Barokke werken voor hobo waren lange tijd een vruchtbare inspiratie voor transcripties op trompet. Deze opeenvolging van concerti en sonates bevat o.a. voorbeelden uit de Italiaanse (begin)jaren van Händel en van Johann Gottfried Stölzel, die beiden sterk beïnvloed werden door Vivaldi. Telemanns wonderbaarlijk inventief Concerto in D wordt uitgevoerd op een moderne bugel en daarnaast is er ook nog het enige bekend overgebleven werk van Johann Michael Fasch, de jongere broer van de bekendere Johann Friedrich. Op het programma staat ook nog werk van Heinrich Ignaz Franz von Biber (1644–1704), Franz Reinhart, (1682-1727) en Johann Christian Schickhardt, (ca.1682–1762).
De compositiestijl van Gottfried Heinrich Stölzel in het Concerto in D (oorspronkelijk voor hobo, en aan hem toegeschreven) onthult Italiaanse elementen. Een opera-ouverture gaf aanleiding tot een effectief stuk voor trompet in de transcriptie. Het Concerto met aantrekkelijke echo-effecten in het Allegro, ernstige muziek in de tweede beweging als een duet tussen trompet en twee violen in unisono, en een levendige finale, verspreiden de Italiaanse levensvreugde en weerspiegelen Stölzels kennismaking met Vivaldi. Het blijft weliswaar twijfelachtig of het werk wel door Stölzel werd gecomponeerd, aangezien het identiek is aan een concerto in D voor fluit van Reinhard Kaiser (1674-1739).
Johann Michael Fasch (1695-ca. 1770) was de jongere broer van de componist Johann Friedrich Fasch. Hoewel de oudere broer talloze composities naliet, lijkt alleen het hier opgenomen werk van Johann Michael bewaard te zijn gebleven. Het originele manuscript bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek in Rostock. De initialen ‘J.M.F’. op de titelpagina, lijken de jongere Fasch-broer als componist aan te wijzen.
Telemann was zonder twijfel een van de grootste componisten van zijn tijd. Zijn Concerto in do klein was oorspronkelijk niet voor trompet, maar is een transcriptie van zijn Hoboconcerto, TWV 51:c1. Het Concerto heeft de bewegingsvolgorde langzaam-snel-langzaam-snel, en toont zo de structuur van Corelli’s Italiaanse kerksonates. De tragische opening van het eerste deel, met zijn geagiteerde en pulserende strijkersbegeleiding, die de nobele lijnen van het solo-instrument opzettelijk lijkt te verstoren, leidt in het allegro naar een plagerig vraag-en-antwoordspel, dat opnieuw wordt onderbroken door een melancholisch andante, eindigend in een briljant vivace. Telemanns tweede werk op deze cd, oorspronkelijk gecomponeerd voor corno da caccia in D, werd hier gereproduceerd in een arrangement in Es voor een moderne bugel. Met zijn motorische toonherhalingen leidt het eerste deel tot een fantastisch elegisch largo. Het laatste deel voltooit de klassieke concertvorm in menuetstijl en laat ruimte voor typisch barokke versieringen.
Het manuscript van de partijen van de Sonate in C van Franz Reinhart bevindt zich in het archief van de Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen. Reinhart was in Wenen nl. violist in het orkest van het keizerlijk hof en was er ook lid van de Dommusikkapelle zu St. Stephan. In dit verband mag worden aangenomen dat de Sonate vooral in katholieke diensten werd gespeeld als offerande. De hier opgenomen Sonate heeft de vorm Presto – Adagio – subito Presto da capo. Händels Hoboconcerto in Bes, HWV 301 bestaat uit vier bewegingen in de Corelli-stijl en kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan Händels vroege creatieve periode. Het werk is met name waarschijnlijk gecomponeerd tijdens zijn verblijf in Florence en Rome tussen 1706 en 1710. De opeenvolging van delen Adagio – Allegro – Siciliana – Vivace, laat eens te meer zien hoe groot de invloed van de Italiaanse school wel was op Duitse componisten van zijn generatie.
De Sonate nr. IV in C van Heinrich Ignaz Franz von Biber komt uit de verzameling van twaalf sonates getiteld “Sonatae tam auris quam aulis serientes” (Sonates voor zowel het altaar als voor het paleis). Het handschrift van deze collectie uit 1676 bevindt zich in het muziekarchief in Kromeriz in het huidige Tsjechië en toont in de instrumentatie, naast de trompet, een viool, twee altviolen en basso continuo. Johann Christian Schickhardt (1682-1762) werd opgeleid als fluitist en hoboïst aan het hertogelijk hof van Braunschweig-Lüneburg, wat verklaart waarom zijn oeuvre bijna volledig (met uitzondering van enkele werken voor viool) gericht was op deze twee instrumenten. De hier opgenomen Allemande uit de Twaalf Sonates, op. 17 voor blokfluit uit 1712, werd als virtuoze toegift, bewerkt voor de hoge trompet.
Thomas Reiner werd in 1969 geboren in Ludwigsburg. Op twaalfjarige leeftijd ontmoette hij Maurice André tijdens een concert en besloot ter plekke trompet te leren. Twee van zijn meest invloedrijke leraren aan de muziekacademies in Würzburg, Leipzig en Weimar waren de professoren Helmut Erb en Uwe Komischke. Tegenwoordig treedt hij wereldwijd op als concertsolist en werkt hij als docent. Zijn handelsmerk zijn de stralend mooi gespeelde hoge tonen en zijn liefde tot de barokmuziek. Thomas Reiner inspireert met zijn expressieve frasering en de natuurlijke en precieze articulatie op de trompet. Hij laat de kleppen dansen en geeft elk stuk zijn bijzondere uitstraling.
German Baroque Trumpet Concertos Thomas Reiner Interpreti Veneziani cd Naxos 8.551419