Franz Liszt componeerde zijn 4-delig Pianoconcerto nr. 1 in E, S.124, over een periode van 26 jaar. De hoofdthema’s dateerden nl. uit 1830, terwijl de eerste, zogenaamd definitieve versie, uit 1849 dateerde. Het ging in februari 1855, in première in Weimar met Liszt aan de piano en met Berlioz als dirigent. Het tweede concerto, hoewel minder virtuoos dan het eerste, vertoonde veel meer originaliteit qua vorm. In dit opzicht onthulde het tweede concerto, zowel qua stijl als qua structuur, een nauwe band met Liszts symfonische gedichten.
De hoofdthema’s van het eerste Pianoconcerto werden genoteerd in een schetsboek, toen Liszt amper 19 jaar oud was. Het lijkt erop dat hij het werk in 1849 voltooide, maar in 1853, maakte hij verdere aanpassingen. Hij bracht weliswaar nog meer wijzigingen aan voor de publicatie in 1856. Liszt schreef ontwerpen voor zijn 2de Concerto voor piano en orkest in A, S.125 , tijdens zijn virtuoze periode, van 1839 tot 1840. Daarna borg hij het manuscript voor een decennium op. Toen hij terugkeerde naar het concerto, herzag en onderzocht hij het herhaaldelijk. De vierde en laatste periode van herziening eindigde pas in 1861. Liszt droeg dit werk in één enkele, lange beweging, verdeeld in zes secties, verbonden door transformaties van verschillende thema’s, op aan zijn leerling, Hans von Bronsart (1830-1913) (foto), die in januari 1857, de eerste uitvoering gaf, onder Liszt-directie in Weimar. Liszt noemde trouwens zijn twee leerlingen, von Bülow en von Bronsart, “Hans I” en “Hans II”
Terwijl de definitieve versie van het Eerste Concerto, het paradepaardje van een solist was, vertoonde het Tweede duidelijk een poging om zijn compositorisch talent te bevestigen door afstand te nemen van zijn virtuoze uitvoeringsoorsprong. Liszt was in dit Concerto nl. minder genereus met technische hoogstandjes voor de solist zoals toonladders in octaven. In plaats van een aanmatigend virtuoos, is de pianist hier zelfs vaak een begeleider van houtblazers en strijkers. De solist domineert het thematisch materiaal niet, sterker nog, de pianist speelt na de opening, nooit het thema in zijn oorspronkelijke vorm. In plaats daarvan speelt hij inventieve variaties doorheen een reeks thematische transformaties. De verschillende pauzes en stiltes zijn niet bedoeld als onderbrekingen, maar dienen als overgangen in het muzikaal discours. “Organische eenheid” geeft structuur aan het hele werk.
Liszt noemde dit werk aanvankelijk “Concerto symphonique”, ontleend aan de 5 “Concertos symphoniques” van Henry Litolff (1818-1891) (foto). Liszt hield niet alleen van de titel van Litolff, maar ook van het idee waarvoor het stond. Het concept was er nl. een van thematische metamorfose en het samenbrengen van zeer uiteenlopende thema’s uit éénzelfde melodische bron. Dit was trouwens een concept dat Liszt al kende uit zijn studie van Schuberts Wanderer Fantasie. Beethoven had deze techniek trouwens ook gebruikt in zijn Negende symfonie, nl. door het transformeren van het “An die Freude” thema in de finale beweging. Met Liszt zou thematische transformatie weliswaar een vaste compositorische techniek worden, waartoe hij zich keer op keer zou wenden, zowel in zijn symfonische gedichten, zijn Faust- en Dante-symfonieën, als in zijn Pianosonate. Ook het gebruik van de triangel, nam Liszt over van het Scherzo uit Litolffs 4de Concerto symphonique uit 1852, opgedragen aan Ernst II van Saksen-Coburg-Gotha, de schoonbroer van Queen Victoria.
Dit gebruik van thematische transformatie veranderde ook de compositorische vorm. Vergeleken met zijn tijdgenoten, die de sonatevorm nog min of meer conventioneel gebruikten, ging Liszt radicaal van die vorm afwijken. Thema’s klonken in nieuwe en onverwachte sequenties, waarbij hun verschillende metamorfosen, caleidoscopische contrasten lieten horen. Recapitulaties werden verkort, coda’s namen doorwerkingsproporties aan, en drie- en vierbewegingsstructuren werden herleid tot één.
Met zijn Tweede Pianoconcerto bracht Liszt de praktijk van het creëren van een grootschalige compositiestructuur naar een extreem niveau. De lyrische openingsmelodie bv. wordt het mars thema van de finale. Dat thema verandert in een gepassioneerd thema tegen het einde van het concerto. Het thema waarmee het scherzo begint, verschijnt aan het einde, vermomd als een totaal andere melodie in een andere toonsoort. Modus, maatsoort, tempo en toonkleur zijn alle getransformeerd. Dat Liszt de notatie van de muziek zo radicaal veranderde en tegelijkertijd trouw bleef aan het essentieel idee erachter, getuigde van zijn enorme vindingrijkheid.
De bezetting en het materiaal van het Tweede Pianoconcerto was ook beïnvloed door Webers Konzertstück in fa klein voor piano en orkest uit 1821. Carl Maria von Weber (foto) werd tijdens zijn leven door zijn uitzonderlijke techniek en een briljant talent voor improvisatie, erkend als een van de beste pianisten van zijn tijd. Vooral in de jaren 1810 toerde hij uitgebreid, en net als andere componist-pianisten, schreef hij pianowerken, die zijn persoonlijke visitekaartjes waren. Liszt was vertrouwd met Webers Konzertstück. Hij had het nl. vanaf 1833, ook vaak gespeeld op zijn tournees, had er een bewerking voor pianosolo van gemaakt, evenals een gewijzigde versie van de solopartij, die hij weliswaar zelf nooit speelde tijdens een uitvoering. Zijn kennis van de structuur van dit eendelig Concerto was van even groot belang voor zijn muzikale ontwikkeling als zijn studie van Schuberts “Wanderer Fantasie”.
Net als het Eerste Pianoconcerto ontvouwt de compositorische structuur zich voortdurend naarmate het werk vordert. Bij het Eerste Pianoconcerto nam deze structuur vrij duidelijk een meerdelig formaat aan. In het Tweede Pianoconcerto gebeurt dat niet. Evenmin voldoet het aan een enkele lange beweging, die is gebaseerd op de expositie van de sonatevorm, zoals in zijn pianosonate in si klein. Dit potentieel gevoel van ambiguïteit was tweeledig. Als de muziek zich ontvouwt, wordt het een werk van vele en verschillende episoden, die elkaar snel opvolgen. Dit kan leiden tot een gevoel van structurele fragmentatie, waarbij geen organische eenheid hoorbaar is. Wordt het harmonisch bereik groter, blijft de muziek net lang genoeg in die ene toonaard om te moduleren naar een andere toonsoort. Net als bij het Eerste Pianoconcerto herwerkte Liszt de pianopartij aanzienlijk. In zijn herzieningen bereikte hij, door in veel passages, eenvoudiger middelen te gebruiken, een even groot of nog groter effect dan zijn oorspronkelijk concept. Een belangrijk kenmerk was bv. het vervangen van passages in gebroken octaven door passages voor afwisselende handen. Liszt voerde trouwens soortgelijke vereenvoudigingen uit in zijn Transcendentale Etudes en in zijn Grandes études de Paganini.
Liszt componeerde zijn uitdagende maar grandioze Sonate in 1852-1853. Ze werd voor het eerst uitgevoerd in 1857 in Berlijn door zijn leerling en schoonzoon, de toen amper 27-jarige, Hans von Bülow (1830-1894) (foto). Liszt merkte op het manuscript op, dat de sonate op 2 februari 1853 was voltooid, maar dat hij in 1849, al een eerdere versie had gecomponeerd. Op dit punt in zijn leven was Liszts carrière als reizend virtuoos bijna volledig verdwenen, omdat hij bijna vijf jaar eerder, door Carolyne zu Sayn-Wittgenstein (foto) was beïnvloed, om het leven van een componist te leiden in plaats van dat van een uitvoerder. Liszts was gevestigd in Weimar, leefde er comfortabel, componeerde en trad af en toe op, maar geheel uit eigen keuze, in plaats van uit noodzaak.
De Sonate werd opgedragen aan Robert Schumann in ruil voor Schumanns toewijding van zijn Fantasie in C, op. 17 (gepubliceerd in 1839) aan de toen 25-jarige Liszt. Een kopie van de sonate arriveerde in mei 1854, in het huis van Schumann, nadat Schumann reeds in het sanatorium van Endenich was opgenomen. Clara wilde de Sonate echter niet uitvoeren. Ze vond het “slechts lawaai”…
“Liszt sandte heute eine an Robert dedizierte Sonate und einige andre Sachen mit einem freundlichen Schreiben an mich. Die Sachen sind aber schaurig! Brahms spielte sie mir, ich wurde aber ganz elend. … Das ist nur noch blinder Lärm – kein gesunder Gedanke mehr, alles verwirrt, eine klare Harmoniefolge ist da nicht mehr herauszufinden! Und da muß ich mich nun noch bedanken – es ist wirklich schrecklich.“ (Clara Schumann, Dagboek, 25 mei, 1854).
De Sonate werd gepubliceerd door Breitkopf & Härtel in 1854, en voor het eerst uitgevoerd in januari 1857, in Berlijn, door Hans von Bülow (foto). Ze werd echter meteen aangevallen door Eduard Hanslick die zei: “iedereen die het heeft gehoord en het mooi vindt, is hopeloos”. Johannes Brahms viel naar verluidt in slaap toen Liszt het werk in 1853 uitvoerde, het werd ook bekritiseerd door de pianist en componist Anton Rubinstein, maar het meesterwerk werd na een privéuitvoering van het stuk door Karl Klindworth, in april 1855, de hemel in geprezen door Richard Wagner.
Otto Gumprecht van de Nationalzeitung noemde het “een uitnodiging tot sissen en stampen”. Vanwege de technische moeilijkheid en de aanvankelijk negatieve ontvangst door zijn status als “nieuwe” muziek, duurde het lang voor de Sonate gemeengoed werd in het concertrepertoire. In de vroege stadia van de 20ste eeuw was het werk weliswaar uitgegroeid tot een hoogtepunt van Liszts repertoire en is het sindsdien vaak uitgevoerd en uitgebreid in detail geanalyseerd.
Alexander Ullman (°1991) studeerde aan de Purcell School, het Curtis Institute of Music in Philadelphia en het Royal College of Music en behaalde in 2017 zijn Artist Diploma als Benjamin Britten Piano Fellow (toegekend door de Philip Loubser Foundation). In 2014 werd hij geselecteerd voor vertegenwoordiging door Young Classical Artists Trust (YCAT). Na het winnen van het 11de Internationaal Franz Liszt Pianoconcours in 2017 in Tivoli/Vredenburg Utrecht, kwam de muzikale carrière van deze Britse pianist in een grote stroomversnelling terecht. Alexander Ullman was daarop meer en meer te horen op de grote internationale podia.
Dat Alexander een groot Liszt-interpreet is, bewees hij al eerder door in 2011, de eerste prijs van het Liszt Concours in Budapest te winnen. De eerste solo-opname van Alexander Ullman met transcripties voor piano van balletstukken van Stravinsky, Tsjaikovski en Prokofiev werd in maart 2019 uitgebracht (label Rubicon), de “Notenkraker Suite”, op. 71a, Three Movements from Petrushka en Six Pieces from Cinderella, Op. 102. Alexander Ullman toonde met dit uiterst virtuoze programma zijn buitengewone techniek.
De Amerikaanse dirigent, Andrew Litton (°1959), afgestudeerd aan de Fieldston School, en met een Masters degree in muziek van Juilliard, was van 1988 tot 1994, chef-dirigent van het Bournemouth Symphony Orchestra, en van 1994 tot 2006, muzikaal directeur van het Dallas Symphony Orchestra. Bovendien is hij sedert 2003, muzikaal directeur en chef-dirigent van het Bergen Philharmonic Orchestra in Noorwegen. Sinds 2017, is hij de nieuwe Principal Guest Conductor van het Singapore Symphony Orchestra.
Liszt Piano Concertos 1 & 2 Piano Sonata Alexander Ullman BBC Symphony Orchestra Andrew Litton cd Rubicon RCD1057