Vivaldi’s Concerti voor strijkers, onderverdeeld in ripieno (tutti) en een klein concertino, behoren waarschijnlijk tot zijn eigenzinnigste werken. Voor dit Vivaldi-programma keken Amandine Beyer en Gli Incogniti onder het grilligste masker van deze geniale componist. Instrumenten wisselen van partij, solisten verdubbelen, brede klanken worden scherp, vormen lopen in elkaar over, u hoort weerbarstige patronen, fuga’s binnen concerti, dromerige allegro’s en dansende adagio’s…
Een omgekeerde wereld. Vivaldi’s concerti con molti istromenti kunnen door hun omvang en gedurfde moderniteit, als ware voorlopers van de symfonie worden beschouwd. De “rode priester”, een toonschepper van onbegrensde verbeelding, leefde zich hier uit met de uitvinding van ongekende klankcombinaties. In zijn beroemde Mondo al rovescio (Omgekeerde wereld) brengt hij een wilde drukte van octaafparallellen teweeg door fluiten, hobo’s en klavecimbel, de stemmen van de viool en de cello te verdubbelen. Alles lijkt omgekeerd, verwachtingen worden niet meer ingevuld, maar tegelijkertijd ontdekt u de boeiende geheimen over de essentie van klank. Voor deze muzikale ontdekkingsreis doorheen Vivaldi’s repertoire telt Gli Incogniti voor het eerst niet minder dan 24 musici, bezield en aangevoerd door een immer energieke Amandine Beyer.
Het Concerto ripieno werd soms een “concerto a quattro” genoemd of “a cinque”, wanneer het orkest twee altvioolpartijen bevatte, wat een standaardbezetting was in de 17de eeuw. Het was een compositie voor strijkorkest en continuo zonder solopartijen of ondergeschikte partijen. Vanaf de 6 Concerti ripieno, op. 5 (1692), van Giuseppe Torelli, kende het genre tot ongeveer 1740, een grote bloei. De meeste concerti ripieno vielen onder twee verschillende categorieën, een sonatetype en een sinfonia type. Het sonatetype weerspiegelde door een vierdelige langzame-snel-langzaam-snelle structuur en een overwegend fugatische textuur, over het algemeen de vorm en stijl van de sonata da chiesa. Het modernere sinfonia-type met een drievoudig (snel-langzaam-snel) patroon en de meer homofone textuur van het soloconcerto en de opera sinfonia, ontstond met Torelli’s tweede publicatie concerti, op. 6 (1698), en Giulio Taglietti’s Concerti a Quattro, op. 4 (1699). In de jaren 1720, fuseerde het sinfonia-type geleidelijk met de vroege sinfonia concertante, omdat de term concerto tegen die tijd, een onuitwisbare associatie kreeg met het contrast, tutti-solist van het populair geworden soloconcerto.
Het soloconcerto, verscheen net als de sonate en de symfonie, voor het eerst aan het begin van de 18de eeuw in Italië en verspreidde zich over vijf generaties violisten/componisten over heel Europa. De benaming ‘concerto’ werd voor het eerst gebruikt in 1602 door de franciscaan, Lodovico Grossi da Viadana (foto), in zijn “Concerti Ecclesiastici”, motetten voor vocale partijen en orgel, de eerste publicatie van kerkmuziek met basso continuo. Deze muziekvorm, ontstaan uit de canzone van Frescobaldi en Giovanni Gabrieli, groeide o.a. bij Salomone Rossi, Biagio Marini en Tarquinio Merula, rond 1637, uit tot de ‘sonata da chiesa’ of triosonate met basso continuo. Giovanni Battista Bassani in zijn “Affetti musicali”, en Giuseppe Torelli waren de scheppers van het instrumentaal ‘concerto da camera’. De door hen gebruikte bezetting, twee violen en een baslijn, tussen 1692 en 1709, werd later door Corelli, Geminiani, Vivaldi en anderen ontwikkeld, en werd ook toegepast door Bach en Händel. Het soloconcerto ontwikkelde zich in de barokperiode vanuit het concerto grosso, waarbij een solistengroep of concertino concerteerde t.o.v. het instrumentaal ensemble of ripieno, en bood de solist de mogelijkheid om zijn virtuoze techniek te etaleren.
Het Soloconcerto is omstreeks 1700 in Italië ontstaan en werd door leerlingen van Corelli (foto) en door Vivaldi ontwikkeld. Hun nieuwe concertostijl werd door componisten in heel Europa nagevolgd en na jaren van weerstand tegen al wat Italiaans was, volgden in de jaren 1720 zelfs de Fransen. Met name Vivaldi’s concerti werden regelmatig uitgevoerd op de Concerts Spirituels, toen de belangrijkste publieke/openbare concerten in Parijs. Daar speelde de violist Jean-Marie Leclair vaak zijn Sonaten en zijn composities begonnen een toename van Italiaanse invloed te vertonen.
Antonio Vivaldi kwam als jonge priester en vioolleraar naar het beroemd, Venetiaans meisjesweeshuis Ospedale della Pieta. Daar maakte hij o.a. ook kennis met een toen nieuw instrument, de traverso, in het Ospedale bespeeld door een meisje genaamd ‘Lucieta traversie’. Vivaldi herkende de technische en expressieve mogelijkheden van het instrument en gebruikte deze in een grote verscheidenheid aan genres. In het “Ospedale della Pietà”, werkte Antonio Vivaldi van 1703 tot 1740 met tussenpauzen, als ‘maestro di violino’ en ‘maestro di concerti’. Eén van zijn taken was concerti te bezorgen aan de meisjes en composities te leveren voor alle soorten instrumenten. Verschillende uitmuntende hoboïsten, onder wie Ignazio Rion, Onofrio Penati en ook Ignazio Siber, waren als muziekleraar verbonden aan het weeshuis. Van Vivaldi zijn drie concerti voor twee hobo’s en orkest bewaard gebleven. Alle drie vertonen ze heel wat overeenkomsten met de concerti voor een gelijkaardige bezetting van Tomaso Albinoni.
Amandine Beyer begon op vierjarige leeftijd viool en blokfluit te leren aan het conservatorium in haar geboorteplaats. Ze ging naar het Nationaal Conservatorium voor Muziek en Dans in Parijs, waar ze in 1994 een eerste prijs behaalde in de vioolklas van Sylvie Gazeau. In 1995 werd ze toegelaten tot de barokvioolklas van Chiara Banchini aan de Schola Cantorum in Bazel, waar ze in 1999 het diploma van solist behaalde. Tegelijkertijd deed ze studies van musicologie die werd afgesloten met een masterscriptie over Karlheinz Stockhausen. Vanaf 1998 speelde ze regelmatig met Ensemble 415 (onder leiding van Chiara Banchini), La Capella Reial de Catalunya (onder leiding van Jordi Savall ), Les Cornets noirs, Le Concert Français, L’ Academia Montis Regalis, The Assembly of Honest Curious met wie ze in 1998 de Prix Bonporti de Rovereto won en verschillende veelgeprezen cd’s opnam. Sinds 2000 trad ze regelmatig op als soliste in festivals en concertzalen over de hele wereld, met Pablo Valetti (de) en de ensembles Café Zimmermann en Stylus Phantasticus, La Fenice (Jean Tubéry), met de klavecinist Pierre Hantaï, evenals met Edna Stern op pianoforte.
In 2001 won ze de Antonio Vivaldi-wedstrijd voor barokviool in Turijn. De oprichting van haar ensemble Gli Incogniti (Les Inconnus) in 2006, had een eerste groot succes met de opname van verschillende niet-gepubliceerde of opnieuw samengestelde concerten van Johann Sebastian Bach. In 2008 was hun opname van Vivaldi ’s Vier Jaargetijden ook een publiek en kritisch succes. Amandine Beyer was professor aan de barokmuziekcursus in Barbaste en professor aan de Escola Superior de Música e das Artes do Espectaculo in Porto. In september 2010 volgde ze, samen met Leila Schayegh, Chiara Banchini op als professor barokviool aan de Schola Cantorum in Bazel. In 2013 speelde ze op het podium Bachs Partita for Solo Violin No. 2 voor het hedendaags dansballet Partita 2 gecreëerd door de Belgische choreografe Anne Teresa De Keersmaeker in samenwerking met Boris Charmatz. Samen met een aantal collega-muzikanten is ze een van de oprichters van het Kitgut Quartett, dat sinds 2015, op historische instrumenten en darmsnaren, vooral muziek uit de tweede helft van de 18de eeuw speelt.
Tracklist:
Concerto in D, RV 562
Concerto voor fluit in e, RV 432
Concerto in C, RV 556
Concerto voor viool, 2 hobo’s, 2 hoorns en fagot in F, RV 571
Concerto voor viool en hobo in g, RV 576
Concerto voor viool in A RV 344
Concerto voor twee hobo’s in a, RV 536
Concerto in F, RV 572 “Il Proteo o sia Il Mondo al rovescio”
Vivaldi Il mondo al rovescio Concerti con molto istromenti Amandine Beyer Gli Incogniti cd harmonia mundi HMM 902688