Karel (Karla) Čapek (1890-1938) was één van de belangrijkste Tsjechische schrijvers van de 20ste eeuw. Wereldbibliotheek gaf reeds 5 enthousiast ontvangen titels van hem uit in hooggeprezen vertalingen van Irma Pieper, waaronder “Een doodgewoon leven”, “Hordubal” en “Meteoor”. Nu is er “Leven en werk van de componist Foltyn”, zijn grandioze, onvoltooide, laatste roman, die postuum verscheen in 1939. De schrijfster en actrice, Olga Scheinpflugová (1902-1968), Čapeks vrouw/weduwe, schreef toen bij wijze van voltooiing, een nawoord.
Karel Čapek schreef talloze krantenartikelen, toneelstukken o.a. “Věc Makropulos” (“De zaak Makropoulos”, 1922, de basis van de opera van Leoš Janáček), kinderboeken (sprookjes), detectives, reisverslagen en zelfs een boek over tuinieren, “Zahradníkův rok” (“Het jaar van den tuinman”). Zijn bekendste werken, o.a. “Oorlog met de salamanders”, kunnen als sciencefiction geclassificeerd worden. Zijn broer, de schrijver en schilder Josef (samen op de foto), bedacht het woord, “robot”, dat Karel in 1920, in zijn toneelstuk, “R.U.R.” (“Rossumovi Univerzální Roboti”), aan de wereld introduceerde.
In de biografie van de fictieve componist, Bedrich Foltýn, wordt vanuit verschillende gezichtspunten, een beeld geschetst van zijn leven en werk. Bedrich beschouwt zichzelf als een genie, maar wegens zijn gebrek aan talent, lukt het hem niet om de opera over de Bijbelse figuur Judith te voltooien, waarna hij overgaat tot het plagiëren en plunderen van het werk van getalenteerde jonge muziekstudenten en arme dichters. Zijn onbeschaamd jatwerk blijft echter niet onbestraft…
“Het leven en werk van de componist Foltýn” werd geïnspireerd op een passage uit de memoires van de Tsjechische schrijver, dichter, filosoof, librettist (o.a. voor Smetana),, journalist en politicus, Karel Sabina (1813-1877), waarin een vergelijkbare, maar echte componist, voorkomt. De roman van Karel Čapek is daarentegen een fictieve biografie van Bedřich Foltýn (pseudoniem Beda Folten), een componist dilettant, die is geobsedeerd door het idee om een geweldig werk te maken, zelfs als heeft hij daarvoor niet de vereiste capaciteiten.
De roman, die veel reflecties over de betekenis van kunst bevat, is opmerkelijk vanwege zijn structuur, waarin de auteur verschillende kennissen van Foltýn (klasgenoten, echtgenote, mensen die hij voor zijn werk gebruikte), zijn persoonlijkheid laat herinneren en evalueren. De roman bestaat nl. uit 9 van hun getuigenissen, waaruit een bijna geloofwaardig beeld oprijst van een gemiddeld man met bovengemiddelde ambities.
De eerste getuige is Foltýns jeugdvriend, rechter Šimek, die zich herinnert hoe Foltýn, die destijds hartstochtelijk piano speelde en zich voordeed als een groot bohémien en kunstenaar, zijn mislukkingen op school beschreef. De tweede getuige is Foltýn’s eerste liefde, Jitka. De auteur van het derde getuigenis is verborgen achter de initialen VB, hij is de kamergenoot van Foltýn uit de tijd van zijn universitaire studies. Als vierde wordt het getuigenis verteld door de vrouw van Bedřich Foltýn, de dochter van een rijke huiseigenaar. Het vijfde, kortste getuigenis, is van professor Strauss, een expert op het gebied van de middeleeuwen, met wie Folten overlegt over de historische details van zijn opera over Abélard en Héloise. Het zesde getuigenis wordt in de mond gelegd van de literatuurwetenschapper Jan Petrů. Folten vraagt hem het libretto voor zijn opera Judith te bewerken of te herschrijven. Petrů leest het libretto en ontdekt dat elk deel van het libretto door een andere dichter is geschreven, en dat het libretto een zinloze puinhoop is. Hij ontdekt dat een deel ervan is geschreven door zijn vriend, de dichter Franta Kupecký, en andere delen door andere dichters.
In zijn getuigenis, het zevende, beschrijft de pianist Váša Ambrož, hoe Folten hem en zijn klasgenoten van het conservatorium uitnodigde voor een van zijn muziekavonden. Het achtste getuigenis bestaat uit twee aantekeningen van de auteur zelf, waarvan de eerste, het liefdesavontuur van Beda Folten met een ouder wordende, ooit zeer beroemde operazangeres verbeeldt, en de tweede, de geniale muzikant Kanner beschrijft, die in de vergetelheid is geraakt en zijn brood verdient met pianospelen in Praagse pubs. Folten ontmoet hem en wil zijn talent gebruiken. Het negende en laatste getuigenis is de tekst van de muzikant Jan Trojan, die door Folten om hulp werd gevraagd bij het instrumenteren van “Judita”. Dit getuigenis eindigt met Trojans reflectie op kunst, waarin hij de zuiverheid van kunst en haar onafhankelijkheid van de persoon van de kunstenaar verdedigt in een taal vol Bijbelcitaten. De laatste pagina’s van deze onvoltooide roman zijn een vlammend pleidooi voor het bepalen van de hoogste maatstaven bij het beoordelen van kunstwerken en worden algemeen beschouwd als het artistiek testament van Čapek. “Zivot a dílo skladatele Foltyna” werd uit het Tsjechisch vertaald door Irma Pieper. Niet te missen!
Karel Čapek Leven en werk van de componist Foltýn 128 bladz. uitg. Wereldbibliotheek ISBN 9789028451667