Met deze opname kan u ten volle genieten van de unieke klank van de natuurhoorn en van twee historische piano’s, in vier emblematische werken, de Hoornsonate in F, op. 17 van Ludwig van Beethoven, de Hoornsonate in Es, op. 28 van Franz Danzi, het Hoornconcerto No. 1 in E (arr. Melnikov) van Giovanni Punto, en de Hoornsonate in F, op. 34, van Ferdinand Ries.
De hoorn is sinds zijn eerste gebruik eeuwen geleden, toen de mens als signaal of als ritueel, op dierenhoorns blies, aanzienlijk ontwikkeld. De vele technische verbeteringen hebben in de barok tot het gebruik van de hoorn geleid als een veelzijdig solo instrument met een feestelijk en jubelend karakter en een typisch, fluwelen, zachte klank. De hoorns van vandaag lijken nog weinig op de hoorns uit het verleden. Zelfs voor ze voor het eerst in de klassieke of kunstmuziek werd gebruikt, trof men de hoorn vaak aan bij religieuze ceremonies als een efficiënte manier om mensen tot gebed te roepen. De hoorn speelde daarnaast natuurlijk, letterlijk en figuurlijk, een vitale rol tijdens de jacht. Sindsdien heeft het instrument enorme transformaties ondergaan. Het belangrijkste was de toevoeging van kleppen, waardoor spelers toegang kregen tot alle tonen in plaats van alleen maar tot de natuurtonen. Het eerste gebruik van de hoorn in de kunstmuziek was zo rond het eind van de 16de eeuw, wanneer Cavalli in zijn opera “Le Nozze di Teti e di Peleo”, een “chiamata alla caccia” (“oproep tot de jacht”) voorschreef. De hoorn verscheen weliswaar pas jaren later als een solo concerto instrument. Eén van de eerste voorbeelden was een anonieme “Sonata da caccia”, voor een hoorn die jachtachtige motieven speelt in een concertante relatie tot de strijkers en de continuo.Teunis van der Zwart en Alexander Melnikov hebben ervoor gekozen om hulde te brengen aan de hoornist, Jan Václav Stich, bekend als Giovanni Punto (foto), de hoornist die de cor basse of natuurhoorn, en de hand-stoptechniek bekend heeft gemaakt door er niet minder dan 16 concerti voor te componeren. Hij was het die met zijn zilver-heldere en charmante cantabile toon, Beethoven inspireerde, maar ook de stukken van Danzi en Ries, droegen duidelijk de invloed van zijn sonoriteit.In zijn eerste periode in Wenen, componeerde Beethoven nogal wat muziek voor blaasinstrumenten, arrangementen en dansen. Het bekendste voorbeeld was zijn Kwintet in Es, op. 16, dat hij tegelijkertijd voor pianokwartet arrangeerde. Hij componeerde zijn Hoornsonate in F, op. 17 in 1800, voor de virtuoze hoornist Giovanni Punto. De vader van Stich/Punto was een lijfeigene op het landgoed van graaf Joseph Johann von Thun. Stich leerde zang en viool, waarna de graaf hem verder hoorn liet studeren bij Joseph Matiegka in Praag, Jan Schindelarz in München en bij A.J. Hampel in Dresden. Hampel leerde Stich de hand-stoptechniek die hij later tijdens zijn Europese carrière, verbeterde en uitbreidde. Het werk werd in april 1800, in première gespeeld door Punto als solist, begeleid op de piano door Beethoven zelf. Beethoven was toen echter nog niet bekend buiten Wenen. Na een uitvoering van het werk in Pest, gespeeld door Punto en Beethoven, schreef een Hongaarse criticus, “Wie is deze Beethover (sic) ? Zijn naam is bij ons niet bekend. De naam Punto, wel.”
Om de potentiële markt voor het werk te verbreden, werd, zoals met veel werken uit deze periode, een bewerking van de Sonate voor cello gemaakt, waarschijnlijk door Beethoven, voor publicatie. Het werd toen gepubliceerd als “Sonate pour le Forte-Piano avec un Cor ou Violoncelle”. Er werd ook een versie voor viool en fluit gemaakt, en in 1817, maakte de hoboïst Carl Khym, nog een versie voor de uitgeverij Simrock. De hier opgenomen Sonate van Danzi (foto) werd trouwens in 1804, ook uitgegeven als “Sonate pour le Piano-Forte avec accompagnement d’un Cor ou Violoncelle”, en ook de Sonate uit 1811, van Ferdinand Ries (foto), opgedragen aan “Madame Serina Embden née Dellevie”, werd door Simrock gedrukt als “Grande sonate pour le piano-forte, cor ou violoncelle”.
De Nederlands hoornist, Teunis van der Zwart (°1964) is bekend voor zijn meesterlijk spel op de natuurhoorn. Hij is als solo-hoornist verbonden aan het Freiburger Barockorchester en het Orkest van de 18de Eeuw. Cd’s met solowerken verschenen bij Harmonia Mundi en Libera Classica. Als docent is hij verbonden aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en aan het Conservatorium van Amsterdam.Alexander Melnikov (°1973) studeerde af aan het conservatorium van Moskou bij Lev Naumov. Zijn meest vormende muzikale momenten in Moskou zijn zijn vroege ontmoeting met Sviatoslav Richter, die hem daarna regelmatig uitnodigde voor festivals in Rusland en Frankrijk. Hij ontving prijzen op wedstrijden als de Robert Schumann International Competition for Pianists and Singers in Zwickau (1989) en de Koningin Elisabethwedstrijd (5e in 1991). Bekend om zijn vaak ongebruikelijke muzikale en programmatische beslissingen, ontdekte Melnikov al op jonge leeftijd een lange carrière in historische uitvoeringspraktijken. Zijn belangrijkste invloeden op dit gebied zijn klavecinisten Andreas Staier en Alexei Lubimov, met wie hij samenwerkte aan tal van projecten. Melnikov treedt regelmatig op met historische ensembles als Concerto Köln en de Akademie für Alte Musik Berlin. Samen met Staier ontwikkelde Melnikov een programma dat fragmenten uit Bachs Das Wohltemperierte Clavier contrasteert met Shostakovich’s 24 preludes en fuga’s. In de kamermuziek werkte hij samen met cellisten Alexander Rudin en Jean-Guihen Queyras, en bariton Georg Nigl. Melnikovs associatie met het label Harmonia Mundi ontstond door zijn vaste recitalpartner, violiste Isabelle Faust, en in 2010 won hun volledige opname van de Beethoven-sonates voor viool en piano zowel een Gramophone Award als de Duitse ECHO Klassik Prijs. In 2014 bracht hij samen met Jean-Guihen Queyras een album uit van het complete werk van Beethoven voor cello en piano op het harmonia mundi-label.
Horn & Piano A Cor Basse Recital Beethoven Ries Punto Danzi Teunis van der Zwart Alexander Melnikov Harmonia Mundi HMM905351