Diaghilev – Ballets Russes, een monumentale 22 cd box, op het label Warner Classics.

Deze indrukwekkende box beschrijft op 22 cd’s het pad van de Ballets Russes door de 20 jaar van zijn bestaan, van 1909 tot 1929, een tumultueuze, maar artistiek vruchtbare periode. De box omvat alle Balletten die ooit zijn opgenomen, o.a. baanbrekende werken en zeldzaamheden, en biedt door een aantal cd-premières en historische interpretaties uit het tijdperk van de 78 toerenplaat en de LP, in zekere zin de soundtrack van het tijdperk van Sergei Diaghilev, de legendarische impresario van het legendarisch gezelschap.

De Ballets Russes, een transformerende kracht in muziek, dans en beeldende kunst, werd in 1909 in Parijs opgericht door de visionaire impresario Serge Diaghilev. Innovatief en flamboyant, had hij het genie om de meest briljante componisten, dansers, choreografen en ontwerpers samen te brengen, creativiteit te koesteren en het publiek te prikkelen. Symbolisch voor de invloed van de Ballets Russes was de première in 1913 van Stravinsky’s Le Sacre du printemps: het veroorzaakte een berucht schandaal, maar het veranderde ook de muziekgeschiedenis.

Toen Groothertog Vladimir aan Serge Diaghilev voorstelde een nieuw gezelschap op te richten met dansers van het Mariinsky-theater en het Bolshoi, was het Vaslav Nijinsky, een danser van het Mariinsky, die als één van de eersten, Diaghilev contacteerde. De Ballets Russes maakten hun West-Europees debuut in het Théâtre du Châtelet (foto) in Parijs op 19 mei, 1909. Het nieuw gezelschap overweldigde het publiek met de rijkdom aan choreografie en decors, de kwaliteit van de muziek en de schittering en expressie van de dansers. Nijinsky bood in het bijzonder een combinatie van bravoure en dramatische kracht aan waardoor hij zijn naam vestigde als één van de grootste uitvoerders in de geschiedenis van de dans. In het Théâtre du Chatelet in Parijs brachten de Ballets Russes hun eerste producties, alle in een choreografie van Michail/Michel Fokine (foto).

Sergej Diaghilev (1872-1929) (foto) was de stichter van de Ballets Russes. Aanvankelijk organiseerde hij tentoonstellingen in Sint-Petersburg en was hij adviseur van het Marinski Theater. Tussen 1898 en 1904 was hij redacteur van het luxueus tijdschrift “Mir iskusstva” (De wereld van de kunst). In 1906 organiseerde hij in het Petit Palais in Parijs een grote overzichtstentoonstelling van Russische schilderkunst, van middeleeuwse iconen tot eigentijdse kunst. In 1908 bracht hij Boris Godoenov met Sjaljapin in de hoofdrol en op 19 mei 1909 begon Diaghilev met een serie van twintig balletseizoenen in Parijs. Tijdens twee decennia zouden er om en bij de 70 producties komen! Hij zette dansers als George Balanchine, Mathilde Kschessinska, Michel Fokine, Vera Karalli, Tamar Karsavina, Serge Lifar, Alicia Markova, Léonide Massine, Bronislawa Nijinska, Vaslav Nijinsky, Anna Pavlova, Ida Rubinstein and Lydia Lopokova in. Eerst bracht hij Prins Igor van Borodin maar algauw gebruikte hij eigentijdse muziek van Igor Stravinsky, Claude Debussy, Maurice Ravel, Erik Satie, Richard Strauss, Sergej Prokofjev, Francis Poulenc e.a.

Zijn huischoreograaf was aanvankelijk Michel Fokine (1880-1942). Samen ontwikkelden zij een nieuwe balletvorm waarin de dramatische eenheid van een dansvoorstelling werd benadrukt. Het eind van de 19de eeuw gaf een vrijere ontwikkeling te zien in de toepassing van tonaliteit, harmonie, ritme en metrum. Tot die tijd hadden strakke harmonische schema’s het ritme in een vrij ongecompliceerd patroon gehouden. Maar rond de eeuwwisseling werden harmonie en metrische middelen meer rigide toegepast en werden ze onvoorspelbaar. Beide benaderingen hadden een bevrijdend effect op het ritme. Dit had invloed op de dans. Diaghilev was een pionier in het gebruiken en omvormen van nieuwe muziekstijlen en droeg zo bij tot de ontwikkeling van de moderne dans. De dansers  moesten wel wennen aan de nieuwigheden. Toen Ravel in 1912,  in het laatste deel van zijn ballet Daphnis en Chloë, een 5/4 maat gebruikte, zongen de dansers tijdens het oefenen steeds Ser-ge-dia-ghi-lev om het juiste ritme te kunnen onthouden.

Sergej Diaghilev leidde o.a. volgende producties: Les femmes de bonne humeur (D.Scarlatti/Tommasini), La Boutique fantasque (Rossini/Respighi), Le Chant du Rossignol (Stravinsky), Daphnis et Chloé (Ravel), L’Oiseau de Feu (Stravinsky), Petrouchka (Stravinsky), Parade (Satie), Les Biches (Poulenc), Oedipus Rex (Stravinsky), Mavra (Stravinsky), l’Après-Midi d’un Faune (Debussy), Pulcinella (Pergolesi/Stravinsky), Les Noces (Stravinsky) en le Train Blue (Milhaud), een ballet in één akte van Bronislava Nijinska (zus van Vaclav), op een libretto van Jean Cocteau (1889-1963), met decors van Henry Laurens, en kostuums van Gabrielle (Coco) Chanel. Het doek op de scène was ontworpen naar een schilderij van Pablo Picasso. Het gezelschap ging jaarlijks op tournee en was in 1922, te gast in het kursaal van Oostende aan de Belgische kust.

Hun laatste productie was “Le fils prodigue” op muziek van Sergei Prokofiev in een choreografie van George Balanchine en decors en kostuums ontworpen door Georges Rouault. Na de dood van Diaghilev in 1929, in Venetië, leidden Wassily de Basil en René Blum (de broer van Léon Blum, van 1936 tot 1938, premier van Frankrijk) vanaf 1931, het gezelschap onder de naam Ballet Russes de Monte Carlo. René Blum werd door Prins Louis II van Monaco uitgenodigd om Les Ballets de Monte Carlo te leiden. René Blum was, als joodse Fransman, één van de 743 burgers, die in de vroege ochtend van 12 december 1941, op bevel van von Stülpnagel, opgepakt werden en later vermoord werden in Auschwitz…

Léon Bakst (foto) werd in 1866 in Grodno (tegenwoordig Wit-Rusland) geboren als de zoon van een joodse Talmoed onderwijzer. Hij studeerde aan de Keizerlijke Academie der Schone Kunsten. Voor zijn eerste tentoonstelling in 1889, nam hij de naam Bakst aan, die verwees naar de naam van zijn grootmoeder langs moeders zijde, die Baxter heette. Van 1893 tot 1897 leefde hij voornamelijk in Parijs. Reeds daarvoor had hij kennisgemaakt met de groep kunstenaars en schrijvers rond Serge Diaghilev en Alexandre Benois, waaruit later de Mir Iskoesstva (Wereld van Kunst) beweging is ontstaan. In 1899 richtte Diaghilev het gelijknamige tijdschrijft Mir Iskoesstva op. Illustraties voor dit tijdschrift maakten Bakst beroemd. Tussen 1901 en 1910 schilderde Bakst vele portretten en gaf hij les aan de kinderen van Groothertog Vladimir Aleksandrovitsj.

In 1902 kreeg hij een opdracht van tsaar Nicolaas II om de “Bijeenkomst van Russische zeelui in Parijs” te schilderen. Vanaf ongeveer 1908 werkte Bakst voornamelijk als decorontwerper, eerst voor verschillende Russische toneelgezelschappen, later voor de in Parijs gevestigde Ballets Russes die onder leiding van Diaghilev door Europa trokken. Bakst ontwierp de decors voor Cleopatra (1909), Sheherazade (1910), Carnaval (1910), Narcissus (1911) en Daphnis en Chloe (1912). Gedurende deze periode werd Bakst een van Europa’s populairste kunstenaars. Zijn ontwerpen voor les Ballets Russes oefenden een grote invloed uit op de mode en op het interieurontwerp. Bakst werd een society figuur die exclusieve mode ontwierp en die de inrichtingen verzorgde van luxueuze interieurs. Zijn theaterontwerpen zouden een blijvende indruk achterlaten, o.a. bij Pablo Picasso, die Bakst zeer waardeerde en een portret van hem tekende (1921). Tijdens zijn bezoeken aan Sint-Petersburg bleef Bakst lesgeven o.a. aan Marc Chagall. In 1914 werd Bakst lid van de Keizerlijke Academie der Schone Kunsten. In 1918 brak Bakst met Diaghilev en Les Ballets Russes. Hij overleed in 1924 in Parijs.

Vaslav Nijinsky (1889-1950) begon zijn carrière als choreograaf in 1912 met een ballet op muziek van Debussy “Prélude à l’après-midi d’un faune” dat op het gelijknamig gedicht uit 1876, van Mallarmé (1842-1898) was gebaseerd. De frontispice van de eerste uitgave van Prélude à l’après-midi d’un faune was gelÏllustreerd door Édouard Manet.

Tijdens de lunch in het Savoy Hotel in Londen, trok Nijinsky diagrammen op het tafelkleed, waarmee hij een ballet schetste van een tennisspel in een tuin dat door het neerstorten van een vliegtuig wordt onderbroken. „In geen geval ging het om een romantisch decor op de manier van Bakst” meldt de schilder Jacques-Emile Blanche (1861-1942), die aanwezig was. “Er was geen corps de ballet voorzien, geen ensembles, geen variaties, geen pas de deux, alleen een jongen en twee meisjes in flanel, en ritmische bewegingen”. Debussy, die ook niet echt van de Faune van Nijinsky had gehouden, vond Nijinsky’s idee aanvankelijk “idioot en onmuzikaal”. Pas na verdubbeling van het honorarium stemde Debussy toe en volgde hij nauwkeurig het extreem gedetailleerd libretto van Nijinsky. “Jeux” was geboren. Het beeld op het graf (foto) van Vaslav Nijijnski op het Cimetière Montmartre in Parijs, geschonken door Serge Lifar, toont Nijinski als de pop Petroesjka. Nijinski (foto) leed vanaf 1919 tot zijn overlijden in 1950 aan schizofrenie en werd behandeld door de Zwitserse psychiater Eugen Bleuler (1857-1939) die de begrippen schizofrenie en autisme bedacht. In 1912 brachten de Ballets Russes een eerste productie in een choreografie van V. Nijinski, L’Après-midi d’un faune. Tot dan waren alle balletten in choreografie van Fokine.

In 1924 brachten Les Ballets Russes drie balletten gechoreografeerd door Bronislava Nijinska (foto), de zus van de legendarische danser Vaslav Nijinski. Het waren “Les Biches” met muziek van Francis Poulenc en decors en kostuums van Marie Laurencin, “Les Fâcheux” met muziek van Georges Auric, decors en kostuums van Georges Braque en “Le Train bleu” op muziek van Darius Milhaud met decors van Henry Laurens en kostuums van… Gabrielle Chanel. “Le Train Bleu” ging op 20 juni 1924 in het Theâtre des Champs – Élysees in Parijs in première. Het werd gechoreografeerd door Bronislava Nijinska voor Serge Diaghilevs Ballet Russe de Monte Carlo. Het libretto was van Jean Cocteau, decorontwerpen waren van Henri Laurens en het gordijn was van prins Alexander Schervachidze. Hij ontwierp het naar het schilderij “Deux Femmes courant sur la plage” van Pablo Picasso (twee monumentale vrouwen op het strand, nu in het Victoria and Albert Museum in London). De bruine, zwarte, roze en witte strandkledij, tennis- en roeioutfits, golfbroeken en gestreepte truien werden ontworpen door Coco Chanel.

Chanel heeft ook de kostuums ontworpen voor “Antigone” van Honegger en voor “Orphée” van Igor Strawinsky. Beide scenario’s waren van Cocteau. “Antigone” was een muzikale tragedie in drie bedrijven gecomponeerd tussen 1924 en 1927 door Arthur Honegger op een libretto van Jean Cocteau, gebaseerd op de tragedie van Sophocles. Het was zijn derde tragedie na “Koning David” en “Judith”. Deze lyrische tragedie werd gecreëerd in de Muntschouwburg in Brussel op 28 december 1927 onder leiding van Corneil de Thoran (1881-1953).

Tijdens de Eerste Wereldoorlog zorgde graaf de Beaumont (1883-1956) voor rijdende operatiewagens voor gewonde soldaten. Jean Cocteau werkte net als Ravel voor hem als ambulancier. In 1924 startte de Beaumont met de hulp van Jean Cocteau en de balletdanser en choreograaf Léonide Massine (1896-1979) onder de titel “Les Soirées de Paris” met ballet- en theatervoorstellingen in het Théâtre de la Cigale aan de Boulevard de Rochechouart in de Parijse wijk Montmartre/Pigalle. Het eerste seizoen was van 17 mei t/m 30 juni 1924. De Beaumont maakte gebruik van het succes van de Ballets Russes van Serge Diaghilev. Zo werd van Tristan Tzara de dadaïstische tragedie “Mouchoir de Nuages” en van Cocteau “Roméo et Juliette” opgevoerd, naast de balletten Salade, Mercure, Les Roses, Gigue, Vogue, Ballet Espagnol, Le Beau Danube, Divertissement en Scuola di ballo.

Door zijn vriendschap met de leden van Les Six, de zes belangrijke, vernieuwende Franse componisten, componeerde Darius Milhaud de muziek van “Salade”, waarvoor Georges Braque de enscenering ontwierp, en componeerde Erik Satie, de muziek van “Mercure”, waarvoor Pablo Picasso de enscenering ontwierp. Chanel ontwierp ook de kostuums voor Stravinsky’s “Apollon musagète”. Het ballet was een opdracht van de Amerikaanse mecenas Elizabeth Sprague Coolidge en ging in april 1928 in Washington in première, in een choreografie van Adolph Bolm (1884-1951). Vervolgens brachten de Ballets Russes het nieuw ballet in Parijs op 28 juni in een choreografie van George Balanchine. De voornaamste dansers waren Serge Lifar (Chanel noemde hem haar broer), Alice Nikitina, Lubov Tchernitcheva en Felia Doubrovka. Serge Lifar en Alexandra Danilova dansten in “Apollon Musagète” met kostuums ontworpen door Coco Chanel in 1928 en decors van de schilder André Bauchant ( 1873-1958 ), “le peintre jardinier”.

De choreografie van “Le Train bleu” was van Léonide Massine. De titel was ontleend aan de nachttrein genaamd Le Train Bleu, die de beau monde van Calais naar de Rivièra of Côte d’Azur aan de Middellandse Zee bracht. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de treindienst echter gestaakt maar op 16 november 1920 ging de “Méditerrannée Express” weer rijden tussen Parijs en Menton. Het hele traject van Calais naar de Côte d’Azur werd weer bediend vanaf december 1922. Deze “Calais-Méditerrannée Express” had prachtige, blauwe wagons, waardoor men de trein de “Blauwe Trein” noemde. Het ballet zelf, een “opérette dansée” met combinatie van acrobatie, satire en pantomime, speelde zich af in de mondaine badplaats Deauville. Cocteau besloot om het libretto rond sportactiviteiten te schrijven nadat hij Dolin acrobatische stunts had zien oefenen tijdens repetities. Dolin werd Beau Gosse, een “knappe jongen”, wiens manier van dansen bestond uit klassieke stappen, gecombineerd met turnen. Het ballet had dus een sportief thema.

Sport was wellicht dé modernste vernieuwing van de jaren ’20, met zwemmers, tennissers en gewichtheffers. Ze zwemmen in elkaars armen, Beau Gosse duikt in het water (op een trampoline, verborgen achter de golven), de Golfspeler zwaait een club in zijn solo, en de Tenniskampioen slaat een onzichtbare bal. Cocteau werkte talloze nieuwigheden uit in het ballet. Op een gegeven moment zetten ze een zonnebril op om te kijken naar een denkbeeldig vliegtuig, bij een ander poseren ze voor snapshots. Ze maken slow motion bewegingen en ze zetten stappen à la Charlie Chaplin. Cocteau zag het ballet als een serie postkaarten en de dansers als het koor van een revue. Dienovereenkomstig werd Milhauds partituur geïnspireerd door music-hall melodieën van Henri Christiné (1867-1941) en Maurice Yvain (1891-1965), de componist van “Mon Homme”. Het is geen geheim dat de ogenschijnlijke zorgeloosheid van “Le Train Bleu” echter een meer intens drama maskeerde, gecentreerd rond de wrijving tussen Bronislava Nijinska en Jean Cocteau. De twee hadden zeer verschillende karakters en interesses.

Bronislava Nijinska was de huischoreograaf van Diaghilev sinds 1921, de enige vrouw die dat ooit was. Op haar 33ste had ze al acht balletten voor het gezelschap gechoreografeerd, inclusief haar meesterwerk, ‘Les Noces”. Cocteau, dichter en artistieke duizendpoot, had scenario’s geschreven voor de Ballets Russes en hielp mee aan de stilistische verschuiving richting het Frans modernisme na de Eerste Wereldoorlog. Cocteau’s talent lag in het transformeren van het alledaagse tot kunst. Nijinska was daarentegen in toenemende mate bezig met formalisme en abstractie. Cocteau drong aan op een belangrijke artistieke rol in “Le Train Bleu”, terwijl Nijinska moeite had om een samenhangende dans uit te werken uit zijn veelheid aan pantomime. De beeldhouwer Laurens leverde een kubistische strandscène (“une plage à la mode, une villégiature très frivole”) en Chanel stak de cast in sportkledij. De hoofdrol werd gedanst door Nijinska, die een tennisster uitbeeldde, geïnspireerd door de echte “reine de Wimbledon” en “championne de France”, Suzanne Lenglen.

De flamboyante Suzanne Rachel Flore Lenglen (1899-1938) behaalde haar successen als Franse tennisspeelster tussen 1919 en 1926. Zo won ze in totaal 25 grandslamtitels en werd als “La Divine” de eerste tennisster met de status van een internationale beroemdheid. Haar naam leeft trouwens voort in de naam van de trofee en een tennisbaan op Roland Garros. De andere dansers waren Lydia Sokolova als “Perlouse” in “maillot de bain” en Leon Woizikowski als “le Joueur de golf”, een pijp rokende Golfer geïnspireerd door de Prins van Wales.

Lydia Sokolova (1896-1974) (foto) was een Engels ballerina die in 1913 lid werd van Diaghilevs Ballets Russes. Zij was de sterdanseres van het gezelschap tot het ontbonden werd in 1929. Haar beroemdste rol was deze van “L’élue” in Leonide Massine ’s bewerking van Le Sacre du Printemps (1920). Sir Anton Dolin (1904-1983) was een Engelse balletdanser en later choreograaf die in 1921 lid werd van Diaghilevs Ballets Russes. Leon Woizikowski (1899-1975), die in 1916 lid geworden was van de Ballets Russes , was Diaghilevs meest opvallende sterdanser. Hij bleef bij de Ballets Russes tot de dood van Diaghilev. Woizikowski danste de hoofdrollen in de premières van Leonide Massine ’s “Las Meninas” (1916), “Les Femmes de bonne humeur” op muziek van Domenico Scarlatti, “Parade” (1917), “La Boutique Fantasque” en “Le Tricorne” (1919) , “Les Matelots” (1925) , “Le Pas d’ acier” (Prokofjev, 1927), en in Bronislava Nijinska ’s “Les Noces” (1923), “Les Biches” (1924) en “Le Train Bleu”. George Balanchine choreografeerde speciaal voor Woizikowski rollen in “Barabau” (Vittorio Rieti, 1925), “Les Dieux mendiants” (1925), “Le Bal” en “L’Enfant prodigue” (Prokofjev, 1929). Na de dood van Diaghilev danste Woizikowski van 1929 tot 1931 in het gezelschap van Anna Pavlova. Gedurende 1932 en 1933 danste hij bij René Blums Ballet Russes en creëerde rollen in Balanchine’s “Cotillon” en “Le concurrence” (1932), en Massine’s “Jeux d’ enfants”, “Les Presages” op Tsjaikovski’s vijfde symfonie, “Strand” en “Choreartium” (1933) op Brahms’ vierde symfonie.

Chanel creëerde voor “Le Train bleu” haute couture (“plus vrai que vrai”) die ze zelf droeg. Ze ontwierp kostuums voor zwemmen, tennis en golf, voor een ballet dat in première ging ter gelegenheid van de Olympische Spelen (“la saison d’art de la VIIIe Olympiade”) in 1924 in Parijs. Zij ontwierp ook kostuums voor de beroemde Ballets Russes prima ballerina Alexandra Danilova in ”Les Dieux mendiants” met muziek van Händel. Chanel verleende financiële steun aan Diaghilev en aan één van zijn belangrijkste componisten, Igor Stravinsky. Chanel schonk een enorm bedrag voor de 1920 revival van Stravinsky’s “Le Sacre du Printemps” in 1920, betaalde ook de begrafenis van Diaghilev en betaalde zijn bijzetting op het eiland San Michele. Ondanks zijn populariteit verdween “Le Train Bleu” uit het repertoire van de Ballets Russes in 1925 toen Dolin het gezelschap verliet. Het ballet werd niet meer opgevoerd tot meer dan zestig jaar later het Oakland Ballet het weer op de planken bracht.

De box bevat ook 3 bijzondere, historische opnamen: Modest Moessorgski: Boris Godunov (Feodor Chaliapin); Igor Strawinsky: Le Sacre du Printemps (Pierre Monteux); Satie: Parade (Markevitch).

Inhoud:

Adam: Giselle

Auric: Les Facheux – ballet in one act

Balakirev: Symphonic Poem ‘Tamar’

Beecham: The Gods go A’Begging

Borodin: Prince Igor: Polovtsian Dances

Debussy: Jeux – Poème dansé

Debussy: Prélude à l’après-midi d’un faune

Dukas: Fanfare to La Peri

Dukas: La Péri

Falla: El sombrero de tres picos

Fauré: Pavane, Op. 50

Liadov: Baba-Yaga, Op. 56

Liadov: Kikimora, Op. 63

Milhaud: Le Train Bleu, Op. 84

Mussorgsky: A Night on the Bare Mountain

Mussorgsky: Boris Godunov: Coronation Scene

Poulenc: Les Biches

Prokofiev: Chout – Suite, Op.21a

Prokofiev: Le Pas d’acier (The Steel Dance): Suite Op. 41b

Prokofiev: The Prodigal Son, Op. 46

Ravel: Daphnis et Chloé

Respighi: La Boutique Fantasque, PP120

Rimsky Korsakov: Scheherazade, Op. 35

Satie: Jack in the Box

Satie: Mercure – Poses plastiques en trois tableaux

Satie: Parade

Sauguet: Le Chatte

Schmitt, F: La Tragédie de Salomé, Op. 50

Schumann: Carnaval, Op. 9

Strauss, R: Josephs-Legende: Symphonic Fragment, Op.63a

Strauss, R: Till Eulenspiegels lustige Streiche, Op. 28

Stravinsky: Apollon musagète

Stravinsky: Fireworks, Op. 4

Stravinsky: Le Chant du Rossignol

Stravinsky: Les Noces

Stravinsky: Petrushka

Stravinsky: Pulcinella

Stravinsky: Renard

Stravinsky: The Firebird

Stravinsky: The Nightingale

Stravinsky: The Rite of Spring

Tchaikovsky: Sleeping Beauty, Op. 66

Tchaikovsky: Swan Lake, Op. 20

Tcherepnin, N: Le Pavillon d’Armide

Tcherepnin, N: Narcisse et Echo, Op. 40

Tommasini, V: Le donne di buon umore Suite

Weber: Invitation to the Dance, Op. 65

De vocale solisten zijn Victoria de los Angeles (sopraan), Jules Bastin (bas), Pierre-Andre Blazer (tenor), Margherita Carosio (sopraan), Feodor Chaliapin (bas), Arlette Chedel (alt), Natalie Dessay (sopraan), Vsevolod Grivnov (tenor), Philippe Huttenlocher (bariton), Yvonne Kenny (mezzosopraan), Robert Lloyd (bas), Marie McLaughlin (mezzosopraan), Maxime Mikhailov (bas), Laurent Naouri (bariton), Basia Retchitzka (sopraan), Albert Schagidullin (bariton), Eric Tappy (tenor), Robert Tear (tenor) en Violeta Urmana (alt).

De instrumentale solisten zijn Martha Argerich (piano), Edward Auer (piano), John Brown (viool), Yves Coueffe (trompet), Douglas Cummings (cello), Peter Donohoe (piano), Patrice Fontanarosa (viool), Nelson Freire (piano), Patrick Gallois (fluit), Bertrand Grenat (hobo), Ida Haendel (viool), Suzanne Husson (piano), Emmanuel Pahud (fluit) en Siegfried Schmidt (cimbalom).

De koren zijn Ambrosian Singers, Choeur de l’Opera de Monte-Carlo, Choeurs de l’Opera russe de Paris, Choeurs de l’Opera National de Paris, Choeurs Rene Duclos, Grand Choeur de l’Universite de Lausanne, The Hague Chamber Choir, Maitrise de l’ORTF en het Royal Opera House Chorus.

De ensembles en orkesten zijn Percussions Group, Academy of St Martin in the Fields, Bergen Philharmonic Orchestra, Berliner Philharmoniker, Chicago Symphony Orchestra, City of Birmingham Symphony Orchestra, Grand Orchestre Symphonique, London Symphony Orchestra, Moscow Symphony Orchestra, Orchestra of the Royal Opera House, Covent Garden, Orchestre de chambre de Lausanne, Orchestre de la Societe des Concerts du Conservatoire, Orchestre de l’Opera National de Paris, Orchestre de l’Opera russe de Paris, Orchestre de Paris, Orchestre du Capitole de Toulouse, Orchestre National de France, Orchestre National de l’Opera de Monte-Carlo, Orchestre National de l’ORTF, Oslo Philharmonic Orchestra, Philharmonia Orchestra, Residentie Orchestra, Royal Opera House Orchestra, Royal Philharmonic Orchestra, Sao Paulo Symphony Orchestra en de Staatskapelle Dresden.

De dirigenten zijn Claudio Abbado, Marin Alsop, Thomas Beecham, Vincenzo Belleza, Pierre Boulez, Rafael Fruhbeck de Burgos, André Cluytens, James Conlon, Pierre Dervaux, Charles Dutoit, Alceo Galliera, Eugene Goossens, Eliahu Inbal, Robert Irving, Mariss Jansons, Armin Jordan, Rudolf Kempe, Dmitrij Kitajenko, John Lanchberry, Lorin Maazel, Igor Markevitch, Neville Marriner, Jean Martinon, Lovro von Matacic, Pierre Monteux, Seiji Ozawa, Michel Plasson, Georges Prêtre, Andre Previn, Simon Rattle, Gennady Rozhdestvensky, Henry Shek en Max Steinmann.

Diaghilev – Ballets Russes diverse uitvoerders 22 cd Warner Classics 9029647715