De grotendeels vergeten, joodse, Leo Blech (1871-1958), gaf uiteindelijk zijn werk bij een Tuchhändler in Aken op, om zich in te schrijven aan de Berlijnse Hogeschool voor Muziek, waar hij compositie studeerde bij Woldemar Bargiel en Engelbert Humperdinck, en piano bij Ernst Rudorff. In 1893 keerde hij terug naar zijn geboortestad, Aken, en maakte daar zijn debuut als dirigent van de stadsschouwburg.
Leo Blech bleef in deze functie tot 1899, terwijl hij tijdens de zomers, compositie studeerde bij Humperdinck in München. Voortaan zou Blech verschillende functies bekleden bij grote Europese operahuizen, voornamelijk in Berlijn. Tussen 1899 en 1906, dirigeerde hij ook in het Duits Theater in Praag. In 1906, werd hij aan de Koninklijke Opera in Berlijn, assistent van Richard Strauss. In 1918, volgde hij daar als chef-dirigent, Strauss op. In 1923, verliet hij dit theater (tegen die tijd was het reeds de Berlijnse Staats Opera), om chef-dirigent te worden van de Duitse Opera (Deutsches Opernhaus) in Berlijn, maar bleef daar slechts een jaar. In 1924, verhuisde hij naar de Berlijnse Volksoper en een jaar later naar de Weense Volksoper. In 1926, keerde hij terug naar de Staatsopera van Berlijn, waar Erich Kleiber chef-dirigent was. Tussen 1924 en 1929 bekleedde Blech ook de functie van dirigent van het Filharmonisch Orkest van Stuttgart.
Hoewel Joods, bleef Blech tijdens het Derde Rijk, aanvankelijk nog actief als dirigent in Berlijn, grotendeels door tussenkomst van Hermann Göring en vanwege zijn grote populariteit. Interessant om weten is dat in 1935, aan Blechs Stadttheater van Aken, als opvolger van de Liszt specialist, Peter Raabe, een zekere 29 jarige, Salzburger, met de naam, Herbert von Karajan, aangesteld werd als de jongste “Generalmusikdirektor” van (nazi) Duitsland. Van 1934 tot 1941, dirigeerde Karajan nl. in Aken, opera’s en symfonieconcerten. Maar, nog interessanter om weten, is dat tussen 1929 en 1935, ene Norbert Glanzberg (1910-2001), de joodse koorleider was van de Opera in Aken. Hij vluchtte naar Parijs, speelde er samen met Django Reinhardt, en componeerde er o.a. “Padam” en “Mon Manege A Moi” voor… Edith Piaf.
In 1937, was Blech gastdirigent in Riga in Letland, toen hem werd geadviseerd om voor zijn veiligheid, niet terug te keren naar Duitsland. Hij bleef daarom tot 1941, in Riga als dirigent van de Riga Opera, toen de Baltische Staten werden bezet door nazi-Duitsland. Daarop verhuisde Blech naar Stockholm, waar hij tot 1949, dirigent werd van de Koninklijke Opera. Daarna keerde hij terug naar Berlijn, waar hij tot zijn pensionering in 1954, chef-dirigent was van de Städtische Oper.
Blech was gedurende de jaren van de 78-toerenwasopname, zeer actief als opnamedirigent, die voornamelijk met het orkest van de Staatsopera van Berlijn en de Staatskapelle van Berlijn, een groot repertoire opnam voor His Master’s Voice. Dit omvatte symfonieën van Haydn, Mozart en Schubert, en veel van de fragmenten en orkestbegeleidingen, die in deze periode het hoofdbestanddeel waren van de klassieke opname-industrie. Opvallend waren bv. de fragmenten uit opera’s van Wagner, waar zijn manier van dirigeren tot uiting kwam in een opwindende dynamiek, die de beperkingen van de toenmalige opnamemedia oversteeg. In 1927, nam hij trouwens ook met het London Symphony Orchestra, de eerste volledige uitvoering op van Schuberts Symfonie nr. 9 ‘Grosse C Dur’. In 1927-1928, nam HMV fragmenten op van Blech die live-uitvoeringen dirigeerde van “Der Rosenkavalier”, “Die Meistersinger von Nürnberg” en “La Bohème”, in de Staatsopera van Berlijn. Zijn meest memorabele opnames waren weliswaar deze met de Berlijnse Staatskapelle, voor Fritz Kreislers uitvoeringen van de Vioolconcerti van Beethoven, Mendelssohn en Brahms.
Blech was een uitstekende vertolker van de opera’s van Mozart, Verdi, Wagner en Richard Strauss. Strauss wou zelfs dat hij in Berlijn, de eerste uitvoering van zijn “Elektra” zou dirigeren. Blech werd met name als dirigent, bewonderd om zijn helderheid van textuur en om zijn vaardigheden als begeleider van zangers. Blech was daarenboven zelf, zoals die cd aantoont, een ervaren componist, die symfonieën, orkestwerken, liederen en pianomuziek componeerde, evenals vier opera’s en twee operettes. Zijn opera “Versiegelt” bv., werd eerst in 1908, in Hamburg, en daarna in New York opgevoerd.
Rond 1902 kozen Leo Blech en zijn librettist Richard Batka, voor het onderwerp van het oorspronkelijk romantisch-komisch toverspel van de Weense auteur, Ferdinand Raimund, Ze knapten het op en maakten er Blechs vijfde opera van. Een onverbeterlijke misantroop terroriseert zijn familie en werknemers met zijn paranoïde wantrouwen en wordt pas genezen door de tussenkomst van de goede geest van de Alpen, wanneer hij zijn eigen gedrag van buitenaf moet bekijken door op magische wijze van rol te veranderen.
De ontmoeting tussen de furieuze misantroop en de koning van de Alpen, zijn alter ego met rood haar en een baard, is een scenisch en muzikaal hoogtepunt. Beide mannen zingen aria’s die doen denken aan het kunstlied. Natuurlijke magie en Waldweben in het orkest wijzen op Humperdinck, de leraar van Blech, en Wagner, het grote voorbeeld van Blech. In Blechs toonzetting ontmoeten de dramatische opera en het boerentheater elkaar met onverwacht aantrekkelijke muziek die, knap georkestreerd, het oor streelt. De première in het Dresden Hof Theater van deze komische opera onder leiding van Ernst von Schuch, was overigens een sensationeel succes.
Rolverdeling Alpenkönig :
Ronan Collett (bariton) – Astragalus
Hrólfur Saemundsson (bariton) – Rappelkopf
Sonja Gornik (sopraan) – Marthe
Irina Popova (mezzosopraan) – Sabine
Tilmann Unger (tenor) – Hans
Anne-Aurore Cochet (sopraan) – Lieschen
Hyunhan Hwang (tenor) – Habbakuk
Pawel Lawrenszuk (bas) – Veit
Fanny Lustaud (mezzosopraan) – Katharina
Anna Graf (sopraan) – Susel
De meervoudig bekroonde Saarlandse sopraan, Sonja Gornik, voltooide haar zangopleiding in Mainz en Graz. Na haar aanstelling bij het Lüneburg Theater (2010-2013), was ze verbonden aan het Landestheater Linz. Ze genoot groot succes in beide theaters als Tosca, Madame Butterfly en Leonore evenals Sieglinde, Freia en Gutrune in Wagners “Der Ring des Nibelungen”. Gastopdrachten brachten haar naar het GranTeatre del Liceu Barcelona, het Teatro Real Madrid en het Staatstheater Wiesbaden, waar ze haar Wagner-repertoire uitbreidde met de rollen van Isabella (“Das Liebesverbot”) en Brünnhilde. In 2019, keerde Sonja Gornik terug op het podium in het Pfalztheater Kaiserslautern (als Irene in Wagners “Rienzi”) en in het Theater Aken als Brünnhilde.
Sonja Gornik (°1980), studeerde aan de Universiteit van Oxford en de Guildhall School of Music & Drama, Londen. Hij was lid van de International Opera Studio in Opernhaus Zürich voor hij in 2005, naar Duitsland verhuisde om als dirigent en docent aan het Kassels Stadstheater te werken. In 2006, assisteerde hij Sir Simon Rattle en de Berliner Philharmoniker en in 2009, werd hij dirigent en assistent van Kent Nagano bij de Bayerische Staatsoper. Vanaf 2014, werkte hij als dirigent bij het Saarländisches Staatstheater en sindsdien was hij te gast bij de Staatsopera van Hamburg, Deutsche Oper am Rhein, Komische Oper Berlin, National Theatre Prague en het Bregenz Festival. In 2019 dirigeerde hij op korte termijn de wereldpremière van Jörg Widmanns Babylo in de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn. Momenteel is hij algemeen muziekdirecteur van het Theater Aachen en het Sinfonieorchester Aachen. Op de cd staat een Stimmungsbild, een barcarolle en een symfonisch gedicht voor orkest en de teksten van de vocale composities van o. a. Rudolf Löwenstein, Marie von Ebner-Eschenbach en Robert Reinick, kan u volgen in het bijbehorend boekje.
Leo Blech Complete Orchestral Works Orchestral Songs Sonja Gornik Opernchor Aachen Sinfonieorchester Aachen Christopher Ward cd Capriccio C5481
Leo Blech Alpenkönig und Menschenfeind The Alpine King and the Misanthrope Collett Saemundsson Gornik Opernchor Aachen Sinfonieorchester Aachen Christopher Ward 2 cd Capriccio C5478