“Le Testament de la Tante Caroline” is nog steeds een van de minst bekende werken van Albert Roussel (1869-1937). Nochtans is het een energieke en fantasierijke operette, die perfect past in de lijn van de Franse muzikale komedie, met een plot die betrekking heeft op de voorwaarden die verbonden zijn aan het testament van een ondeugende tante. De tekst is onnavolgbaar Parijs en Roussel componeerde sierlijke en elegante muziek. De operette is op deze World Premiere Recording (Live), opgenomen in L’Athénée Théatre Louis Jouvet in Parijs, te ontdekken in de door Blanche (Preisach), Roussels weduwe, gevraagde, herziene versie.
De man achter de door Albert Roussel (foto) op muziek gezette komedie was Nino alias Michel Verber (1896-1965), die al succesvolle samenwerkingen had gehad met Manuel Rosenthal, (“Rayon des soieries” (1926), “Chansons du Monsieur Bleu” (1932) en “La Poule noire” (1933)), en Jacques Ibert (“Angélique” (1926) en “Persée et Andromède ou “Le Plus heureux de trois” (1921), naar de “Moralités Légendaires” van Jules Laforgue). Net als zijn broer Pierre en zijn neef Serge, beiden schrijvers van revues en populaire operette libretti, was Nino een zeer inventief schrijver. Die vindingrijkheid putte hij uit allerlei wilde ideeën, had soms een vleugje schooljongenshumor en flirtte met het gewaagde, maar was altijd geestig en onnavolgbaar Parijs. De tekst die hij in 1932 aan Roussel gaf, was dan ook een groteske farce. De componist was net klaar met zijn enige strijkkwartet toen hij aan de operette begon. Hij voltooide de partituur in oktober 1933.
Helaas waren er geen directe afnemers voor de partituur en het duurde tot 1936, voor het werk in het Tsjechisch, als “Testament Tetý Karoliny”, (tekst vertaald door Julie Reisserová (1888-1938), een leerlinge van Roussel) (foto), o.l.v. Adolf Heller, in première ging in de Tsjechische stad Olomouc. Een jaar later werd het werk ook in Praag opgevoerd. Het werd echter niet bijzonder warm ontvangen. Het publiek wist niet wat het ervan moest denken, de critici waren van mening dat Roussel moeite had om zich aan te passen aan het soort muzikale eenvoud dat vereist is voor het lichtere genre, en het o zo Parijse onderwerp, werd als onfatsoenlijk beschouwd. De plot, nochtans verre van nieuw, was vooral geïnspireerd door Guy de Maupassants kortverhaal “L’Héritage”, uit 1884, een herschrijving van het verhaal “Un Million”, gepubliceerd in een tijdschrift in 1882. Net als Nino’s Caroline, laat Charlotte van Maupassant, haar fortuin na aan de nog ongeboren kinderen van een nichtje Coralie, dat uiteindelijk tot dubieuze middelen wordt gedreven om de voorwaarden van het testament van haar tante te vervullen.
In 1936 fuseerden de Parijse Opéra en Opéra-Comique tot één bedrijf, de Réunion des Théâtres Lyriques Nationaux (RTLN). Het was deze gebeurtenis die leidde tot de première van “Le Testament” in Parijs in de originele versie. Jacques Rouché (1862-1957) (foto), directeur van de Opéra, had nu de algehele leiding over beide theaters. Als bewonderaar van Roussels werk had hij diens succesvolste werk, zijn ballet “Le Festin de l’araignée”, besteld voor zijn Théâtre des Arts (1913), en hij koos nu “Le Testament” uit als de eerste nieuwe productie die in de gefuseerde Opéra werd opgevoerd.
Georges Pitoëff (1884-1939) (foto), die destijds het Théâtre des Mathurins leidde, werd, in overleg tussen Rouché en de auteurs van het werk, aangesteld als regisseur. De zorgvuldig geselecteerde cast bestond uit enkele van de beste artiesten van toen, Madeleine Sibille, de jonge ster Fanély Révoil, de elegante tenor, Paul Derenne, de al even stijlvolle, René Hérent, en de flamboyante, Suzanne Dehelly, ster van het boulevard theater. Aan het roer van het Opéra-Comique orkest stond de veelbelovende dirigent, Roger Désormière (1898-1963) (foto), als componist, lid van de “École d’Arcueil”. Hoewel de cast algemene goedkeuring kreeg, was er enige verbazing over de nogal intellectuele enscenering van Pitoëff.
De openingsavond vond plaats op 11 maart 1937, en de volgende dag las men gemengde recensies. Nino’s libretto werd alom bekritiseerd, waarbij de aanhangers van een bepaalde ‘Opéra-Comique’-traditie, gewend aan een bepaald niveau van burgerlijke goede smaak, zich niet konden vinden in de onconventionele, spottende toon van het soort humor. Aan de andere kant wekte het werk woede op bij operetteliefhebbers omdat het ontbrak aan een deuntje dat op straat kon worden gefloten. “Le Testament” bleef bijgevolg niet in het Opéra-Comique-repertoire. Op verzoek van de weduwe van Roussel, herwerkte Nino in 1960, het libretto, en bracht het terug van drie bedrijven naar één. De Roemeens-Franse componist, Marcel Mihalovici (1898-1985) (foto) paste de partituur dienovereenkomstig aan, en het is deze versie die bewaard is gebleven.
In het verhaal is Tante Caroline net overleden. Nadat ze een fortuin had vergaard door haar lichaam te verkopen, heeft ze een erfenis nagelaten van 40 miljoen, evenals land en juwelen. Haar drie nichtjes, die haar tijdens haar leven vermeden vanwege haar schandalig beroep, zijn niettemin in de veronderstelling dat ze haar enige erfgenamen zijn. Caroline’s meid Lucine verwelkomt Noémie, Christine en Béatrice. Noémie en Christine zijn allebei getrouwd, terwijl Béatrice een oude vrijster is. Ze doorzoeken het huis van Caroline op zoek naar haar kluis en haar testament, dat vervolgens wordt afgeleverd door een advocaat maar een onaangename verrassing blijkt te bevatten. Hun ondeugende tante heeft nl. een strikte voorwaarde gesteld aan de erfenis. Haar testament bepaalt dat haar fortuin gaat naar het eerste kind dat wordt geboren uit een van de drie nichtjes, waarbij ze een jaar vanaf de datum van haar overlijden krijgen, om een erfgenaam te verwekken. Na deze deadline gaat het naar het Leger des Heils. Christine en Noémie zijn kinderloos… zo ook Béatrice.
Twaalf maanden gaan voorbij en de erfenis staat op het punt door de handen van de drie vrouwen te glippen. De echtgenoten van Noémie en Christine hebben tevergeefs geprobeerd hun respectieve verbintenissen door de hemel te laten zegenen. Beatrice is niet beter af dan haar zussen. Onafhankelijk van elkaar veinzen Christine en Noémie allebei een zwangerschap en krijgen ze met de hulp van een verpleegster, kinderen uit een kraamkliniek. Helaas voor hen wordt hun list ontdekt en moeten ze afstand doen van hun aanspraken op het geld. In een plotselinge dramatische wending blijkt echter tante Caroline’s chauffeur Noël, het onwettig kind te zijn van Béatrice, die hem afstond voor adoptie en lid werd van een religieuze orde om boete te doen voor haar zonde. Dolblij met de hereniging met haar zoon, heeft Béatrice daarenboven het extra genoegen om hem de enige erfgenaam van haar tante te zien.
Het guitig “Orchestre des Frivolités Parisiennes” werd geboren uit de passie van twee jonge professionele musici, Benjamin El Arbi en Mathieu Franot, voor het Frans romantisch, lyrisch repertoire. Na meer dan tien jaar collega’s te zijn als orkestmusici, elk aan de oorsprong van vele muzikale projecten, besloten ze in 2012 de “Frivolités Parisiennes” op te richten. Eén van de leidende ideeën was om het orkest van de opéra-comique te reconstrueren waarvoor de interesse verdwenen was tijdens de dwingelandij van de avant-garde in de jaren ‘60. Door dit nieuw leven in te blazen, biedt de Frivolités aan de betrokken en gepassioneerde musici, een instrumentale opleiding aan, gespecialiseerd in dit repertoire.
Rolverdeling:
Béatrice, mezzosopraan: Marie Lenormand
Christine, sopraan: Marion Gomar
Noémie, mezzosopraan: Lucile Komitès
Jobard, bariton: Aurélien Gasse
Ferdinand, tenor: Charles Mesrine
Lucine, sopraan: Marie Perbost
Noël, tenor: Fabien Hyon
Maître Corbeau, bas-bariton: Till Fechner
Patogène, bariton: Romain Dayez
Roussel Le Testament de la Tante Caroline Lenormand, Gomar, Komitès, Gasse, Mesrine Perbost Hyon Fechner Dayez Orchestre des Frivolités Parisiennes Dylan Corlay cd Naxos 8.660479