Het magistraal Vioolconcerto van Johannes Brahms is bij het breed publiek voldoende bekend. Het Vioolconcerto van Alban Berg daarentegen, (nog) helemaal niet. Ontdek het hier in een stralende uitvoering door de Duitse violist, Christian Tetzlaff.
Johannes Brahms componeerde één van zijn zonnigste werken, zijn Vioolconcerto in D, tijdens de zomer van 1878 aan de idyllische Wörthersee in Karinthië in Oostenrijk. Tegen het eind van die zomer kon hij de vioolpartij van de eerste beweging en het begin van de finale aan zijn vriend, de violist Joseph Joachim, opsturen. Brahms vroeg Joachim advies met betrekking tot het componeren voor viool en vertelde hem ook dat hij van plan was een werk in vier bewegingen te componeren. Tegen de tijd dat Joachim de eerste uitvoering van het werk, op nieuwjaarsdag 1879, speelde, hadden de twee het werk uitvoerig besproken en had Brahms de twee binnenste bewegingen, vervangen door het gloeiend mooi Adagio.
Alban Berg (foto) componeerde zijn Vioolconcerto in 1935. Het werk werd gemaakt in opdracht van de violist, Louis Krasner (1903-1995) (foto), een gewezen leerling van o.a. Carl Flesch en Otakar Ševčík. Het was het laatste werk dat Berg voltooide. De wereldpremière was in april 1936, in het Palau de la Música Catalana in Barcelona, op het XIV ISCM Festival. Louis Krasner speelde de solopartij en het Pau Casals Orchestra stond onder leiding van Hermann Scherchen, hoewel Anton Webern was bedoeld als dirigent. Berichten variëren over de vraag of hij ziek was of emotioneel niet in staat was om te gaan met het onderwerp van de muziek. Hoe dan ook, Scherchen was er toevallig voor het festival, en hij werd letterlijk ter elfder ure opgeroepen. De eerste keer dat hij de partituur zag was de avond voor de première om 23.00 uur, en de volgende ochtend was er slechts een half uur repetitie! Louis Krasner speelde in 1940 ook het Vioolconcerto van Arnold Schönberg uit 1934-1936, opgedragen aan Anton Webern, met het Philadelphia Orchestra o.l.v. Leopold Stokowski, in première.
Toen Alban Berg de opdracht ontving, werkte hij aan zijn opera “Lulu” en stelde hij het werk aan het concerto enkel maanden uit. Hij voelde er nl. niets voor om op vraag van Louis Krasner, een hol, virtuoos concerto à la Vieuxtemps of Wieniawski te componeren. Naast de uitdaging om te laten horen dat dodecafonische muziek wel degelijk emotionele muziek kon zijn, wat Krasner tegensprak, was de aanleiding om aan de compositie te beginnen, een heel tragische gebeurtenis, nl. het overlijden door polio van de 18-jarige Manon Gropius, de dochter van Alma Mahler (de weduwe van Gustav Mahler) en Walter Gropius, die actrice wilde worden.
Een jaar eerder, in maart 1934, had Manon nl. met haar moeder, de paasvakantie in Venetië doorgebracht. Een reis die haar uiteindelijk noodlottig zou worden want er heerste op dat moment een polio-epidemie in Venetië, die voor de bezoekers van de stad aan de Lagune verzwegen werd… Manon raakte besmet en er begon een lijdensweg, gekluisterd aan een rolstoel, die een jaar zou duren.
Nadat Alban Berg, die samen met zijn vrouw, Helene, een goede huisvriend was van Alma, het vreselijk bericht van haar overlijden had gehoord, legde hij de partituur van “Lulu” opzij en begon hij meteen aan het concerto als een “musikalisches Denkmal”, als een intiem, instrumentaal Requiem, ter nagedachtenis aan Manon, met als ondertitel, “Dem Andenken eines Engels“. Dit om naar eigen zeggen, de “Wesenszüge des jungen Mädchens in musikalische Charaktere zu übersetzen”.
De begrafenis van Manon in Wenen, van deze “mooie, engelachtige, hemelse gazelle” volgens Elias Canetti, die door haar ondertussen fel antisemitisch geworden moeder, als arische, uitgespeeld werd tegenover haar halfjoodse halfzus Anna (dochter van Gustav Mahler), voorbestemd was om te huwen met de nazi, Anton Rintelen (1876-1946), (in 1934, een van de samenzweerders in het nazicomplot tegen de regering van Engelbert Dollfuss, die vermoord werd), was, gezien haar afkomst, een “gesellschaftliches Großereignis”. Van de hand van de beroemde muziekcriticus, Ludwig Karpath (foto), aan wie Richard Strauss in 1924, zijn ballet, “Schlagobers” had opgedragen, verscheen een necrologie in een Weense krant.
Voor Alma was het een tweede helse beproeving. In 1907 had haar eerste echtgenoot, Gustav Mahler, erg overstuur door de campagne die in Wenen tegen hem werd gevoerd, zijn familie in de zomer van 1907 meegenomen naar Mayernig. Na aankomst in Mayernig werden zijn beide dochters ziek met roodvonk en difterie. Anna herstelde, maar de kleine Maria (“Putzi”) (foto) overleed op 12 juli. Ze was 4 jaar oud…
Drie jaar na Manons begrafenis werd de naam Oostenrijk veranderd in Ostmark, een provincie van het Groot-Duitse Rijk van Adolf Hitler, geleid door de gewezen minister van Binnenlandse Zaken, die bondskanselier werd, Arthur Seyss-Inquart. Veel leden van de familie Mahler werden vermoord in de concentratiekampen. Op het Proces van Neurenberg werd Seyss-Inquart, geboren in 1892 in Stonařov (Stannern), een gemeente in het district Jihlava (Iglau) in Moravië, waar Gustav Mahler, in 1860 geboren in het naburige Kaliště, zijn kindertijd doorbracht, als één van de 22 belangrijke oorlogsmisdadigers, ter dood veroordeeld. In de nacht van 15 op 16 oktober 1946 werd hij, samen met andere nazi-kopstukken, door ophanging terechtgesteld. Hij was 54 jaar oud…
Het Vioolconcerto Van Alban Berg is in twee delen (“zweisätzig”), elk onderverdeeld in twee secties, Andante (Prelude) en Allegretto (Scherzo) en Allegro, “ma sempre rubato, frei wie eine Kadenz” en Adagio. De eerste twee secties vertegenwoordigen het leven van Manon, de laatste twee, vertegenwoordigen dood en transfiguratie. Het werk opent met een Andante in de klassieke sonatevorm, gevolgd door een dansant Allegretto. Het eerste deel (was bedoeld om het korte leven van Manon te schetsen. Een ingebouwd eenvoudig Karinthisch volksliedje verwees daarbij naar de kindertijd toen Berg Manon voor het eerst ontmoette in Karinthië. Met het eerste deel tekende Berg een ‘muzikaal portret’ van Manon. De muziek is charmant en zacht van aard, en in het Allegretto beeldde Berg met citaten van een Weense wals, de nerveuze, vrolijke, optimistische trekken van het meisje uit. Het tweede deel begint met een cadens- achtig Allegro, met virtuoze passages in de solopartij, grotendeels gebaseerd op een enkele terugkerende, tango-achtige, ritmische cel, met een dramatische, dissonante verklanking van het lijden en doodstrijd van Manon. De vierde en laatste sectie is een Adagio met ontroerende koraalvariaties.
In zijn vioolconcerto combineerde Alban Berg de twaalftoonstechniek met een vrijere, meer tonale stijl. Hoewel de stijgende reeks (“Zwölftonreihe”), symbolisch voor een engel die ten hemel opstijgt, alle twaalf noten van de chromatische toonladder bevat, is er nl. een sterke tonale ondertoon. De eerste drie noten van de reeks vormen nl. een sol klein drieklank, de noten drie tot vijf vormen een re groot drieklank, de noten vijf tot zeven vormen een la klein drieklank, en de noten zeven tot negen vormen een mi groot drieklank. De grondtonen van de vier drieklanken komen overeen met de tonen van de open snaren van de viool, (sol, re, la mi), die in de openingspassage gespeeld worden door de solist.
De resulterende akkoorden (drieklanken) zijn dus kwint gerelateerd en vormen een cadens, die we horen vlak voor de reeks voor het eerst door de viool wordt gespeeld. Het werk is ook verbonden met Johann Sebastian Bach, wiens muziek een cruciale rol speelt in dit concerto. De stijgende, 4 laatste (hele) noten (“Ganztöne”) van de reeks, vormen nl. ook de eerste vier noten van de koraalmelodie, “Es ist genug! so nimm, Herr, meinen Geist”. Bach componeerde een vierstemmige zetting van deze hymne van Franz Joachim Burmeister (1633-1672) op een melodie van Johann Rudolph Ahle (1625-1673), als “Schlusschoral” van zijn cantate, “O Ewigkeit, du Donnerwort”, BWV 60 (Leipzig, 1723). Berg citeerde dit koraal letterlijk in de lyrische, vierde en laatste sectie, waar Bachs harmonisatie te horen is in de klarinetten. Een aandoenlijk moment.
De andere geciteerde tonale passage is het Karinthisch volksliedje (“come una pastorale”) in de tweede sectie van het eerste deel, dat kort terugkeert vóór de coda in het tweede deel, de enige sectie die zijn materiaal niet ontleent aan de reeks. Het slotakkoord bestaat uit 18 tonen, wat de leeftijd symboliseert waarop Manon (Mutzi) in 1935 overleed. Enkele maanden later overleed Alban Berg zelf. Hij was 50-jaar oud. “Lulu” heeft hij niet meer kunnen voltooien…
De begenadigde violist, Christian Tetzlaff (°1966) uit Hamburg, begon viool en piano te spelen op zesjarige leeftijd. Hij begon zich pas ernstig op het instrument toe te leggen vanaf z’n veertiende, toen hij zijn concertdebuut maakte met een uitvoering van Beethovens Vioolconcerto. Vanaf toen kreeg hij les van Uwe-Martin Haiberg, concertmeester van het NDR Elbphilharmonie Orchester, aan de Musikhochschule Lübeck. Op z’n achttiende trok hij naar Amerika en ging hij studeren bij Walter Levin, de voormalige leraar van Haiberg, aan de Universiteit van Cincinnati – College-Conservatory of Music. Op z’n 22ste, toen hij bijna afgestudeerd was, solliciteerde Tetzlaff bij twee dirigenten, Sergiu Celibidache in München en Christoph von Dohnányi in Cleveland, met uitvoeringen van Tsjaikofski’s Vioolconcerto. Toen ze echter vernamen dat hij ook Arnold Schönbergs moeilijker Vioolconcerto machtig was, werd hij in 1988 als 21-jarige, geëngageerd om dit concerto uit te voeren tijdens concerten met het Cleveland Orchestra en de Münchner Philharmoniker. Dit was ongehoord voor een violist van die leeftijd. Tetzlaff wordt trouwens nog geregeld gevraagd om het werk van Schönberg uit te voeren.
In 1989 maakte hij zijn solorecitaldebuut in New York en hij doceert regelmatig aan de Kronberg Academy in Frankfurt. De Tetzlaffs uit Hamburg zijn zeer muzikaal. Zijn oudere broer Stephan is pianist en muziekdirecteur in het theater van Bremerhaven, zijn oudere zuster Angela geeft fluitles aan het conservatorium van Lübeck en zijn jongere zuster Tanja speelt cello. In 1994 richtte hij het kamerensemble Tetzlaff Quartet op, waarin hij samenspeelt met z’n zus Tanja, Hanna Weinmeister en Elisabeth Kufferath. Christian Tetzlaff bespeelt een viool, gebouwd door Peter Greiner (°1966) uit Zürich.
De Engelse-Italiaanse dirigent, violist, pianist en slagwerker, Robin Ticciati (°1983) speelde nog in het National Youth Orchestra of Great Britain, toen hij al op 15-jarige leeftijd begon te dirigeren. Hij studeerde muziek aan Clare College van de Universiteit van Cambridge, werd weliswaar niet opgeleid als dirigent, maar Sir Colin Davis en Sir Simon Rattle zagen zijn talent en traden op als zijn mentoren. In 2005, het jaar waarin hem een ‘Fellowship’ van de Borletti Buitoni Trust werd toegekend, richtte hij het kamerensemble Aurora op. In dat jaar maakte hij ook een opvallend debuut in de Scala van Milaan door als 22-jarige in te vallen voor Riccardo Muti. Van 2006 tot 2009 was hij chef-dirigent en artistiek adviseur van het Gävle Symfoniorkester en van 2009 tot 2018 had hij die positie bij het Scottish Chamber Orchestra. Van 2010 tot 2013 was hij ook vaste gastdirigent bij de Bamberger Symphoniker. Hij vervulde gastdirecties bij o.a. de Wiener Philharmoniker, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, de Staatskapelle Dresden, het Gewandhausorchester Leipzig en het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Sinds 2014 is Robin Ticciati muziekdirecteur van de Glyndebourne Festival Opera, nadat hij al van 2007 tot 2009 ‘Glyndebourne on Tour’ geleid had. Sinds 2017 is hij daarnaast chef-dirigent van het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin. Robin Ticciati is ‘Sir Colin Davis Fellow of Conducting’ bij de Royal Academy of Music. Bij de ‘Queen’s Birthday Honours 2019′ werd hem de Orde van het Britse Rijk (OBE) verleend.
Brahms Berg Violin Concertos Christian Tetzlaff Deutsches Symphonie-Orchester Berlin Robin Ticciati cd Ondine ODE 1410-2