In zijn rijk geïllustreerd boek, “Art Nouveau in Nederland”, neemt Bé Lamberts u mee langs een groot aantal opmerkelijke zaken, die aansporen om bijzondere architectuur ter plekke te bekijken en die verwondering oproepen over dit waardevol, maar zo kwetsbaar erfgoed.
Glas-in-loodramen, rode en gele, al dan niet geglazuurde, geperforeerde verblendstenen, hoefijzerbogen, verticale accenten in de vorm van hoektorens en tegeltableaus, de bloeitijd van de Art Nouveau rond het fin de siècle, was kort maar hevig. Na jarenlang een buitenbeentje in de Nederlandse bouwkunst te zijn geweest, kwam in de jaren ’60, de herwaardering voor de Art Nouveau op gang. Inmiddels wordt het belang van Art Nouveau voor de ontwikkeling van de bouwkunst algemeen erkend en neemt de interesse voor deze bijzondere, flamboyante stroming in de architectuur toe.
De eerste Art Nouveau-huizen en interieurdecoratie verschenen in Brussel in de jaren 1890, in de architectuur en het interieurontwerp van huizen, ontworpen door Paul Hankar, Henry van de Velde, en vooral Victor Horta, wiens Hôtel Tassel in 1893 werd voltooid. De stijl verhuisde naar Parijs, waar het werd toegepast door Hector Guimard, en vanuit België en Frankrijk (École de Nancy), verspreidde het zich naar de rest van Europa. In Nederland heette het Nieuwe Kunst of Nieuwe Stijl. Daar nam het een andere richting dan de meer bloemige en gebogen stijl in België. Het werd nl. beïnvloed door de meer geometrische en gestileerde vormen van de Duitse Jugendstil en de Oostenrijkse Weense Secession en ook door de kunst en het geïmporteerd hout uit Indonesië, daarna Nederlands-Indië, met name de ontwerpen van de textiel en batik uit Java.
De belangrijkste architect en meubelontwerper in de stijl was Hendrik Petrus Berlage, die pleitte voor een puur functionele architectuur. Net als Victor Horta en Gaudí, was hij een bewonderaar van de architecturale theorieën van Viollet-le-Duc. Zijn meubels waren ontworpen om strikt functioneel te zijn en om de natuurlijke vormen van hout te respecteren, in plaats van het te buigen of te draaien alsof het metaal was. Hij wees op het voorbeeld van Egyptische meubelen en gaf de voorkeur aan stoelen met rechte hoeken. Zijn eerste en meest bekende architecturale werk was de Beurs van Berlage (1896-1903), de Amsterdamse Commodities Exchange, die hij bouwde volgens de principes van het constructivisme. Alles was functioneel, inclusief de lijnen van klinknagels die de muren van de grote kamer sierden. Hij voegde vaak zeer hoge torens toe aan zijn gebouwen om ze prominenter te maken, een praktijk die werd gebruikt door andere art nouveau-architecten uit die periode, onder wie Joseph Maria Olbrich in Wenen en Eliel Saarinen in Finland. Andere gebouwen in de stijl waren het American Hotel (1898-1900), van Berlage en Astoria (1904-1905) van Herman Hendrik Baanders en Gerrit van Arkel in Amsterdam, het treinstation in Haarlem (1906-1908), en het voormalig kantoorgebouw van de Holland Amerika Lijnen (1917) in Rotterdam , nu het Hotel New York.
Prominente grafische kunstenaars en illustratoren in de stijl waren onder meer Jan Toorop, wiens werk neigde naar mystiek en symboliek, zelfs in zijn affiches voor slaolie. In hun kleuren en ontwerpen toonden ze soms ook de invloed van de Javaanse kunst. Belangrijke figuren in de Nederlandse keramiek en porselein waren onder meer Jurriaan Kok en Theo Colenbrander. Ze gebruikten kleurrijke bloemenpatronen en meer traditionele Art Nouveau-motieven, gecombineerd met ongebruikelijke vormen van aardewerk en contrasterende donkere en lichte kleuren, ontleend aan de batikdecoratie van Java.
Het boek van Bé Lamberts is opgesplitst in 2 grote delen, “De Art Nouveau in Nederland” en “De Art Nouveau buiten Nederland”. Na een deskundige situering van de internationale Art Nouveau, leest u in het eerste deel, over de Art Nouveau Architectuur in o.a. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht en in dorpen op het platteland. Dit wordt gevolgd door de bespreking van woningbouw, met name winkels, warenhuizen, magazijnen en toonzalen, kantoor-, handels- en bedrijfsgebouwen, schoolgebouwen en gebouwen voor horeca. Wat bouwmaterialen betreft leest u uitvoerig over Industriële tegels, handgeschilderde tegels, tegeltableaus en sectieltableaus van geglazuurd aardewerk, mozaïeken, sgraffito’s, glas In Lood, geëtst glas en marmorite, natuursteen, giet- en smeedijzer, deuren en Ingangspartijen, raamtraceringen, stucdecoraties en plafond- en wandschilderingen. In het tweede deel, “De Art Nouveau Buiten Nederland”, wordt de stijl in Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Oostenrijk, Duitsland, Tsjechië, Hongarije, Rusland, Letland, Italië, Spanje, Noord-Amerika en overige landen besproken. Niet te missen!
De beeldend kunstenaar, Bé Lamberts (°1950), geboren in Groningen, studeerde na een opleiding als docent tekenen aan ABK Minerva, kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkte vervolgens als onderzoeker en medewerker monumentenzorg bij diverse overheidsinstellingen en organisaties.
Bé Lamberts Art Nouveau in Nederland Architectuur rond 1900 416 bladz. uitg. Noordboek ISBN 9789056156893