Edith Sitwells uitnodiging aan William Walton om samen te werken aan een innovatief, revolutionair nieuw werk kwam op een kritiek moment in de carrière van de jonge componist en “Façade” bleek zijn eerste grote succes te zijn.
William Walton (1902-1983) (foto’s) werd geboren in het grauwe, industriële Oldham, vandaag een burough van Manchester, in Lancashire, in een muzikale familie. Op de leeftijd van zestien werd hij een undergraduate van Christ Church. Er wordt wel eens gezegd dat hij de jongste undergraduate in Oxford was sinds Hendrik VIII. Hij kwam onder invloed van Hugh Allen, de dominante figuur van het muziekleven in Oxford, die hem introduceerde in de moderne muziek en de geheimen van het orkest. Walton bracht daarop veel tijd door in de universiteitsbibliotheek met het bestuderen van partituren van o.a. Stravinsky, Debussy, Sibelius en Roussel. Hij verwaarloosde echter zijn niet-muzikale vakken, en faalde voor Grieks en algebra.
In Oxford raakte Walton bevriend met verschillende dichters onder wie Roy Campbell, Siegfried Sassoon en vooral Sacheverell Sitwell. De Sitwells zorgden voor hun protégé, zowel materieel als cultureel, waardoor hij niet alleen een thuis, maar ook een hoogstaande, stimulerende, culturele vorming kreeg. Hij kreeg muzieklessen van Ernest Ansermet, Ferruccio Busoni en Edward J. Dent, woonde voorstellingen bij van de Ballets Russes, ontmoette Stravinsky en Gershwin, en hoorde de Savoy Orpheans in het Savoy Hotel. Walton componeerde een experimenteel strijkkwartet dat sterk beïnvloed was door de Tweede Weense School, en dat in 1923 uitgevoerd werd op het festival van nieuwe muziek in Salzburg. Alban Berg was zo onder de indruk dat hij de jonge Walton voorstelde aan Arnold Schoenberg.
Waltons composities uit de jaren ‘20, toen hij inwoonde bij de Sitwells, waren onder meer de ouverture “Portsmouth Point”, opgedragen aan Sassoon en geïnspireerd door de gelijknamige, levendige ets van de plaatselijke pubs en bordelen van Thomas Rowlandson (1756-1827), “Siesta” (1926) en een Sinfonia Concertante voor piano en orkest (1928). Het Concerto voor altviool (1929) bracht Walton op de voorgrond van de Britse (klassieke) muziek. Het werd geschreven op voorstel van Sir Thomas Beecham voor de joodse altvioolvirtuoos Lionel Tertis (1876-1975) die een Montagnana uit 1717 bespeelde. Wanneer Tertis het manuscript zag, verwierp hij het echter. De toen veel jongere altist Paul Hindemith sprong in de bres en gaf de eerste uitvoering. Het werk werd met enthousiasme begroet. In de pers kon je lezen : “Deze jonge componist is een geboren genie”. Tertis veranderde van opinie en nam het werk op in zijn repertoire.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Walton als muziekadviseur verbonden aan de Britse Film Unit. Hij componeerde in die periode de muziek voor zes films waaronder Laurence Oliviers bewerking van Shakespeare’s “Henry V” (1944), en hij componeerde zijn aanstekelijke prelude voor “The First of the few”, een film over de vliegtuigbouwer R. J. Mitchell (1895-1937), de ontwerper van de Spitfire, de dramatisering van de ontwikkeling en testfase van het Brits gevechtsvliegtuig. Walton componeerde deze muziek voor de gelijknamige film van Leslie Howard met David Niven, naar de woorden van Churchill, “Never in the field of human conflict was so much owed by so many to so few.”
Tussen 1916 en 1921, gaf de Engelse, aristocratische schrijfster, biografe en dichteres, Dame Edith Sitwell (1884-1964) (foto’s), een door het Frans surrealisme beïnvloede, avantgardistische anthologie, “Wheels” uit, samen met haar twee broers Sir Osbert en Sir Sacheverell (foto), met wie ze de dichtersclub “De Sitwells“ vormde. In de muziekwereld werd Sacherevell (1897-1988) bekend door zijn boeken over Mozart, Liszt en Scarlatti.
In 1923 had William Walton, in samenwerking met Edith Sitwell, zijn eerste grote succes, al was het een succès de scandale. “Façade” werd nl. dat jaar voor het eerst uitgevoerd in het openbaar in de Aeolian Hall in London. Het werk bestond uit 18 van Ediths abstracte gedichten, met een sterke nadruk op ritme en dictie, door haarzelf gereciteerd door een megafoon van achter een scherm, in een grillig decor, terwijl Walton een ensemble van zes spelers (enkel blaasinstrumenten, percussie en cello) leidde.
Ediths in totaal, 33 gedichten, geschreven in de lijn van deze van de Engelse illustrator, dichter en schrijver Edward Lear (1812-1888) (foto), die samen met Lewis Carroll, een van de grote meesters was van Victoriaanse nonsense literature, werden als “Façade and other Poems, 1920–1935”, in 1950 gepubliceerd.
In de jaren ‘30, bekoelde Waltons relatie met de Sitwells. Hij had nl. liefdesaffaires en nieuwe vriendschappen. Zijn eerste affaire was met Imma von Doernberg, de jonge weduwe van een Duitse baron. Zij en Walton ontmoetten elkaar in de late jaren ‘20 en ze waren samen tot 1934, toen zij hem verliet. Zijn latere affaire met Alice, Viscountess Wimborne (1880-1948) (foto), van 1934 tot aan haar dood, veroorzaakte een nog een grotere breuk tussen Walton en de Sitwells. Zij had nl. een even grote hekel aan hen als zij hadden aan haar. In de jaren ‘30 verdiende Walton genoeg met componeren, dat het hem voor de eerste keer in staat stelde, financieel onafhankelijk te zijn. Door een erfenis van een muzikale weldoenster in 1931, verbeterde zijn financiële toestand en kocht een eigen huis in de luxueuze wijk Belgravia, in Londen.
Sitwells “nonsense verses” roepen een satirische en aangrijpende wereld op van het burgerlijk laat-Victoriaans Engeland, terwijl Waltons muziek, de teksten feilloos verrijkt in een werk waarin woorden en muziek onmiskenbaar even belangrijk zijn. Een weergaloze combinatie van typisch Engelse, droge humor, pathos en technische vaardigheid. De pers was over het algemeen negatief, maar desalniettemin werd het werk naderhand geaccepteerd. Constant Lambert maakte een arrangement voor vierhandig klavier en de compositie werd bekend door de choreografie van Frederick Ashton (1904-1988). Deze release bevat ook de eerste opname van “Small Talk” (1922) en drie nummers (Additional Numbers), die voor het eerst werden uitgevoerd in 1977, maar vervolgens werden afgewezen door de componist.
Tracklist :
Façade 1 – An Entertainment (1922)
- Fanfare
- I. Hornpipe
- II. En Famille
- III. Mariner Man
- IV. Long Steel Grass
- V. Through Gilded Trellises
- VI. Tango-Pasodoblé
- VII. Lullaby for Jumbo
- VIII. Black Mrs. Behemoth
- IX. Tarantella
- X. The Man from a Far Countree
- XI. By the Lake
- XII. Country Dance
- XIII. Polka
- XIV. Four in the Morning
- XV. Something Lies Beyond the Scene
- XVI. Valse
- XVII. Jodelling Song
- XVIII. Scotch Rhapsody
- XIX. Popular Song
- XX. Fox-Trot, “Old Sir Faulk”
- XXI. Sir Beelzebub
Façade 2- A Further Entertainment (1978-1979)
- I. Flourish – Came the Great Popinjay
- II. Aubade
- III. March
- IV. Madame Mouse Trots
- V. The Octogenarian
- VI. Gardener Janus Catches a Naiad
- VII. Water Party
- VIII. Said King Pompey
Façade: Additional Numbers (1922, 1977)
- I. Small Talk
- II. Daphne
- III. The White Owl
- IV. The Last Galop
Walton The Complete Façades Hila Plitmann Fred Child, Kevin Deas Narrators Virginia Arts Festival Chamber Players JoAnn Falletta cd Naxos 8.574378