Friedrich Burgmüller is vooral nog bekend om zijn pianowerken. Zijn “25 leichte Etüden” op. 100, waar onder andere het bekende Arabesque, de Ballade in do klein deel en “L’hirondelle” deel van uitmaken, is erg populair onder pianoleerlingen en -leraren, en is nog steeds in druk. Verder worden zijn “18 Études” op. 109 nog steeds door veel pianisten gespeeld.
De Duits pianist en componist, Friedrich Burgmüller (1806-1874) (foto) werd geboren in Regensburg als zoon van de dirigent August Burgmüller en Therese von Zandt. Zijn vader Friedrich August Burgmüller en zijn jongere broer Norbert Burgmüller (1810-1836) (foto), waren ook componisten, en zijn moeder was pianiste en zangeres. Burgmüller verhuisde in 1829 naar Kassel om er te studeren bij Ludwig Spohr en Moritz Hauptmann. Daar verscheen hij als pianist voor zijn eerste concert in januari 1830. Hij verhuisde vervolgens in 1832 op 26-jarige leeftijd, naar Parijs waar hij bleef wonen tot aan zijn overlijden. Zijn broer Norbert maakte plannen om zich in 1835 bij hem in Parijs te voegen, maar verdronk echter in een kuuroord in Aken. In Parijs adopteerde Burgmüller de Parijse muziek en ontwikkelde zijn kenmerkende, lichte speelstijl. Hij componeerde er veel salonmuziek voor piano, bv. Fantaisie sur l’opéra ‘Le carillonneur de Bruges’ (1852, van Albert Grisar (1808-1869)), op.102, publiceerde verschillende albums, o.a. “Murmures du Rhone”, op. 66, “Corbeille de roses”, op. 68 of “Fleurs Mélodiques”, op. 82, en componeerde ook schattige piano-etudes voor kinderen. Tegen het einde van zijn leven leefde hij een teruggetrokken leven in zijn buitenhuis in Beaulieu nabij Parijs, waar hij in de winter van 1874 overleed.
Burgmüllers werk heeft doorgaans een licht en diverterend karakter en zijn oeuvre omvat onder meer balletmuziek, piano-, cello- en andere salonmuziek. De balletmuziek van “La Péri” (1841) op een libretto van Théophile Gautier, wordt doorgaans als het hoogtepunt van zijn oeuvre beschouwd. Hij componeerde pianostukken, walsen, nocturnes, polonaises en twee balletten, en participeerde samen met Edme-Marie-Ernest Deldevez (1817-1897) (foto) en Friedrich von Flotow (1812-1883) (foto), aan de collectieve opera, “Lady Henriette ou la servante de Greenwich” (1844), (Burgmüller componeerde de muziek voor de 2de akte), op een libretto van Jules-Henri Vernoy de Saint-Georges. Zijn “Pas-de-deux des Jeunes Paysans” werd toegevoegd aan de eerste akte van het ballet, “Giselle” van Adolphe Adam voor de première in 1841. Deze muziek heette trouwens oorspronkelijk, “Souvenirs de Ratisbonne” (Regensburg). De choreografie van Marius Petipa, opgebouwd in verschillende uitvoeringen aan het einde van de 19de eeuw, voegde trouwens aan “Giselle”, nog muziek toe van Cesare Pugni en Riccardo Drigo.
Veerle Peeters (°1978) (foto met jan vermeulen), docent piano aan de Gemeentelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans in Heist-op-den-Berg, studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven. Nog tijdens haar studies werd ze laureaat van verschillende wedstrijden, zoals Cantabile in Antwerpen en “Stephan De Jonghe” in Aalst. In 2002 richtte ze het kamermuziekgezelschap Frescamente op.
Friedrich Burgmüller 25 Etudes faciles et progressive, Opus 100 18 Etudes de genre, Opus 109 Veerle Peeters, piano cd Et’cetera KTC 1761