De filosofie van “Meester en Leerling” stamt uit een tijdperk waarin componisten, pelgrimstochten door Europa maakten om hun vaardigheden te ontwikkelen en andere musici en componisten te onderwijzen. Dit thema vormt de kern van de filosofie van Sestina Music, waar jongere musici als leerlingen onder de hoede van ervaren professionals worden geplaatst. Volg op deze cd de vocale en instrumentale ontwikkeling van de polyfonie van Josquin tot het zonovergoten maniërisme van de Venetiaanse barok.Tussen 1582 en 1590 publiceerde de jonge Monteverdi (1567-1643) (foto) o.a. al twee boeken met vijfstemmige madrigalen. Op de titelpagina noemde hij zich een leerling van Marc’Antonio Ingegneri, maestro di capella in de kathedraal van Cremona. Ingegneri zelf studeerde bij Cypriano de Rore in Parma. In 1590 of 1591, kreeg Monteverdi zijn eerste baan aan het hof van Vincenzo I Gonzaga, de hertog van Mantua. Hij werkte daar twaalf jaar onder leiding van Giaches de Wert, een andere gewezen leerling van de Rore, die op zijn beurt waarschijnlijk een leerling was van Adriaan Willaert. Deze laatste volgde een muziekopleiding bij Jean Mouton, een volgeling van Josquin Desprez. Giovanni Gabrieli werd gevormd door zijn oom Andrea, een gewezen leerling van Adriaan Willaert, de kapelmeester van de Basiliek van San Marco. In Mantua en later in Venetië, verzamelden zich rond Monteverdi, Salomone Rossi, Biagio Marini, Dario Castello, Francesco Cavalli, Alessandro Grandi, Tarquinio Merula of Sigismondo d’India. Giovanni Antonio Rigatti werd als koorknaap van de San Marco in Venetië, in 1621, gevormd door Monteverdi, die daar sinds 1613, maestro di cappella was.
Muziek is altijd een beroep van leraar geweest, waarbij kennis en vaardigheden van generatie op generatie werden doorgegeven van meester op leerling. De inspiratie voor deze opname ligt in de werken van Claudio Monteverdi, zijn invloeden en de immense erfenis die hij doorgaf aan zijn leerlingen, en die ook door zijn eigen leraren aan hem werd doorgegeven. De cd “Master and Pupil” viert deze erfenis. Op deze cd wordt nl. werk van Claudio Monteverdi (1567-1643), afgewisseld met werk van Josquin Desprez (1440-1521), Jean Mouton (1459-1522), Cipriano de Rore (1516-1565) en Salomone Rossi (1570-1630), gevolgd door werk van Giovanni (1557-1612) en Andrea Gabrieli (1510-1586), Giovanni Antonio Rigatti (1613-1648), Marco Antonio Ingegneri (1547-1592) en Giaches/Jacques de Wert (1535-1596).
Met de ontwikkeling van de muzieknotatie ontwikkelde zich vanaf de 11de eeuw, de vocale polyfonie, gecomponeerde meerstemmigheid, meerdere melodieën tegelijkertijd. Het kenmerk van de middeleeuwse polyfonie was grote verscheidenheid in de karakters van de melodieën in contrapunt, waarin vaak ook merkwaardige dissonanten optraden. Het vroeg polyfoon constructieprincipe was de regel dat de toegevoegde stemmen moesten consoneren met slechts één vaste stem (en dus niet onderling), die tenor werd genoemd. Deze stijl was kenmerkend voor de muziek in de 13de eeuw. In de 14de eeuw kwam de polyfone schrijfwijze tot verdere bloei, vooral in het werk van Guillaume de Machault, de voornaamste vertegenwoordiger van de Ars nova. In de late 14de eeuw bereikte de polyfonie een voorlopig hoogtepunt in de Ars subtilior, waarin polyritmiek, polymetriek en dissonantie, uitgroeiden tot proporties die pas in de 20steeeuw geëvenaard zouden worden.In de vroeg renaissance vond enigszins een vereenvoudiging plaats, die gepaard ging met strengere regels voor liturgische muziek, waarbij de consonantie van alle stemmen onderling, een leidend principe werd. Niettemin slaagden de componisten uit deze periode erin ook binnen strengere regels, wonderen van sobere maar eeuwige schoonheid te scheppen. De hoogbloei van polyfonie liep ten einde omstreeks 1600 toen de componisten geleidelijk overschakelden op de monodie, een melodie met een ondersteunende akkoordbegeleiding, ter vervanging van het complex weefsel van diverse zelfstandige, door elkaar gevlochten partijen. Josquin Desprez, Guillaume Dufay, Orlandus Lassus, e.a., het zijn maar enkelen van de wereldberoemde Polyfonisten of ‘Franco-Flamands’ die tussen 1400-1600, een onuitwisbaar stempel hebben gedrukt op de evolutie van de meerstemmige muziek in Europa.
Marc Antonio Ingegneri (ca. 1575-1592), Monteverdi’s leraar, was een meester in de vocale stijl van de musica reservata, die het gebruik van chromatische progressies en woordschildering omvatte. Monteverdi’s vroege composities waren gebaseerd op deze stijl. Ingegneri ontwikkelde nl. in zijn 8 bundels madrigalen, op volledig nieuwe wijze, de hem typerende chromatiek (madrigalismen) ten dienste van de tekst uitbeelding. Monteverdi moet via Ingegneri hiervan kennis hebben kunnen nemen en heeft dit verder ontwikkeld. Ingegneri was een traditionele Renaissance-componist, maar Monteverdi bestudeerde ook het werk van meer “moderne” componisten zoals Luca Marenzio (foto), Luzzasco Luzzaschi en even later, Giaches de Wert, van wie hij de kunst van het uiten van passie zou leren. Monteverdi’s vroege, korte, driestemmige stukken putten uit de luchtige, moderne stijl van de villanella’s van Marenzio, voortbouwend op een substantiële vocabulaire van tekst gerelateerde madrigalismen.
Florentijnse recitatiefstijl, de basso continuo om in madrigalen de tekst te accentueren en emotionele inhoud te geven, het aanwenden van decoratieve, instrumentale muziek in de dubbelkorige, godsdienstige muziekpraktijk met de introductie van tremolo en pizzicato als stile concitato, de antithese van prima en seconda prattica, portamento, het zijn maar enkele van de stijlkenmerken van de muziek van Monteverdi, verder uitgewerkt door zijn volgelingen. Zij werkten in Padua, Parma, Modena, Venetië, Ferrara, Milaan, Bologna, Mantua, Bergamo en Brescia en werkten de canzone, ricercar en fantasia uit tot de monothematische Triosonate, Sonata da chiesa en Sonata da camera met continuo.
Van Monteverdi koos men composities uit zijn “Scherzi Musicali a tre voci” (1607) en “Selva morale e Spirituale” (1641), van Desprez en Mouton, 2 motetten, madrigalen van de Rore en van de Wert, instrumentale composities uit 2 bundels van Salomone Rossi, en religieuze composities van Giovanni Gabrieli, Rigatti en Ingegneri. De Sinfonia grave en de Sonata duodecima sopra la Bergamasca van Rossi, komen respectievelijk uit “Il primo libro delle sinfonie et gagliardi” (1607) en “Il quarto libro de varie sonate, sinfonie, gagliardi, brandi e corrente” (1622). Verder ontdekt u Giovanni Gabrieli: Maria Virgo a 10 uit “Sacrae Symphoniae” (1597), Giovanni Rigatti: Sinfonia, Kyrie & Gloria uit “Messa et Psalmi, parte concertati” (1640), Andrea Gabrieli: Intonazione im 5. Ton en Marc’Antonio Ingegneri: Cantate et Psallite uit “Liber Sacrarum Cantionum” (1589). De motetten, Recordare Virgo Mater Nr. 15, van Josquin Desprez en Qui ne regrettoit le gentil Fevin van Jean Mouton, komen uit “Motteti novi libro secondo” en “Motetti novi et chanzoni francoise a quatro sopra doi”, beide uit 1520.
In 2011 kreeg een groep jonge zangers van het Ulster Youth Choir (nu NYCNI) de kans om samen te werken met de internationaal bekende dirigent Paul McCreesh en contratenor Mark Chambers ter voorbereiding van een historische Proms-uitvoering van Mendelssohns “Elijah” in de Londense Royal Albert Hall. De zangers waren zo geïnspireerd door de ervaring van het werken met professionele ensembles en solisten, dat ze besloten om hun eigen ensemble in Noord-Ierland op te richten, gericht op het begeleiden en ontwikkelen van jonge aspirant-professionele zangers. Zo werd Sestina geboren.
Onder leiding van Mark Chambers heeft Sestina zich snel ontwikkeld tot een ensemble met een reputatie van uitmuntendheid en authenticiteit in de uitvoering van oude muziek en een frisse en innovatieve benadering van programmeren. De ondersteuning en ontwikkeling van aspirant-professionele zangers uit Noord-Ierland en Ierland vormen de kern van Sestina’s activiteiten, en hun mentorprogramma biedt een meeslepende educatieve ervaring voor jonge artiesten in verschillende stadia van hun opleiding en loopbaan, waardoor ze de kans krijgen om hun vak te ontwikkelen door werken met professionals van wereldklasse. Tot op heden hebben de jonge zangers van Sestina verschillende toneelwerken uitgevoerd van Henry Purcell (The Fairy Queen (2013), King Arthur (2014) en Dido and Aeneas.(2016)), en het ensemble heeft samengewerkt met enkele van de beste gespecialiseerde oude-muziekbeoefenaars ter wereld: His Majesty’s Sagbutts and Cornetts, The Monteverdi String Band (voor hun 2016-productie van Monteverdi’s Vespers uit 1610), de Nederlandse violist Johannes Leertouwer, en Irish Baroque Orchestra voor een productie van Händels Theodora (2018).
Sestina Music Master & Pupil Exploring the Influences and Legacy of Claudio Monteverdi cd Inventa INV 1007