Ontdek aria’s van Pollarolo en Sabadini op de cd, “Angelica diabolica”, door de sopraan, Giulia Semenzato, en het Basel Chamber Orchestra, op het label Alpha.

Giulia Semenzato, reeds bekend om haar interpretaties van het barokke repertoire en haar Mozart rollen, presenteert hier haar eerste solo-cd. Het programma, getiteld “Angelica diabolica”, is met uitzondering van de aria van Luigi Rossi, gewijd aan de vrouwelijke hoofdrolspeler van Ludovico Ariosto’s episch gedicht, “Orlando furioso”, wiens emblematische figuur, Angelica was, een heldin, bereid om haar toevlucht te nemen tot alle middelen om haar vrijheid terug te krijgen…

Naast de “Metamorfosen” van Ovidius en “La Gerusalemme liberata”, een episch gedicht van de Italiaanse dichter, Torquato Tasso uit 1581, was “Orlando furioso”, één van de belangrijkste, literaire bronnen voor de Barokopera. “Orlando furioso” was trouwens na de “Divina Commedia” van Dante en de “Canzoniere” van Petrarca, het invloedrijkste boek van de klassieke Italiaanse literatuur. De tot opera’s verwerkte verhalen uit “La Gerusalemme liberata” waren deze over Armida, een tovenares uit Damascus, Erminia, een prinses uit Antiochië, die verliefd wordt op de krijgsheer Tancredi, maar die is verliefd op Clorinda, Rinaldo, een christelijke ridder die verleid wordt door Armida maar die uiteindelijk aan haar toverkunst weet te ontsnappen, en Tancredi, een christelijke krijgsheer die in Antiochië verliefd wordt op zijn de islamitische tegenstandster, Clorinda.

In 1516 publiceerde Ludovico Ariosto (1474-1533) (foto) zijn epos, “Orlando furioso”, een opeenvolging van in elkaar verweven heroïsche avonturen, over de ridder Orlando, gek geworden door een teleurgestelde liefde voor prinses Angelica. Er zijn tientallen opera’s gecomponeerd rond “Orlando” en andere personages uit het epos van Ariosto. “Orlando furioso” was het vervolg op “Orlando Innamorato” van Matteo Maria Boiardo (1441-1494). De “Orlando Innamorato”, een romance over de heldhaftige ridder Orlando of Roelant, was het eerste gedicht dat elementen uit de Arthurlegende combineerde met die van de Karolingische romances. De “Orlando Innamorato” gaf op die manier nieuw leven aan het ridderlijk epos, een genre dat op dat ogenblik minder populair was. In beide Orlando verhalen is de christelijke zaak bedreigd.

In “Orlando furioso”, ontsnapt Angelica, een Saraceens meisje, uit handen van de christenen en wordt verliefd op de herder, Medoro. Orlando’s passie voor Angelica leidt hem af van zijn taak om het christendom te verdedigen. Hij gaat naar haar op zoek en komt uiteindelijk bij toeval op de plek waar Angelica en Medoro hun namen en liefdesverklaringen in de bomen hebben gekerfd. De onfortuinlijke graaf verliest daardoor zijn verstand. Hij zwerft van het ene land naar het andere, helemaal naakt, en levert overal waar hij komt bovenmenselijke prestaties met de kracht die de waanzin hem geeft, tot hij uiteindelijk terug bij zinnen komt. Met Orlando’s hulp slagen de christelijke legers er uiteindelijk in om de Saracenen te verslaan.

Op het programma staan aria’s van Luigi Rossi (1597-1653), Nicola Porpora (1686-1768), Bernardo Sabadini (?-1718), Agostino Steffani (1654-1728), George Frideric Händel (1685-1759) en Carlo Francesco Pollarolo (ca.1653-1722) (foto). De in Napels geboren Porpora bracht zijn nuove musiche in de vroege jaren ‘30 van de 18de eeuw naar Londen, om er samen met zijn leerling, de castraat Farinelli, te profiteren van de weifelende situatie van Händels opera-onderneming. In 1733 wenkte Londen nl. met een uitnodiging om in de “Opera of the Nobility”, concurrentie aan te gaan met Händel in het “King’s Theatre”. “Arianna in Nasso” was Porpora’s eerste opera die opgevoerd werd in het Lincoln’s Inn Fields Theater. Deze opera rivaliseerde met Handels “Arianna in Creta” en werd een groot succes.

Porpora gebruikte daarenboven veel van Händels’ zangers, Senesino, Montagnana en Cuzzoni. Tijdens zijn driejarig verblijf in Londen voltooide Porpora er nog vier andere opera’s, het oratorium “David e Bersabea” en de serenade, “La fest d’Imeneo”. Hij publiceerde er naast cantaten op. 1, ook een Sinfonie da Camera op. 2. Door zijn contact met de hoge de adel werden zijn 12 cantaten, hoewel ze waarschijnlijk reeds gecomponeerd waren in Napels, in 1735 in Londen gepubliceerd, onder het hoog beschermheerschap van Frederick Louis, prins van Wales (foto), de oudste zoon van koning George II en de vader van de latere koning George III. De cantaten genoten meteen aanzienlijk succes en weerspiegelden naast het gezag van de Italiaanse muziek, Porpora’s meesterlijke toonzetting van de teksten van Pietro Metastasio, die de arcadische genoegens en idealen verheerlijkten.

Na zijn successen in Venetië en zijn opera avontuur in Londen, was Porpora een korte tijd kapelmeester aan het hof van de Saksische keurvorst in Dresden. Omwille van het succes van zijn rivaal Hasse en na een tijd in Wenen te hebben gewerkt, en enkele zomers in het kuuroord Mannersdorf am Leithagebirge te hebben doorgebracht, keerde hij in 1759 naar Italië terug en werd hij aangesteld als maestro di Capella van het Conservatorio di S Maria di Loreto in Napels. Ondanks de rivaliteit tussen de operacomponisten geleid door Haendel en Porpora in Londen (1734-1737), is nog niet alles gezegd over de ware aard van de band tussen de twee componisten. Beiden werden als buitengewoon originele componisten beschouwd vanwege hun esthetische keuzes en beiden bewonderden elkaars muziek. De enkele jaren in Londen brachten gedenkwaardige partituren voort, waaronder Ariodante van Haendel en Polifemo van Porpora, uitgevoerd met gelijktijdige runs in de theaters van de stad. Het gevecht tussen het opera company was een gelegenheid voor de componisten om elkaar te ontmoeten en te ontdekken, om, om te gaan met de smaak van het publiek en nieuwe ideeën uit te proberen, en om inspiratie te putten uit de ongelooflijke vaardigheden van de leden van de vocale casts (Farinelli, Senesino, Carestini, e.a.).

De magnifieke muziek van Luigi Rossi (ca.1597-1653) vormde de overgang tussen de stijl van Monteverdi en deze van Cavalli. Agostino Steffani (1654-1728) (foto), was een “Churfürstlicher Kammer- und Hofmusikus” uit het milieu van Johann Kaspar Kerll in München, die vanaf de jaren ’80 van de 17de eeuw, bekend werd als operacomponist, en o.a. in Brussel, een carrière als diplomaat uitbouwde. Agostino Steffani was een van die multi getalenteerde persoonlijkheden uit de barok. Na zijn studie theologie in Rome in 1680 werd hij priester gewijd. Hij werd als titulair bisschop, bemiddelaar tussen paus en keizer, was een veel bereisde diplomaat en politicus, die hoge ambten bekleedde, was jarenlang rector van de Universiteit van Heidelberg, en hij componeerde opera’s voor de hoven in München, Hannover en Düsseldorf.

Cleopatra, Adelaide, Alcina, Laodice, Medea, Atalanta, Melissa of Morgana, het waren gewaagde vechters, onbedwingbare koninginnen en boze heksen. De “wilde” vrouwen in de opera’s van Georg Friedrich Handel waren echt koninginnen van hun eigen lot. Ze regeerden over rijken, vochten mee in bloedige veldslagen, waren moedige jagers en gepassioneerde minnaars. Hun avonturen zijn juweeltjes in een zee van vrouwelijke personages die gebonden zijn aan traditie en cliché. “Goede meiden” mogen dan wel naar de hemel gaan, maar in de barokopera’s doen ze dat als slachtoffers of als trofeeën. Ze komen in het beste geval tot hun recht als ze zichzelf deugdzaam opofferen aan de genade van het lot of aan de mannen om hen heen, sterke, zelfbepaalde vrouwen, fascinerende, moderne karakters, tot leven gebracht door prachtige muziek.

Het programma gaat van het barokke Rome van Luigi Rossi (foto)en zijn Azione in musica, “Il palazzo incantato” (1642), op tekst van kardinaal Rospigliosi, de later paus, Clemens IX, naar de galante stijl van Napels met Nicola Porpora’s serenata “Angelica” (1720). Vervolgens gaat het naar Milaan in 1702 met de oorlogszuchtige heldin van Bernardo Sabadini’s opera “Angelica nel Catai”. Hierop volgt een meer melancholische kijk op het personage door Agostino Steffani in “Orlando generoso” (1691). Deze zeldzame aria’s staan naast de bekende(re) aria’s van Händel, gezongen door de heldinnen in zijn opera’s Orlando, Ariodante, Amadigi di Gaula en niet te vergeten, de beroemde tovenares, Alcina. Samen met het Kammerorchester Basel zet Giulia Semenzato al haar virtuositeit, vocale behendigheid en gevoel voor de tekst in, om geraffineerd lyrisch gestalte te geven aan deze vrouwen, beurtelings engelachtig en duivels. Magnifiek!

Na een diploma rechten aan de Universiteit van Udine, studeerde Giulia Semenzato, zang bij Silvia da Ros, Giancarlo Pasquetto en Silva Stella, aan het Benedetto Marcello Conservatorium in Venetië en specialiseerde zich daarna in barokmuziek aan de Schola Cantorum in Bazel. Ze volgde masterclasses bij Margareth Honig, Bernadette Manca di Nissa, Paul Triepels, Christopher Robson, Cinzia Forte, Vivica Genaux, Gemma Bertagnolli, Roberto Pasquetto, M.K.Kiehr, Ana Rodrigo en E.Giussani, en studeerde Jazz bij Francesca Bertazzo Hart en A. London, tijdens de Veneto Jazz Summer School. Ze won de Toti dal Monte Internationale Zangwedstrijd in Treviso en de Farinelli Prijs op de Bologna International Competition.

Tracklist:

Rossi: Il palazzo incantato:

Si tocchi tamburo/Sol per breve momento

Porpora: L’Angelica: Mentre rendo a te la vita/Costante e fedele

Sabadini: Mi vedrà più fiera in campo (Angelica nel Catai)

Steffani: Se t’eclissi o bella face (Orlando generoso)

Handel: Non potra dirmi (Orlando)

Handel: Volate, amori (Ariodante)

Handel: Mi restano le lagrime (Alcina)

Handel: Desterò dall’empia Dite (Amadigi di Gaula)

Pollarolo: Quella man che mi condanna (Ariodante)

Angelica diabolica Giulia Semenzato Basel Chamber Orchestra cd ALPHA830