Sergei Rachmaninov was een van de meest vooraanstaande pianisten van de 20ste eeuw, maar de grote hoeveelheid orkestmuziek die hij componeerde was niet minder de uitdrukking van zijn uniek, muzikaal karakter. Zijn grote kracht was dat hij erin slaagde een visioen dat hij al heel vroeg in zijn leven had ontdekt, intact te houden. Deze geniale tijdgenoot van Schönberg, Scriabin, Ravel en Ives, bekommerde zich niet om muzikale mode en wilde geen pionier zijn, van het Scherzo in re klein, zijn eerste overgebleven orkestwerk, voltooid net voor zijn vijftiende! verjaardag, tot zijn symfonieën en de symfonische dansen. In plaats daarvan, en gedurende een periode van een halve eeuw, verfijnde en verdiepte hij een taal die hij op de meest natuurlijke wijze ontleende aan zijn laat-19de-eeuwse, Slavisch-Russisch-orthodoxe achtergrond.
De fascinatie van de jonge componist voor zigeunerthema’s (in fragmenten uit zijn opera “Aleko” en Capriccio bohémien), evenals zijn levenslange preoccupatie met de dood, in de vorm van de vier noten van het gregoriaans motief, Dies irae, waren keer op keer te horen in zijn muziek, zelfs tot in zijn allerlaatste werk, de symfonische dansen, waar aan het einde van de derde en laatste dans, dit symbool van de dood eindelijk tot rust kwam. Rachmaninov was pas 22 jaar oud toen hij zijn 1ste symfonie componeerde, tussen januari 1895 en 30 augustus van datzelfde jaar. De symfonie ging in première op 5 maart 1897 in Sint-Petersburg onder leiding van Alexander Glazoenov, toen Rachmaninov bijna 24 was. Het werd echter een complete mislukking. Rachmaninov verliet zelfs gekweld de zaal voor de uitvoering ten einde was. Als gevolg van slechte kritieken op zijn eerste symfonie in 1897 verkeerde de 24-jarige Rachmaninov in een lange periode van depressiviteit. Rachmaninov ging uiteindelijk in behandeling bij de vooruitstrevende psychotherapeut Nikolaj Vladimirovitsj Dahl (1860-1939), waar hij onder meer een hypnosebehandeling onderging. De dokter was muzikaal en speelde altviool en de therapie slaagde erin Rachmaninovs creativiteit te herstellen. In de herfst van 1900 begon hij dank zij de hypnose van dr. Dahl, aan een tweede pianoconcerto. Rachmaninov componeerde eerst het “Adagio sostenuto” en een energiek en dynamisch “Allegro scherzando”. Deze beide bewegingen werden als zodanig in Moskou op 2 december 1900 in première gespeeld door Rachmaninov zelf als solist en zijn neef Aleksandr Siloti (1863-1945) als dirigent. Op 21 april 1901 was het manuscript van het volledig pianoconcerto voltooid. De première was op 9 november 1901. Als dank droeg Rachmaninov zijn meesterlijk concerto op aan dr. Nikolaj Dahl. Dahl behandelde ook Chaliapin, Scriabin, en Stanislavsky.
Tussen 1906 en 1907 componeerde Rachmaninov zijn 2de symfonie en het symfonisch gedicht “Het Dodeneiland”. De tweede première van zijn 1ste symfonie vond pas plaats in oktober 1945, in het Conservatorium van Moskou onder leiding van Aleksandr Gauk. Dit leidde ertoe dat de muziek van Rachmaninov in Rusland opnieuw geëvalueerd werd, en ditmaal met meer enthousiasme dan daarvoor. De belangrijke, Amerikaanse première had plaats in 1948 onder leiding van Eugene Ormandy. Hij componeerde zijn derde symfonie tussen juni 1935 en juni 1936, in zijn Villa Senar (foto’s) in Zwitserland.
Nimbus brengt nu een nieuwe piano-bewerking uit van Rachmaninovs Symfonie nr. 2, gearrangeerd en uitgevoerd door de internationaal vermaarde pianisten Simon Callaghan en Hiroaki Takenouchi. Al in de 18de eeuw arrangeerden componisten orkestwerken voor twee piano’s of een pianoduet, waardoor ze in eigen land toegankelijker werden en hun composities een breder publiek bereikten. Vierhandige pianoversies zijn er in overvloed van symfonieën van Mozart, Beethoven, Brahms, Schumann en Haydn. “Aangezien Rachmaninov zich voornamelijk op de piano richtte, waren we verbaasd dat we geen arrangement voor twee piano’s van zijn Symfonie nr. 2 konden vinden, vooral omdat hij zijn eigen eerste en derde symfonie voor vier handen bewerkte”, vertelt het duo. “Ons doel bij het maken van deze nieuwe bewerking was om zo trouw mogelijk te blijven aan het origineel. We wilden niet alleen de mogelijkheden van de twee piano’s omarmen, maar ook hun beperkingen – we wilden een echt pianowerk creëren, in plaats van een minder dan bevredigende imitatie van de orkestversie. Natuurlijk was onze motivatie ook om te kunnen genieten van het spelen van dit meesterwerk dat we zo lang als we ons konden herinneren hebben gekoesterd!”
Als studenten van wijlen Yonty Solomon aan het Royal College of Music, ontmoetten Simon Callaghan en Hiroaki Takenouchi elkaar in 2003 en hebben sindsdien als “Parnassus Piano Duo”, een bloeiend partnerschap gehad, waarbij ze concerten gaven in het Verenigd Koninkrijk, Europa en Japan. In die tijd hebben ze een breed en uitgebreid repertoire ontwikkeld en tot hun engagementen behoorden galavoorstellingen met opdrachten van de English National Opera en een aantal belangrijke opnames. Hun twee delen van Delius’ orkestwerken in arrangementen voor twee piano’s (meestal opnames in wereldpremière, ter gelegenheid van het jubileumjaar van de componist) op het SOMM-label, werden hartelijk ontvangen, International Record Review (juni 2012) beschreef hun spel als “sprankelend en oprecht” en BBC Music Magazine (juli 2012) sprak over hun “exacte synchronisatie”. Simon is hoofd piano aan de Ingenium Academy in Winchester in Engeland en Hiroaki geeft les aan het Koninklijk Conservatorium van Schotland in Glasgow.
Rachmaninoff Symphony No. 2 in E minor Op. 27 A new arrangement for two pianos Simon Callaghan Hiroaki Takenuchi cd Nimbus Records NI 8110