 2021) en regisseerde hij “L’Archet des Lumières” (BelAir) over de Chevalier de Saint-George..
Le Lied Histoire d’un voyage Une épopée musicale et poétique à travers l’histoire du Lied allemand racontée par Andre Tubeuf Une série en sept épisodes rélisée par Martin Mirabel 2 dvd Bel Air Classiques BAC187