In de reeks “Great Violinists” van Naxos historical, verscheen het 11de en laatste volume met opnames van de legendarische in Oostenrijk geboren, Amerikaanse violist en componist, Fritz Kreisler (1875-1962), de violist met de zoete toon en de expressieve frasering.Fritz, eigenl. Friedrich, Kreisler, geboren in Wenen, studeerde tussen 1882 en 1885, aan het conservatorium van Wenen bij Anton Bruckner, de violist, Jakob Dont en Joseph Hellmesberger Jr., en tussen 1885 en1887, aan het conservatorium van Parijs, bij Léo Delibes, de legendarische, Belgische violist, Lambert Massart (tevens de leraar van o.a. Eugène Ysaÿe en Henryk Wieniawski), en Jules Massenet. Hij studeerde er op 12-jarige! leeftijd af met een “Premier Prix” en de gouden medaille. In november 1888, maakte de 13-jarige Kreisler zijn debuut in de Verenigde Staten in de Steinway Hall in New York, meteen gevolgd door zijn eerste tournee door de Verenigde Staten met de Pools-Joodse pianist, Moriz Rosenthal, een gewezen leerling van Liszt. Daarna keerde hij terug naar Oostenrijk en solliciteerde naar een functie bij de Wiener Philharmoniker. Daar werd hij echter door de concertmeester Arnold Rosé afgewezen. Als gevolg daarvan verliet Kreisler de muziek om geneeskunde te studeren. Zijn vader was immers arts. Hij bracht een korte tijd door in het leger, voor hij in 1899, terugkeerde naar de viool, en hij een concert speelde met de Berliner Philharmoniker o.l.v. Arthur Nikisch. Het was dit concert en een reeks Amerikaanse tournees van 1901 tot 1903, die hem immens veel bijval bezorgden. Kreisler was daarenboven ook een uitstekende pianist, wiens pianospel bewaard is gebleven op Ampico-reproducerende pianorollen.In 1910 gaf Kreisler de première van Elgars Vioolconcerto, een werk, dat in opdracht van hem was gecomponeerd en aan hem was opgedragen. Hij diende tijdens de Eerste Wereldoorlog korte tijd in het Oostenrijks leger, voor hij werd ontslagen nadat hij gewond was geraakt. Hij arriveerde in november 1914 in New York en bracht de rest van de oorlog in Amerika door. In die periode huwde hij met Harriet Lies. Hij had haar nl. tijdens de overvaart aan boord van de Fürst Bismarck, leren kennen. In 1924, keerde hij terug naar Europa, woonde eerst in Berlijn en verhuisde vervolgens in 1938, naar Frankrijk. Kort daarna, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, vestigde hij zich opnieuw in de Verenigde Staten, werd er in 1943, genaturaliseerd staatsburger, en speelde er zijn laatste openbaar concert in 1947. Kreisler overleed in 1962 in New York en werd er begraven in een indrukwekkend privé-mausoleum (foto) op Woodlawn Cemetery in de Bronx.
Kreisler bezat een groot aantal verschillende violen, gebouwd door Antonio Stradivarius, Pietro en Giuseppe Guarneri en Carlo Bergonzi. Hij bezat ook een Jean-Baptiste Vuillaume-viool uit 1860, die hij vaak uitleende aan het Pools-Joods wonderkind, Josef Hassid (foto), dat vanaf zijn 18de ernstig geestelijk ziek werd en kort voor zijn 27ste verjaardag, overleed. In 1952 schonk Kreisler zijn Giuseppe Guarneri aan de Library of Congress in Washington, DC en zijn “Carlo Bergonzi“ ging naar Itzhak Perlman.De periode van deze opnames was een gedenkwaardige periode voor Fritz Kreisler, aangezien de opkomst van de nazi’s betekende dat hij uit het Duits muziekleven werd verjaagd. In 1930 was hij erin geslaagd om nog een lange reeks werken op te nemen in de studio’s van HMV in Berlijn, die tevergeefs waren geprobeerd in New York. Hier zijn drie proefpersingen opgenomen, niet gepubliceerd op schellak. Tot circa 1962, werden nl. de erg breekbare 78 toeren-grammofoonplaten, geperst met schellak. In Londen nam Kreisler in 1935 samen met speciaal geselecteerde collega’s zijn Strijkkwartet in a klein op, een werk dat hem na aan het hart lag. Daarnaast verschijnt er voor het eerst een akoestische opname (Victor Talking Machine), uit 1924, als bonustrack op cd. Het bijbehorend boekje bevat een indrukwekkende tekst van de Britse muziekcriticus, Tully Potter (°1942), bekend van de magazines, “The Strad” en “Classic Record Collector”, en de auteur van o.a. de monografie in 2 volumes over de violist, Adolf Busch (foto).
Tracklist:
Gluck:Orphée et Eurydice, Act II: Dance of the Blessed Spirits, “Mélodie” (arr. F. Kreisler for violin and piano)
Ravel: Pièce en forme de habanera
Brandl: Der liebe Augustin: Du alter Stefansturm (The Old Refrain) (arr. F. Kreisler for violin and piano)
Glazunov: 2 Morceaux, Op. 20: No. 2. Sérénade espagnole (arr. F. Kreisler for violin and piano)
Traditional Londonderry Air (arr. F. Kreisler for violin and piano) (Take 1) – Londonderry Air (arr. F. Kreisler for violin and piano) (Take 3)
Kreisler: Polichinelle
Falla: (arr. Kochanski), 7 Canciones populares españolas: No. 4. Jota
Heuberger: Der Opernball (The Opera Ball), Op. 40, Act II: Geh’n wir ins Chambre séparée, “Midnight Bells” (arr. F. Kreisler for violin and piano)
Schubert: Rosamunde, D. 797: Ballet No. 2 in G Major (arr. F. Kreisler for violin and piano)
Kreisler: La Précieuse in the Style of Couperin
Chanson Louis XIII et Pavane in the Style of Couperin (version for violin and piano)
Weber: Sonata No. 1 in F Major, Op. 10, J. 99: II. Romanze: Larghetto (arr. F. Kreisler for violin and piano)
Kreisler: Schön Rosmarin
String Quartet in A Minor
Scherzo in the Style of Dittersdorf (version for string quartet)
Bizet: L’Arlésienne Suite No. 1: III. Adagietto (arr. F. Kreisler for string quartet)
Fritz Kreisler The Complete Recordings. 11 Bizet Brandl Falla Glazunov Gluck Heuberger Kreisler Ravel Schubert Weber Recorded 1930-35 cd Naxos 8.111412
https://www.naxos.com/feature/Kreisler-Complete-Recordings.asp