Voor de pianiste, Beata Szalwinska en de operabas, Alexander Anisimov, is deze opname een bekentenis van bewondering voor de muziek van Sergej Rachmaninoff, die hen de gelegenheid geeft om in 28 van zijn liederen, hun diepste gevoelens en emoties uit te drukken.
Na 7 liederen zonder opusnummer, componeerde Rachmaninov, tussen 1890-1893 en 1916, 7 liedcycli, nl. de opusnummers. 4, 8, 14, 21, 26, 34 en 38, in totaal, 71 liederen. Op de cd staat een selectie uit voornamelijk op.14 (1894-96), op.21 (1900-1902), en op.26 (1906), deze laatste opgedragen aan de Moskouse advocaat, Arkady Kerzin (1856-1914) en zijn vrouw, de amateur pianiste, Mariya Kerzina (1864-1926). Deze Romances, waarvan vier in een arrangement voor piano solo van de Nederlandse pianist en componist, Frédéric Meinders (°1946), en éen (op. 38, nr. 3) in een arrangement voor piano solo van Rachmaninov zelf, zijn een combinatie van de schoonheid van vocale poëzie met pianopartijen vol virtuositeit, op teksten van tal van Russische dichters als Tsjechov, Koltsov, Meresjkovski, Afanasy Fet, Maria Yanova en Glafira Galina, over liefde, geluk, verlangen, hartstocht, verdriet, over alles wat het menselijk leven uitmaakt.
De vroegste (op.4, op.8) werden nog gecomponeerd in de stijl van Tsjaikofski, en de pianobegeleidingen waren daarbij relatief conventioneel. De 12 nummers van op.14 (1894 -1896) werden gecomponeerd in dezelfde periode als zijn Eerste symfonie (op.13). Rachmaninovs kenmerkende persoonlijkheid en stijl begonnen in deze liederen naar voren te komen, het meest nadrukkelijk in op.14, nr. 11 ‘Spring Waters’.
Sommige van de 12 liederen op. 21 waren de enige muziek die hij componeerde in de periode van depressie tussen de rampzalige première van zijn 1ste symfonie in 1897, en de louterende catharsis van zijn geniaal Pianoconcerto nr. 2 op.18 (1901). Het eerste lied, ‘Fate’, is het langste van zijn liederen en is gebaseerd op het viernotenmotief uit de 5de symfonie van Beethoven, de quartus paeon, die in klassieke poëzie ter verering van Apollo, gebruikt werd voor een speciaal retorisch effect. Rachmaninov was zich bewust van de krachtige betekenis ervan. De laatste regel is vertaald met ‘genoeg geluk!’ Op.21 nr. 2 begint ‘Ik ben weer alleen…’, nr.4 ‘The Answer’ (wat ‘liefde’ is) begint de duisternis te verlichten en in nr.5, ‘Lilacs’, wordt hij gered door zijn liefde voor de natuur.
Op.21 nr.7 ‘Hoe vredig’, werd gecomponeerd in 1902, het jaar van zijn huwelijk, het is prachtig mooi. Op.21 nr. 9 ‘Melody’, heeft een pure Rachmaninov-stijl in de pianopartij, rijk gestructureerd en melodisch, met een hint van het 2de Concerto, en ook, weliswaar in embryonale vorm, de hemelse 18de variatie (Andante cantabile) van zijn ‘Rapsodie op een thema van Paganini’ op.43, uit 1934. Op. 26 (1906) bevat een aantal liederen o.a. “Khristos voskres”, op tekst van Dmitry Merezhkovsky (1866–1941) (foto), op religieuze teksten, en de overheersende stemming is lijden en verlies. Het laatste nummer op.26 nr. 15, ‘Everything goes’ sluit af met de regel ‘And joyful songs I can sing’. In op.34 is de overheersende stemming liefde en licht, die recht naar het hart gaan.
Op.34 nr.1, ‘The Muse’, een toonzetting van Poesjkin (foto) (‘en mijn hart gevuld met heilige betovering’), is een van Rachmaninovs mooiste. Op.34 nr.12 is een Romance op poëzie van Afanasy Fet, ‘What Happiness’…. ‘en ik wil zeggen dat ik van je hou, jij alleen die ik liefheb en verlang’. Op.34 nr.14 is de bekende ‘Vocalise’. Op.38 (1916) zijn liederen over liefde en leven en verlies, geloof en natuur. Ook op.38 nr.3, ‘Daisies’ (Margaretok)…. “O meiden, o sterren van madeliefjes, ik hou van jullie!”, is een hoogtepunt. Naast de schoonheid van de zanglijn, maakt de subtiele complexiteit van Rachmaninoffs pianoschriftuur, zijn Romances zo ontzettend meeslepend Slavisch.
De Russische bas, Alexander Anisimov, prijswinnaar van de Glinka- en Tsjaikofski-wedstrijden, debuteerde als solist bij de Bolshoi Opera in 1990, hetzelfde jaar dat hij zijn studie afrondde en belangrijke rollen zong in Tsjaikovski’s lolanta en Glinka’s A Life for the Tsaar. Twee jaar later maakte hij zijn internationale debuut bij de Opera van Parijs als de oude veroordeelde in Sjostakovitsj’ Lady Macbeth of Mtsensk in een productie die ook naar La Scala reisde onder leiding van Myung-Whun Chung. Hij werd uitgenodigd om zijn debuut te maken bij La Scala, Milaan als The Grand Inquisitore in een nieuwe productie van Franco Zefferelli, van Verdi’s Don Carlo met Luciano Pavarotti, gedirigeerd door Riccardo Muti (EMI-cd en video). Hij trad ook op in La Scala als Commendatore in Don Giovanni van Mozart met Muti. Anisimov zong Prins Gremin in Tsjaikovski’ s Eugene Oneguin in het Chatelet Theater in Parijs, onder leiding van Semyon Bychkov, die een bekroonde cd werd op het Philips-label. Zijn debuut in de Metropolitan Opera vond plaats in 1994, als de oude veroordeelde in Sjostakovitsj’ Lady Macbeth of Mtsensk onder leiding van James Conlon. Anisimov, een vaste gast bij de Metropolitan Opera, verscheen als Lodovico in de openingsavondproductie van Verdi’s Otelia met Placido Domingo en Renee Fleming, gedirigeerd door James Levine, die later werd uitgezonden via PBS (Deutsche Grammophon CD/DVD).
De Poolse pianiste, Beata Szalwinska werd in Warschau geboren en begon met pianospelen op zesjarige leeftijd. Na lessen bij Anna Radziwonowicz en Barbara Muszynska aan verschillende Muziekacademies in Warschau, studeerde ze verder bij Marian Rybicki aan de École Normale de Musique A. Cortot en bij Sergiei Markarov aan het Conservatoire de Musique d’Olivier Messiaen in Parijs. Ze is lerares aan de Ecole de Musique in Diekirch en heeft sinds 2001, een aantal opnamen gemaakt o.a. van werk van Astor Piazzola. Haar naam is hoofdzakelijk verbonden aan opvallende uitvoeringen van werk van de Poolse componist, Karol Szymanowski (1882-1937).
Sergej Rachmaninoff Romances Alexander Anisimov Beata Szalwinska cd hänssler classsic HC 19038