René Jacobs en het B’Rock Orchestra voltooien hun Schubert-cyclus op het label Pentatone met een verrassend nieuwe interpretatie van Schuberts twee beroemdste symfonieën, de wereldberoemde “Onvoltooide” en de “Grosse C-dur”.
Vanaf ongeveer 1817, maakte de nauwelijks 20-jarige Schubert, vanwege zijn intense betrokkenheid bij het werk van Beethoven, wiens genialiteit hij dacht nooit te kunnen evenaren, een aanzienlijke creatieve crisis door. Talloze onvoltooide werken uit deze periode, zoals een strijkkwartet in do klein en een Symfonie, getuigden daarvan. In 1824 leek Schubert de crisis te hebben overwonnen en hij werkte intens aan verschillende kamermuziekwerken. Schubert beleefde een eerste crisis, als 16 jarige puber in 1813, als zijn vader, weduwnaar, hertrouwde met een jongere vrouw. Een tweede crisis in 1818, als hij als jongvolwassene, het ouderlijk huis definitief verliet, zijn job als schoolmeester opgaf en op eigen benen probeerde te staan. Crisis in de liefde in 1819, als zijn jeugdvriendin Therese Grob met hem brak door toedoen van haar moeder. Hij had geen vast inkomen en kon een potentiële echtgenote en kinderen geen welgesteld leven verzekeren. Een crisis in 1824, als hij verliefd werd op zijn leerlinge Karoline Esterházy, een verliefdheid die hij door zijn zieke toestand niet kon beleven en die bovendien onmogelijk was door haar adellijke afkomst.
Terwijl Schubert in juli 1822, met Franz Schober en andere vrienden, o.a. de familie von Spaun, Leopold Kupelwieser en Moritz von Schwind, een paar dagen in het Landesschloss Atzenbrugg (foto) (nu met Schubertmuseum) in Neder-Oostenrijk, ten noordwesten van Wenen, doorbracht, waar met name de “Schubertiaden” georganiseerd werden, schreef hij een tekst, “Mein Traum”, waarin een ruzie tussen een muziekminnende jongeman en zijn vader werd beschreven.
Op 3 juli 1822 schreef Schubert nl. een korte prozatekst, die deels biografisch was, maar ook een visioen leek te beschrijven dat een enorme invloed op hem lijkt te hebben gehad. Nadat hij nl. het dieptepunt had bereikt van onbeantwoorde liefde, armoede, afwijzing, angst, onzekerheid en vernedering, vond hij plotseling redding en opstanding. Het manuscript van “Mein Traum”, niet te verwarren met zijn lied, “Der Traum”, op tekst van Ludwig Christoph Heinrich Hölty (1748-1776), D.213 uit 1815, is bewaard gebleven, evenals een exemplaar dat in het bezit was van zijn goede vriend, de dichter en acteur, Franz (von) Schober (1796-1882) (foto).
Tien jaar na Schuberts overlijden, overhandigde zijn broer Ferdinand, het origineel manuscript aan Robert Schumann, die het publiceerde in de uitgave van 5 februari 1839 van zijn tijdschrift, het Neue Zeitschrift für Musik. Pas op 17 december 1865, dirigeerde Johann von Herbeck, tijdens een concert van de Gesellschaft der Musikfreunde, de “Onvoltooide” in de Redoutensaal van de Hofburg in Wenen, in première.
In 1823 bood Schubert de twee delen van zijn “Onvoltooide” aan, aan de Steiermärkischen Musikverein, wat erop wijzen kan dat hij zelf het werk in tweedelige vorm wellicht toch als voltooid beschouwde. In het bijbehorend boekje ontwikkelt René Jacobs nl. een theorie dat de B mineur Symfonie/ Sinfonie in h-Moll D 759, (“De Onvoltooide/”Unvollendete”), niet “onvoltooid” bleef, maar bewust onvoltooid bleef, omdat Schubert zijn twee bewegingen vorm gaf naar analogie van zijn tweedelige autobiografische vertelling, “Mein Traum”, gelijktijdig geschreven met de symfonie. Terwijl de eerste helft van “Mein Traum” vertelt over het overlijden van zijn moeder en zijn problematische relatie met zijn vader, betreedt de tweede helft een magisch, romantisch rijk, waarin uiteindelijk een verzoening met zijn vader tot stand komt. Op deze opname gaan de twee delen van de vertelling, voorgedragen door Tobias Moretti, vooraf aan de twee bewegingen van de “Onvoltooide”. Jacobs stelt daarenboven dat, na de door dromen geïnspireerde “Onvoltooide”, de “Grote” C majeur symfonie, met zijn plechtig karakter en sublieme afmetingen, een ware bevrijding was voor Schubert.
Tekst “Mein Traum”: (in het oorspronkelijk Duits te lezen in het bijbehorend boekje)
“Ik was een van de vele broers en zussen. We hadden een goede vader en een goede moeder. En ik voelde een diepe liefde voor hen allemaal. Op een dag nam mijn vader ons mee naar een feest en mijn broers werden erg vrolijk. Maar ik was verdrietig… Mijn vader kwam toen naar me toe en zei dat ik het heerlijke eten moest proeven. Maar ik kon niet… En toen verbood mijn vader mij in zijn woede uit zijn zicht. Ik draaide me op mijn hielen en met een hart gevuld met oneindige liefde voor degenen die het minachtten. Ik zwierf weg naar een ver land… Jarenlang werd ik verscheurd tussen de grootste liefde en het grootste verdriet. Toen kwam het nieuws van de dood van mijn moeder. Ik haastte me terug om haar te zien, en mijn vader, verzacht door zijn verdriet, verhinderde mijn terugkeer niet. Ik zag haar dood liggen en de tranen vielen me uit de ogen. We volgden haar, rouwend naar het graf, en de kist zonk langzaam weg. Vanaf dat moment bleef ik weer thuis.
Maar op een dag nam mijn vader me nog een keer mee naar zijn favoriete tuin en vroeg me of het me beviel. Maar ik vond het niet leuk, en ik durfde niet te antwoorden. Toen vroeg hij me voor de tweede keer, en nog ongeduldiger, of ik van de tuin hield. Bevend zei ik tegen hem “Nee”. En toen sloeg mijn vader me, en ik rende weg… Voor een tweede keer keerde ik me af en mijn hart was nog steeds gevuld met liefde voor degenen die het minachtten, ik dwaalde opnieuw naar verre landen. Door lange, lange jaren zong ik mijn liedjes. Maar toen ik een liefdeslied wilde zingen, veranderde het in verdriet. En toen ik van verdriet wilde zingen, werd het liefde. En zo werd ik verdeeld in liefde en verdriet.
“Maar toen verscheen er een vroom meisje, dat net was gestorven, voor mij, en er vormde zich een cirkel rond haar graf waarin jonge en oude mannen ronddwaalden als in eeuwigdurende gelukzaligheid. Ze spraken zacht om haar niet wakker te maken. Hemelse gedachten, als heldere vonken, leken onophoudelijk uit het graf van de maagd te flikkeren. En ze maakten een zacht geluid toen ze op de jonge mannen vielen. Ik verlangde ernaar om daar ook te lopen, maar alleen door een wonder, zo zeiden de mensen, kon je in die cirkel komen. Maar ik ging langzaam en vroom naar voren, met mijn ogen neergeslagen naar de grafsteen. En voor ik het wist zat ik in die kring van waaruit de mooiste melodie klonk. Ik voelde de hele mate van eeuwige gelukzaligheid, als het ware samengeperst tot een moment van ruimte. Ik zag mijn vader ook, liefdevol en verzoend. Hij vouwde me in zijn armen en huilde. Maar ik huilde nog meer…”
Ongeveer 150 jaar lang werd aangenomen dat Schubert zijn Negende symfonie, zijn “Große Sinfonie in C-Dur”, D 944, niet lang voor zijn overlijden in 1828 componeerde. Aan het eind van de 20ste eeuw werd weliswaar ontdekt dat hij het meeste van dit werk drie jaar eerder componeerde en het in 1826 en 1827 herzag. Meerdere aanwijzingen geven trouwens aan dat Schubert in de zomer van 1825 in Gmunden en later in Bad Gastein, aan een symfonie in C werkte. Deze symfonie zou niet een verloren gegane „Gmunden-Gasteiner Sinfonie“ geweest zijn, maar wel de hier opgenomen “Grosse C-Dur”. Terwijl ook zijn financiën enigszins verbeterden, was het jaar 1825, na een periode van slechte gezondheid, een beter jaar voor Schubert. Van veel van zijn werken, waaronder deze schitterende symfonie, heeft Schubert nooit een uitvoering gehoord. Toen het in 1827 werd gerepeteerd in de Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen, klaagden de strijkers erover dat passages waarin een ritmische figuur obsessief wordt herhaald, vooral in de finale, onspeelbaar waren.
In mei 1824 woonde Schubert de eerste uitvoering van Beethovens Negende symfonie bij. Beethoven bracht een revolutie teweeg in de symfonische vorm door het expressief bereik enorm uit te breiden, waarbij met name zijn Negende symfonie, op een veel grotere schaal werd opgevat dan welke voorgaande symfonie dan ook. Schubert was een van de vele componisten die beïnvloed was door Beethovens prestaties. Er is op verschillende manieren gesuggereerd waarop Schubert door Beethoven werd beïnvloed, maar het meest buitengewone aspect van Schuberts muziek uit die laatste jaren, was haar uitgesproken individualiteit. De compositietechnieken, de omgang met tonaliteit en structuur, en de orkestklank van deze twee tijdgenoten, hadden maar weinig gemeen. Schuberts eigen, diepe originaliteit, was des te opvallender in een tijd waarin Beethovens invloed op de ontwikkeling van de symfonie zo revolutionair en verreikend was.
Een recente hypothese suggereert dat de symfonie mogelijks zijn eerste uitvoering beleefde in maart 1829 op een concert in de Landständischer Saal in Wenen. Het bewijs voor deze hypothese is echter in tegenspraak met hedendaagse bronnen die bewijzen dat het Schuberts Symfonie nr. 6 (ook in C majeur) was die toen werd uitgevoerd. In 1836 deed Schuberts oudere broer, Ferdinand (1794-1859) (foto), die ook componist was, een poging om enkel de laatste beweging, “Finale. Allegro vivace”, uit te voeren, maar er is geen bewijs dat er ooit een openbare uitvoering heeft plaatsgevonden. Ferdinand Schubert was leraar aan de Normal-Hauptschule bei St. Anna in Altlerchenfeld/Wenen. In 1838, tien jaar na het overlijden van Schubert, bezocht Robert Schumann Wenen, en kreeg hij in de Gesellschaft der Musikfreunde, het manuscript van de symfonie te zien van Ferdinand Schubert. Hij nam een kopie die hij van Ferdinand kreeg mee naar Leipzig, waar het hele werk op 21 maart 1839, voor het eerst in het openbaar werd uitgevoerd, door het orkest van het Leipzigs Gewandhaus (Lakenhal) o.l.v. Felix Mendelssohn. Schumann beschreef deze voor de muziekwereld, heuglijke gebeurtenis, in het “Neue Zeitschrift für Musik”, in een extatisch artikel waarin hij de symfonie prees om zijn ‘hemelse lengte’, “die himmlische Länge”.
Het barokorkest, B’Rock Orchestra (tot 2015 B’Rock), in 2005 in Gent opgericht, kwam tot stand op initiatief van de klavecinist Frank Agsteribbe, de contrabassist Tom Devaere en de cultuurmanagers Hendrik Storme en Tomas Bisschop. Het eerste concert van B’Rock Orchestra vond plaats in De Bijloke in Gent op 3 september 2005. B’Rock Orchestra heeft geen vaste dirigent, maar werkt met gastdirigenten en verschillende solisten. In haar programmakeuze verbindt B’Rock Orchestra vaste waarden uit de barokliteratuur met minder gekend repertoire uit de 17de en 18de eeuw. Daarnaast staat het orkest voor een programmering waarin oude en eigentijdse muziek elkaar ontmoeten.
Bijzondere aandacht gaat uit naar creaties van nieuwe muziek op maat van haar historisch instrumentarium. Oude muziek in combinatie met theater, beeldende kunst en/of video behoort eveneens tot het artistieke DNA. In seizoen 2018-2019 tourde het orkest bijvoorbeeld met violiste Amandine Beyer en danseres Anne Teresa De Keersmaeker (van Rosas) in een productie van Bachs Brandenburgse Concerten. In 2012 debuteerde B’Rock Orchestra in de Munt/la Monnaie met de opera “Orlando” van Händel onder leiding van René Jacobs. In 2019 stond het orkest eveneens onder leiding van René Jacobs, voor het eerst in de Opéra National de Paris.
Schubert Unfinished & Great Symphonies B’rock Orchestra René Jacobs cd Pentatone PTC5186 894