De muziek van de in Oekraïne geboren Thomas de Hartmann (1884-1956) wordt nu pas herontdekt. De twee werken die hier voor de eerste keer zijn opgenomen, onthullen de integere, laatromantische stijl van een talentvolle leerling van Arensky en Taneyev, van een stilistische tijdgenoot van Rachmaninov, en van een componist, die ook aandacht had voor de vernieuwingen van Stravinsky en Prokofjev.
Thomas Alexandrovich de Hartmann (1885-1956) (foto), bekend als een prominente student en medewerker van George Gurdjieff, werd geboren in Khoruzhivka/Poltava, nu Sumy Oblast, in Oekraïne. Op 18-jarige leeftijd ontving hij zijn diploma aan het conservatorium van Sint-Petersburg. Hij studeerde compositie bij drie van de grootste Russische componisten van de 19de eeuw, Nikolai Rimsky-Korsakov, Anton Arensky en Sergei Taneyev. Zijn pianoleraar was Anna Yesipova, de tweede vrouw en oud-leerlinge van Theodor Leschetizky.
De meeste composities van Thomas de Hartmann waren voor zang en piano. In 1907 werd zijn ballet “La Fleurette Rouge” (“The Pink Flower”), geproduceerd door Nikolay Legat met Vaslav Nijinsky en Tamara Karsavina, gepresenteerd in de Keizerlijke Opera. De tsaar was zo onder de indruk dat hij Thomas de Hartmann vrijstelling van militaire dienst verleende om in München directie te kunnen studeren. Hij studeerde voor de Eerste Wereldoorlog in München bij Felix Mottl. In München ontmoette Thomas de Hartmann de kunstenaar, voormalig soefistudent en later podium impresario, Alexander de Salzmann.
Ze werden allebei vrienden van Rainer Maria Rilke, Franz Marc en Wassily Kandinsky. De Hartmann was al een veelgeprezen componist in Rusland toen hij in 1916 in St. Petersburg, de Grieks-Armeense mysticus en filosoof, George Gurdjieff (1866-1949) (foto) voor het eerst ontmoette. Tijdens zijn zoektochten door Centraal-Azië en Afrika kwam Gurdjieff in contact met diverse Soefi-ordes, Boeddhistische centra en andere tradities. Hij hoort daar talloze spirituele liederen, gezangen en melodieën en zag heilige dansen. Met de hulp van zijn leerling, Thomas de Hartmann, zette hij van 1917 tot 1929, veel van die muziek om in pianomuziek.
Gedurende die tijd heeft Thomas de Hartmann, in Gurdjieffs “Institute for the Harmonious Development of Man”, in het Château Le Prieuré in Fontainebleau-Avon nabij Parijs, nl. veel van de muziek die Gurdjieff verzamelde en gebruikte voor zijn bewegingsoefeningen, gecomponeerd en getranscribeerd. Op het hoogtepunt van de Russische Revolutie was Gurdjieff nl. met een aantal van zijn leerlingen, via de Kaukasus door naar Istanbul en van daar uit via Berlijn naar Frankrijk getrokken, waar hij in 1922, zijn eigen instituut opzette. Daar werd gezocht naar een spirituele verhouding tot de dominant wordende, natuurwetenschappelijke concepten.
In november 1906 trouwde Thomas de Hartmann met Olga Arkadievna (Arkadaevna) de Schumacher (1885-1979), een gevierde operazangeres en een dochter van Arkady Alexandrovich von Schumacher, een hoge ambtenaar in de tsaristische Russische regering in Sint-Petersburg. In 1951 verhuisden De Hartmann en zijn vrouw vanuit Frankrijk naar de Verenigde Staten. Hij overleed in maart 1956 in New York City. Na de dood van haar man, verzamelde Olga veel van Gurdjieffs vroege toespraken in het boek “Views from the Real World” (1973).Ze overleed in september 1979. in haar huis in Nambé, Santa Fe County, New Mexico. Zowel zij als haar man zijn begraven op de Princeton Cemetery, New Jersey. Thomas de Hartmann was een achterneef van de Duitse filosoof, Eduard von Hartmann (1842-1906), de auteur van “Philosophie des Unbewußten” (1869). Dit werk in 3 volumes, werd later in vertaling (“Philosophy of the Unconscious”), bekend in Amerika en Engeland.
De grootschalige Symphonie-Poème nr. 1 op. 50 uit 1934, gecomponeerd net na zijn Ballet Babette, op. 49 (1935), vereist een enorm orkest, dat met zijn 4 bewegingen, een monumentaal gevoel voor grootschaligheid genereert uit balletmuziek. Het lichter Fantasie-Concerto voor contrabas en orkest op. 65, uit 1942-1944, gaat van pittige dissonantie via een melodieuze romance als langzame beweging, naar een parmantige, volks-geïnspireerde finale. Theodore Kuchar dirigeert beide werken toegewijd en het spel van het Lviv-orkest is krachtig en sonoor. De Brits-Zuid-Afrikaanse contrabassist Leon Bosch speelt op hoog niveau en kan zijn instrument betoverend laten zingen.
Leon Bosch (1961) is een contrabassist die bekend staat om zijn expressieve belcanto -stijl. Hij was van 1995 tot 2014 de eerste contrabas van de Academy of St Martin in the Fields, maar is ook bekend als kamermusicus, recitalist, concerto-solist, docent, dirigent en programma consultant. Hij is ook de artistiek leider van het kamermuziekensemble I Musicanti. Geboren in Kaapstad, hoewel nu een Brits staatsburger, studeerde Bosch af aan de Universiteit van Kaapstad voor hij zijn studie voortzette aan het Royal Northern College of Music in Manchester. Sinds zijn solodebuut in Londen in 1984, met het Philharmonia Orchestra, is Bosch als solist opgetreden met vele vooraanstaande musici, onder wie Pinchas Zukerman, Sir Charles Groves en Nicholas Kraemer. Bosch speelt een belangrijke rol in de verkenning van uitdagende en weinig bekende muziek voor contrabas, zowel live als op cd.
Hij was verantwoordelijk voor een aantal belangrijke premières waaronder, “Pueblo”, een opdracht van John McCabe, verschillende werken van Allan Stephenson, en muziek van de Zuid-Afrikaanse componisten, Hendrik Hofmeyr en Paul Hanmer. Hij bekleedt een professoraat aan het Trinity Laban Conservatoire of Music and Dance in Londen en is docent aan The Purcell School voor jonge musici. Bosch’ ervaringen met het apartheidsregime in Zuid-Afrika, leidden tot interesse in sociale en politieke kwesties. Hij heeft dienaangaande een masterdiploma in inlichtingen en internationale betrekkingen van de Universiteit van Salford.
Theodore Kuchar (°1963), geboren in New York, begon op tienjarige leeftijd met viool maar stapte later over op altviool. Hij studeerde in 1982 af aan het Cleveland Institute of Music, waar zijn altvioolleraar, Robert Vernon was. In 1980 ontving hij een Paul Fromm Fellowship van het Boston Symphony Orchestra om te studeren aan het Tanglewood Music Center. Hij werd daarop altviolist van orkesten in Cleveland, Helsinki en Kaapstad. In 1987 werd hij muzikaal leider van het Queensland Philharmonic Orchestra in Australië, een functie die hij bekleedde tot 1993. Tussen 1990 en 2006 was hij de eerste artistiek directeur van het Australian Festival of Chamber Music in Townsville. Daar werd na zijn vertrek een Theodore Kuchar Scholarship for Excellence in Music opgericht. Hij was tot 1993 ook muziekdirecteur van het West Australian Ballet in Pert.
In 1992 werd Kuchar benoemd tot eerste gastdirigent van het Oekraïens Staats Symfonie Orkest, dat in 1994 zijn naam veranderde in Nationaal Symfonie Orkest van Oekraïne. In dat jaar werd hij artistiek directeur en chef-dirigent van het orkest. Nadat zijn contract met het orkest in 2000 afliep, werd hij bekroond met de titel Conductor Laureate for Life. Onder leiding van Kuchar werd het Nationaal Symfonie Orkest van Oekraïne het meest opgenomen orkest van de voormalige Sovjet-Unie, met meer dan 60 compact discs voor Naxos Records en op het Marco Polo-label. Tussen 1996 en 2006 was hij muzikaal leider en dirigent van het Boulder Philharmonic Orchestra. Hij stichtte in 1997 de Sinfonia of Colorado, een kamermuziekensemble, dat werd ontbonden in 2002. Hij was ook professor en directeur van orkeststudies aan het College of Music van de Universiteit van Colorado in Boulder tussen 1996 en 2001. Van 2002 tot 2016 was hij muzikaal leider en dirigent van het Fresno Philharmonic Orchestra. Van 2003 tot 2018 was hij muzikaal leider en dirigent van het Reno Chamber Orchestra.
Thomas de Hartmann Orchestral Music, Vol. 2 Leon Bosch double bass Lviv National Philharmonic Orchestra of Ukraine Theodore Kuchar cd Toccata Classics TOCC0676