Deze 4 cd box brengt de cyclus van Brahms’ symfonieën samen, die eerder uitgebracht werden op vier afzonderlijke cd’s. Elke symfonie is gekoppeld aan zorgvuldig geselecteerde werken om een goed afgerond beeld te krijgen van het orkestraal oeuvre van de componist, incluis de twee concertouvertures, de lachende en de wenende, om Brahms zelf te parafraseren, evenals de geliefde Haydn-variaties.Een andere favoriet is de Altrapsodie op. 53, met de Zweedse alt, Anna Larsson (°1966) (foto), die de solopartij zingt, maar er zijn ook minder bekende en minder uitgevoerde werken, zoals Brahms’ orkestratie van zijn eigen Liebeslieder-Walzer en van zes liederen van Schubert. Doorheen de box, lopen zijn Hongaarse dansen als een rode draad. Brahms eigen orkestraties van de nrs. 1, 3 en 10, kregen een prominente plaats, terwijl de overige 18, in de veelgeprezen orkestversies van Thomas Dausgaard, verspreid werden over de drie andere cd’s. En dit alles met een mooie, warme klank, fris en transparant.Het duurde wel 15 jaar, vooraleer de 43-jarige Johannes Brahms, zijn Eerste symfonie in 1876 voltooide. Al in 1854 probeerde de toen 21-jarige Brahms nl. een pianosonate voor vier handig klavier, tot een symfonie te bewerken. Ook het openingsdeel van het Pianoconcerto nr. 1, op 15, was oorspronkelijk als een symfonische beweging opgezet (1856). Pas vanaf 1862 was er sprake van een eerste opzet van ten minste de eerste beweging van een “echte” symfonie. Op dat moment ontbrak nog het un poco sostenuto. In de zomer van 1876, tijdens een vakantie op het eiland, Rügen, kwam de doorbraak. De hoekdelen (kennelijk het eerst klaar) werden nl. eind september al aan Clara Schumann voorgespeeld op de piano, en op 10 oktober was de hele symfonie af. Dat betekent dat Brahms vanaf de zomer, ononderbroken aan de symfonie gewerkt heeft. In een maand tijd werden daarna de verschillende, afzonderlijke partijen gemaakt.Felix Otto Dessoff (1836-1892) dirigeerde de symfonie met de Badische Staatskapelle in Karlsruhe in première, en Brahms zelf was 3 dagen later de dirigent in Mannheim. Wenen volgde enkele weken later. Johannes Brahms componeerde zijn Tweede Symfonie op. 73, in de zomer van 1877. Het werk kreeg als bijnaam de “Pastorale”. Hij was eigenlijk nog bezig met het piano-uittreksel van zijn 1ste symfonie, toen hij in het paradijselijk Pörtschach am Wörthersee (foto) in Karinthië, aan de 2de symfonie begon. Deze symfonie in D had een volledig ander karakter. Ze klonk vriendelijk, zelfs vrolijk. Het werk aan de symfonie vorderde snel. Voor de première had Brahms eerst aan Berlijn gedacht maar het werd dan toch de Wiener Philharmoniker o.l.v. Hans Richter. Het werk had veel succes, maar het succes in januari 1878, o.l.v. Brahms in Leipzig, was daarentegen maar matig. Brahms componeerde zijn Derde Symfonie op. 90 in de zomer van 1883, ongeveer zes jaar na zijn tweede symfonie, in Wiesbaden. In de tussentijd componeerde hij wel enkele andere meesterwerken, zoals het Vioolconcerto en het tweede Pianoconcerto. De eerste uitvoering van de 3de symfonie vond plaats in december 1883, door de Wiener Philharmoniker, opnieuw o.l.v. Hans Richter. Brahms begon omzeggens meteen met het componeren van zijn Vierde Symfonie op. 98 in 1884, een jaar nadat hij zijn derde symfonie had voltooid. Dit romantisch en lyrisch werk, voltooid in 1885, wordt samen met Ein deutsches Requiem, terecht beschouwd als zijn magnum opus. Brahms dirigeerde zelf de première in Meiningen in oktober 1885. Eerder had hij de nieuwe symfonie voor een klein publiek gespeeld in een versie voor twee piano’s.Van de 21 Hongaarse dansen WoO 1 voor vierhandig piano, zijn alleen de nummers 11, 14 en 16, originele composities van Brahms. De melodieën van de andere dansen zijn bewerkingen van bestaande melodieën, geen volksliederen van zigeuners zoals vaak wordt aangenomen, maar thema’s van componisten zoals Windt (Emma csárdás), Rizner (Tolnai Lakadalmas), Béla Kéler (Souvenir de Bártfai), Merty (Souvenir de Kalocsay), Frank Szabady (Louisa csárdás, naar Donizetti) of Travnik, die Brahms kende via de violist Eduard Reményi. Nummer 15 was daarenboven gebaseerd op de twaalfde rapsodie van Liszt, naar het allegretto giocoso uit de aria, “Tu che a Dio spiegasti l’ali” van Edgardo, uit de 3de akte van “Lucia di Lammermoor“ van Gaetano Donizetti. Brahms componeerde de Hongaarse dansen in de jaren 1858-1869 in de oorspronkelijke versie voor vierhandig piano. Later maakte hij van de eerste 10 dansen een transcriptie voor piano solo en in 1874, een transcriptie voor orkest van de dansen nrs. 1, 3 en 10, Deze werden in februari 1874 onder zijn leiding in Leipzig in première gespeeld. De andere dansen werden georkestreerd door Albert Parlow, Robert Schollum, Martin Schmeling, Johan Andreas Hallén, Paul Juon en Antonín Dvořák. Van de eerste tien dansen maakte Joseph Joachim overigens in 1871 een versie voor viool en piano, in 1880 gevolgd door de overige elf.Johannes Brahms was, nog voor hij in Wenen aankwam, een bewonderaar van de walsen en ländler van Schubert. Even enthousiast was hij over de walsen van zijn vriend, Johann Strauss II. Het is duidelijk dat Brahms, net als Schubert en Chopin, lichtere genres zoals de wals, zeer ernstig nam. Dit is te horen in de rijkdom aan melodie, de variatie in ritme en de weelderige harmonieën van de Walsen op.39. Van zijn “Liebeslieder-Walzer” op.52 (1869) en op.65 (“Neue Liebeslieder”) (1869-1874) naar Georg Friedrich Daumers “Polydora”, niet te verwarren met Brahms’ 16 walsen voor piano solo op.39 uit 1865, maakte Brahms een versie voor vierhandig klavier zonder zang.
Georg Friedrich Daumer (1800-1875) (foto) was een dichter en filosoof uit Neurenberg. Brahms verhief in zijn Liebesliederwalzer op.52, het folkloristisch karakter van Daumers gedichten tot een ultieme verfijning. Het werk was aanvankelijk bedoeld voor vocaal kwartet (de zangpartijen zijn in de oorspronkelijke uitgave ad libitum gemarkeerd) en piano vierhandig. De markering ad libitum, was toepasselijk, aangezien het werk net zo effectief is zonder de zangpartijen.Het loont de moeite om de gedichten van Daumer te lezen, om te zien en te horen, hoe vindingrijk Brahms ermee omging. Hij voltooide de 16 walsen tijdens een verblijf in Wenen in 1865, hoewel hun oorsprong waarschijnlijk terugging tot zijn tijd in Detmold, aan het einde van de jaren 1850. Ze zijn opgedragen aan de muziekcriticus Eduard Hanslick, met wie Brahms bevriend was, en ze werden in 1867, uitgegeven. Vanwege zijn populariteit schreef Brahms zowel een gemakkelijke als een moeilijke bewerking van dit werk voor piano vierhandig. Hij maakte ook een versie voor twee piano’s van de walsen 1, 2, 11, 14 en 15, maar deze verscheen pas na Brahms’ overlijden. De dirigent Ernst Rudorff (1840-1916), overtuigde Brahms om een arrangement van de walsen voor stem en klein orkest te maken voor een uitvoering in 1870, hoewel deze versie pas in 1938 werd gepubliceerd. Deze orkestversie bevat niet de complete 18 walsen, maar enkel de nummers 1, 2, 4, 6, 5, 8, 11 uit op. 52, en de wals nr. 9 uit zijn 15 (Neue) Liebeslieder Waltzer op. 65.De “Variationen über ein Thema von Jos. Haydn”, gecomponeerd om ze te kunnen spelen met Clara (foto), behoren tot de allermooiste en belangrijkste, romantische werken voor twee piano’s, en laten zien dat Brahms dit type van bezetting zeer waardeerde en vooral heel erg beheerste. Brahms componeerde de 8 lyrische en ritmische karaktervariaties en een grandioze Finale in de vorm van een passacaglia, met het citaat uit de tweede beweging van Haydns Londense Symfonie nr. 101, “The Clock”, in de zomer van 1873 in Tutzing (foto) aan de Würmsee (nu Starnberger See) in Beieren.
Het thema, bekend als het “St. Antonius koraal”, komt uit de 2de beweging van Haydns Divertimento voor blazers in Bes Hob. II:46, maar was, zoals bij Haydn wel vaker het geval was, geen origineel thema van hem. Het thema was nl. een oud pelgrim- of bedevaartlied (“Wallfahrerlied”) gericht tot Antonius van Padua, door dorpelingen uit West-Hongarije, vandaag Burgenland. Het was Anton Carl Ferdinand Pohl, die een biografie schreef over Haydn, (3 volumes, Leipzig 1878–1882), die Brahms attent maakte op het thema, en hem voorstelde om er variaties op te componeren.
De Deense dirigent, Thomas Dausgaard (° 1963), geboren in Kopenhagen, studeerde orkestdirectie aan de Royal Academy of Music in Kopenhagen en bij Norman Del Mar aan het Royal College of Music in Londen, en volgde masterclasses bij Franco Ferrara, Leonard Bernstein en Hiroyuki Iwaki. In 1991 won hij een beurs voor het Los Angeles Philharmonic Institute. In Scandinavië is Dausgaard sinds 1997 chef-dirigent van het Swedish Chamber Orchestra. Van 2001 tot 2004 was hij vaste gastdirigent van het Danish National Symphony Orchestra (DNSO), en in 2004 werd hij daar als eerste Deen, chef-dirigent. Aan het einde van het seizoen 2010–2011 rondde hij zijn chef-dirigentschap van de DNSO af en werd vervolgens æresdirigent (eredirigent). In mei 2017 maakte het Zweeds kamerorkest bekend dat Dausgaard zijn ambtstermijn als chef-dirigent na het seizoen 2018–2019 zou afronden en vervolgens de titel van dirigentlaureaat zou overnemen.
Tot de historische voorlopers van het Zweeds Kamerorkest (Svenska kammarorkestern) behoorden de Harmonic Society (Harmoniska sällskapet), die actief was van 1831 tot 1837. In 1859 werd de Philharmoniska sällskapet (Philharmonic Society) opgericht onder leiding van Karl Johan Lewerth. Een concurrerende organisatie, de Örebro musikförening Philomele (Örebro Muziekvereniging Philomele), werd opgericht in 1868 en zette haar activiteiten voort tot 1916. In 1909, had de Örebro orkesterförening (Örebro Orkestvereniging), een eigen amateurorkest en het ensemble kreeg in 1912 steun van de gemeente Örebro. De componist Ingvar Lidholm bekleedde een leidinggevende functie bij het ensemble in 1947. In 1950 voegden vier fulltime bandmuzikanten zich bij het orkest. Vijf jaar later werd de organisatie omgevormd tot Örebro orkesterstiftelse (Örebro Orkeststichting). Extra musici, zowel professionals als militaire musici, werden daarvoor gerekruteerd. In 1962 werd het Örebro kammarorkester (Örebro Kamerorkest) formeel opgericht. In 1977 vond een nieuwe reorganisatie plaats om het Örebro symfoniorkester (Örebro Symfonie Orkest) als professioneel ensemble te vormen. Tegelijkertijd hervatte de Örebro orkesterförening zijn activiteiten als amateurorkest.In mei 1995 volgde opnieuw een reorganisatie en werden het Örebro Symphony Orchestra en het Örebro Chamber Orchestra samengevoegd tot één ensemble, het Swedish Chamber Orchestra. Thomas Dausgaard werd in 1997 de eerste chef-dirigent van dit nieuw ensemble en van 2009 tot 2012, was Nikolaj Znaider drie jaar vaste gastdirigent. In mei 2017 kondigde het orkest de benoeming aan van Martin Fröst als de volgende chef-dirigent, met ingang van het seizoen 2019-2020, met een initieel contract van 3 seizoenen. Karin Rehnqvist was van 2000 tot 2004, composer-in-residence en het orkest maakte opnamen voor labels als BIS Records, Simax, Naxos Records en Hyperion Records. Hun belangrijkste concertlocatie is de concertzaal, (ontworpen door Georg Arn (1886-1954), gebouwd tussen 1930 en 1932), van Örebro (foto), de geboorteplaats van Olof Daniel Westling Bernadotte (Daniel van Zweden) (°1973), de echtgenoot van kroonprinses Victoria van Zweden, en van Ola Brunkert (1946-2008), de drummer van…ABBA!
Inhoud:
CD 1
Symphony No.1 in C minor, Op.68 (1876)
Liebeslieder-Walzer from Op.52 & Op.65 (1869-1870)
Hungarian Dances from WoO 1 (1869, orch. 1873)
No.1. Allegro molto
No.3. Allegretto
No.10. Presto
CD 2
Symphony No.2 in D major, Op.73 (1877)
Variations on a Theme by Joseph Haydn, Op. 56a (1873)
Hungarian Dances from WoO 1 (1869)
No.6 in D flat major. Vivace – Molto sostenuto
No.7 in A major. Allegretto
No.5 in F sharp minor. Allegro – Vivace
Academic Festival Overture, Op. 80 (1880)
CD 3
Symphony No.3 in F major, Op.90 (1883)
Six Songs (arrangements of songs by Franz Schubert)
An Schwager Kronos, D369
Memnon, D541
Geheimes, D719
Greisengesang, D778
Ellens Zweiter Gesang, D838 (first version)
Gruppe aus dem Tartarus, D583
Hungarian Dances from WoO 1 (1880)
No. 11 in D minor. Poco andante
No. 12 in D minor. Presto
No. 13 in D major. Andantino grazioso – Vivace
No. 14 in D minor. Un poco andante
No. 15 in B flat major. Allegretto grazioso
No. 16 in F minor. Con moto – F major. Presto
Rhapsody for Contralto, Male Chorus and Orchestra, Op. 53
CD 4
Symphony No.4 in E minor, Op. 98 (1884-1885)
Hungarian Dances from WoO 1
No. 2 in D minor. Allegro non assai
No. 4 in F minor. Poco sostenuto
No. 8 in A minor. Presto
No. 9 in E minor. Allegro non troppo
No. 17 in F sharp minor. Andantino
No. 18 in D major. Molto vivace
No. 19 in B minor. Allegretto
No. 20 in E minor. Poco allegretto
No. 21 in E minor. Vivace
Tragic Overture, Op. 81 (1880)
Brahms Symphonies Overtures Haydn Variations Hungarian Dances Swedish Chamber Orchestra Thomas Dausgaard 4 cd BIS2556