Gustav Mahler, “Das Lied Von Der Erde, Version pour orchestre de chambre de Schönberg et Riehn”, Live door Stéphane Degout, bariton en Kévin Amiel, tenor en Le balcon o.l.v. Maxime Pascal, op het label LeBalcon
Het arrangement voor kamerensemble door Arnold Schönberg van Gustav Mahlers “Das Lied von der Erde”, werd afgewerkt door Rainer Riehn en in 1983, in Toblach/Dobiacco, in première gespeeld door Ensemble Musica Negativa. Rainer Riehn (1941-2015) (foto)was een Duitse componist en dirigent en co-redacteur van tijdschriften over muziektheorie. Hij werd geboren in Danzig, Duitsland (nu Gdansk, Polen), studeerde muziektheorie in Mainz, Zürich en Berlijn en compositie bij Gottfried Michael Koenig in Utrecht. Hij ontmoette de muziektheoreticus Heinz-Klaus Metzger in de Darmstädter Ferienkurse in de zomer van 1965. In 1968 richtte hij het Ensemble Musica Negativa op en in 1977 de serie Musik-Konzepte, die hij tot 2003 uitgaf (samen met Heinz-Klaus Metzger). In 1984 ontvingen Metzger en Riehn de Deutscher Kritikerpreis als redacteuren van de Musik-Konzepte. In 1987 was hij hoofddramaturg bij de Oper Frankfurt samen met Heinz-Klaus Metzger en initieerde hij de eerste opdracht voor een operacompositie voor John Cage (Europeras 1 & 2).
De grote symfonische liedcyclus “Das Lied von der Erde, eine Symphonie für eine Tenor- und eine Alt- (oder Bariton-) Stimme und Orchester” van Gustav Mahler (1860-1911), ontstond gedurende 1908 en 1909 en was geïnspireerd door oud-Chinese gedichten uit de 8ste eeuw, in vertaling van Hans Bethge. De Duitse dichter, Hans Bethge (1876-1946) (foto), vertaalde de gedichten uit het Frans, waarbij hij zich baseerde op “Poésies de l’époque des Thang”, de vertaling van de sinoloog, Marie-Jean-Léon, Marquis d’Hervey de Saint Denys (1822-1892) (foto). Daarnaast baseerde hij zich op Hans Heilmans “Chinesische Lyrik” (1905), en Judith Gautiers “Livre de Jade”. Bethges bloemlezing “Die chinesische Flöte” uit 1907, waarvan Mahler gebruikmaakte, was een populair voorbeeld van Europese, literaire chinoiserie.
In 1851 publiceerde Marie-Jean-Léon, Marquis d’Hervey de Saint Denys zijn “Recherches sur l’agriculture et l’horticulture des Chinois”, over planten en dieren die wellicht in Westerse landen geïntroduceerd konden worden. Hij vertaalde Chinese teksten en verhalen, niet zozeer omwille van hun literaire waarde, maar voor het licht dat zij deden schijnen op de Chinese cultuur en gebruiken. Hij vertaalde ook Spaanse werken en schreef een boek over de geschiedenis van het Spaans drama. Mahler zette voor elk deel een gedicht uit “Die chinesische Flöte, Nachdichtungen chinesischer Lyrik” van Hans Bethge op muziek, nl. “Das Trinklied vom Jammer der Erde” (Li-Tai-Po), “Der Einsame im Herbst” (Qian Qi), “Von der Jugend” (Li-Tai-Po), “Von der Schönheit” (Li-Tai-Po), “Der Trunkene im Frühling” (Li-Tai-Po) en “Der Abschied” (Mong-Kao-Yen en Wang-Wei (foto)).
Mahler vermeed voor “Das Lied von der Erde” weliswaar de titel ‘Symfonie’, die hij overigens wel in de ondertitel gebruikte. Hij was bang dat een negende symfonie zoals bij Beethoven en Anton Bruckner, weleens zijn laatste zou kunnen zijn. Toch paste het werk binnen de vormcriteria van een symfonie, net als de andere late Mahlersymfonieën, zodat het met evenveel recht zowel een liedcyclus als een symfoniecantate kan worden genoemd. Het werk valt op omdat het enerzijds in de tijdspanne van twee jaar rond Mahlers 9de symfonie ontstond, en anderzijds vanwege de ongewone orkestratie en bijzondere stemming. Voor de bezetting koos Mahler een groot symfonieorkest en twee vocale solisten (een alt of bariton en een tenor). De première vond, na Mahlers overlijden, plaats in november 1911 in München o.l.v. Bruno Walter.
Voor zangers was en is het stuk een uitdaging. De tenor bv. moet de eigenschappen van de ’tenore di forza’ of heldentenor in het eerste en vijfde deel combineren met die van de ’tenore lirico’ of lyrische tenor in het derde. De alt of bariton staat in het slotdeel “Der Abschied”, voor de moeilijke taak de muziek bij de laatste woorden “Ewig… ewig…” bijna onhoorbaar te laten wegsterven. “Das Lied von der Erde” telt zes delen, waarvan vier op teksten van de Chineses dichter, Li Bai (701–762) (foto), vroeger meestal Li T’ai Po genoemd.
Li Bai, bijgenaamd “De Onsterfelijke Dichter”, wordt vaak samen met Du Fu, beschouwd als één van de twee meest eminente dichters uit de literaire geschiedenis van China. Er zijn tot op de huidige dag zo’n 1100 van zijn gedichten bewaard gebleven. Li Bai leefde en werkte net als Qian Qi, (710-782), de dichter van “Der Einsame im Herbst”, ten tijde van de Tang-dynastie. Voor de Chinese kunsten was deze periode een bloeitijd. Van symfonie naar lied lijkt een enorme stap, van de grootste vorm voor het grootste orkest naar de kleinste vorm voor het kleinste ensemble. Maar, Mahler bracht ze samen en verweefde het Lied in zijn “Wunderhorn”-symfonieën en in ‘Das Lied von der Erde’. Het lang, eindeloos uitgerekt crescendo op de enkele noot ’e’ (gevuld met zoveel verlangen) leidt naar het laatste deel van “Der Abschied”, dat alleen omschreven kan worden als kosmisch.
In de nazomer van 1907 boog Gustav Mahler zich in Dobbiaco over de bloemlezing “Die Chinesische Flöte” onder redactie van Hans Bethge. Uiterlijk in 1908 was hij begonnen met het op muziek zetten van geselecteerde gedichten. Het laatste nummer “Abschied” kreeg weliswaar een door Mahler samengestelde tekst van twee gedichten van 2 verschillende auteurs (Mong-Kao-Yen, 689/691–740 en Wang-Wei, 698–761), met eigen versregels in de combinatie van recitatievo en arioso-elementen.
Voor de concerten van de “Vereniging voor particuliere muziekuitvoeringen” (Verein für musikalische Privataufführungen), arrangeerde Arnold Schönberg walsen van Johann Strauss, zijn eigen orkeststukken op. 16 en Mahlers “Lieder eines fahrenden Gesellen”. Alle andere arrangementen werden toegewezen aan studenten, zoals het arrangement van Mahlers “Lied von der Erde”, weliswaar begonnen door Schönberg. Anton Webern (foto) kreeg de opdracht voor de voltooiing, maar vanwege de precaire, financiële situatie van de “Vereniging”, kon dit uiteindelijk niet meer gerealiseerd worden.
De bezetting van het arrangement (“Bearbeitung Für Kleines Ensemble”) was fluit, hobo, klarinet en fagot, hoorn, viool, altviool, cello en contrabas, piano, harmonium (of celesta) en percussie. Pas in het begin van de jaren ’80, zette Rainer Riehn, Schönbergs werk aan het “Lied von der Erde” voort voor een Mahler-festival in Dobbiaco. Met uitzondering van de – optionele – toevoeging van een celesta voor het einde van het “Abschied” en het afzien van een 3e viool, heeft Riehn niets veranderd aan de gegeven bezetting. De première van het Mahler-Schönberg-Riehn-project vond plaats in juli 1983.
“Schönbergs ambitie”, zo vertelde Riehn, “was in eerste instantie niet gericht op een ‘nieuwe interpretatie’, maar was een bescheiden, respectvolle, maar uiterst moeilijke technische poging, om met onvergelijkbaar zuinigere, zelfs drastisch gereduceerde middelen, in een ongelooflijke mate, toch dezelfde, oorspronkelijke klank te bereiken. Zijn arrangement, dat juist door zijn toewijding aan het origineel een nieuwe kwaliteit kreeg, was een meesterwerk in zijn soort. Door de compositorische structuur en melodie in het algemeen, evenals vele instrumentale details die worden opgenomen in de zachtere orkestrale klank, komen bepaalde kenmerken […] duidelijker aan het licht; de afzonderlijke lijnen worden overal scherper, meer houtsnede-achtig – ja, voor het grootste deel zijn het slechts gedeeltelijke lijnen die in het grote orkest worden onderbroken, die van instrument naar instrument springen, en zo met elkaar verbonden zijn om een gemeenschappelijke lijn te vormen”.
Gustav Mahler Das Lied Von Der Erde Version pour orchestre de chambre de Schönberg et Riehn Stéphane Degout Kévin Amiel, Le balcon Maxime Pascal cd LeBalcon LBM 042