“Things Lived and Dreamt”, door de pianiste, Francine Kay, op het label Analekta.

Clarkson Czech Festival

Clarkson Czech Festival

De Canadese pianiste wijdde op deze cd haar programma aan 5 Tsjechische componisten (Janáček, Josef Suk, Dvořák en Smetana en Vítězslava Kaprálová), omwille van hun suggestieve melodieën, geïnspireerde harmonisatie, dansritmes en een rijke verscheidenheid aan stemmingen. De titel van haar cd haalde ze van de 10-delige pianosuite, “Životem a snem” (“Things Lived and Dreamt”), van Josef Suk.

Leoš Janáček (1854-1928) foto) was zelf een goede pianist, maar was geen virtuoos. Zijn piano oeuvre, een tiental composities, beperkte zich grotendeels tot miniaturen waarvan de antecedenten te vinden waren bij Schumann en Dvořák. Op zich verminderde dit op geen enkele manier de expressieve kwaliteit en de densiteit van de muziek. Voor hij zich volledig ging wijden aan het componeren, dacht Janáček aan een carrière als virtuoze pianist. Hij was immers goed vertrouwd met het instrument, waarmee hij zijn diepste emoties en gevoelens deelde, en componeerde zijn eerste opus, Thema con variazioni, op 26-jarige leeftijd, toen hij nog aan het Conservatorium van Leipzig studeerde.

Hij componeerde zijn drie essentiële pianowerken, “1.X. 1905”, “On a Overgrown Path” en “In the Mists”, tussen 1900 en 1912, in een moeilijke fase van zijn leven. Ze zijn daarom wellicht zijn meest persoonlijke en meest intieme stukken. Janáček liet zich o.a. inspireren door de klank van het cimbalom (foto), een instrument dat hij vaak hoorde bij het verzamelen van volksliederen in Moravië.

Janáček componeerde “1.X.1905” als een eerbetoon aan de 20-jarige František Pavlík (1885-1905) (foto), die op 1 oktober 1905, tijdens demonstraties ter ondersteuning van een Tsjechische universiteit in Brno, met een bajonet werd gedood. In het werk spreekt Janáček zijn afkeuring uit over de gewelddadige dood van de jonge timmerman. Hij begon aan het werk onmiddellijk nadat het incident plaatsvond en voltooide het in januari 1906. De première vond plaats op 27 januari 1906 in Brno met Ludmila Tučková aan de piano. Janáček componeerde ook nog een derde beweging, een begrafenis mars, die hij kort voor de eerste openbare uitvoering van het stuk in 1906 er uit had gehaald en verbrandde. Hij was ook niet tevreden met de rest van de compositie en gooide later het manuscript van de twee overblijvende bewegingen in de Moldau. Hij becommentarieerde later met spijt over zijn impulsieve actie: “En het dreef op het water als witte zwanen”.

De compositie bleef verloren tot 1924 (het jaar van de zeventigste verjaardag van Janáček), toen Tučková aankondigde dat zij nog een exemplaar bezat. De tweede première vond plaats op 23 november 1924 in Praag, onder de titel “1.X.1905”. Janáček voorzag het werk later van de inscriptie, “Het witte marmer van de trappen van de Besední dům in Brno. De gewone arbeider František Pavlík valt, besmeurd met bloed, hij kwam alleen om hoger onderwijs te verdedigen en werd gedood door wrede moordenaars”.

Josef Suk trouwde in 1898, met Otýlie, de dochter van Antonin Dvořák. Ze kregen een zoon, ook Josef genaamd, maar Otýlie overleed in 1905, op 27-jarige leeftijd aan hartfalen, een jaar na haar vader. Hun zoon, Josef Suk Jr. was op zijn beurt de vader van de veelgeprezen violist, Josef Suk (1929-2011).Humoresque No. 7 – toplayalong.com

In vergelijking met zijn 9 grandioze symfonieën, zijn Celloconcerto en bepaalde van zijn kamermuziek, leiden de pianowerken van Antonín Dvořák helaas een eerder schimmig bestaan. In feite componeerde hij maar af en toe eens voor piano solo, en dan nog meestal op aanraden van buitenaf. Toch beheerste hij het magisch klavierinstrument zelf zo goed, dat hij in sommige van zijn kamermuziekwerken, de niet zo makkelijke pianopartijen, zelf kon spelen. Dvořák was echter geen virtuoos zoals zijn landgenoot Smetana of zijn grote tijdgenoot en vriend, Johannes Brahms. Dvoraks pianowerken zijn wel virtuoos, maar op een sympathieke, persoonlijke en heel intieme manier. Ze imponeren door hun melodische vindingrijkheid en introverte poëzie.

Tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten, van 1892 tot 1895, als directeur van het New York National Conservatory of Music, noteerde Dvořák veel thema’s in zijn notitieboekjes en gebruikte deze in een aantal werken, in het bijzonder in de Symfonie nr.  9 “New World”, zijn Strijkkwartet “American” en Kwintet nr.  3 in Es, en in zijn Sonatine voor viool. In 1894 bracht hij met zijn gezin de zomer door in Vysoká u Příbrami in Bohemen. Tijdens deze vakantie begon hij bestaand materiaal te gebruiken om een ​​nieuwe cyclus korte pianostukken te componeren. Deze miniaturen waren oorspronkelijk bedoeld als New Scottish Dances, maar naderhand gaf de componist de voorkeur aan de titel “humoresque”, vanwege hun verscheidenheid en Amerikaanse inspiratie. De eerste humoresque (momenteel nr. 6 van de cyclus) componeerde hij in juli 1894 en de volledige cyclus van 8 humoresques, werd reeds op 27 augustus voltooid. De humoresque nr.  4 (Poco andante) werd geïnspireerd door “Hiawatha’s Song” van de dichter, Henry Wadsworth Longfellow, en de beroemde nr.  7 (Poco lento e grazioso) werd geïnspireerd door de wals op.  70 nr. 1 van Chopin.polka' Means 'half-step' In Czech Drawing by Mary Evans Picture Library -  Fine Art America

Prelude in Gothenburg, finale in Prague | Europeana

polka' Means 'half-step' In Czech Drawing by Mary Evans Picture Library -  Fine Art America

De allereerste cyclus van karakteristieke stukken, Bagatelles et Impromptus (1844), gecomponeerd door Smetana op 20-jarige leeftijd, vertoonde reeds de kenmerken die voelbaar waren in zijn ganse piano-oeuvre. Zijn verblijf van vijf jaar in Göteborg en gesprekken met Liszt versterkten Smetana’s voorliefde voor programmamuziek. Deze neiging van hem weerspiegelde zich in verschillende virtuoze pianowerken uit die tijd, waaronder het pianogedicht “Macbeth” en een étude uit 1862. Smetana was een verwoed polka danser. In 1877-1879, componeerde hij 2 bundels “České tance” (Tsjechische dansen). De eerste bundel met 4 polka’s, waaruit de 2de polka hier werd opgenomen, werd gevolgd door een tweede bundel met 10 verschillende dansen, vergelijkbaar met de Slavische dansen van Dvořák.

Vítězslava Kaprálová (foto) werd geboren in Brno, toen nog het Oostenrijks-Hongaars Rijk (nu Tsjechië), als de dochter van de componist Václav Kaprál en de zangeres, Viktorie Kaprálová. Van 1930 tot 1935, studeerde ze compositie bij Vilém Petrželka en directie bij Zdeněk Chalabala aan het Brno Conservatorium. Ze vervolgde haar muzikale opleiding bij Vítězslav Novák (1935-1937) en Václav Talich (1935-1936) in Praag en bij Bohuslav Martinů en Charles Munch (1937-1939). Volgens sommige niet-geverifieerde verslagen, ook bij Nadia Boulanger (1940) in Parijs. Ondanks haar tragische vroege dood op 25-jarige leeftijd, liet Vítězslava Kaprálová een oeuvre na van meer dan 50 werken van het hoogste vakmanschap en inspiratie. Onder de vele vertolkers van haar pianomuziek was de beroemde pianist, Rudolf Firkušný, voor wie Kaprálová in 1937, haar bekendste pianowerk, “Dubnová preludia” (April Preludes), componeerde. In 1946, als waardering voor haar onderscheidende bijdrage, kende de belangrijkste academische instelling van het land – de Tsjechische Academie van Wetenschappen en de Kunsten – Kaprálová lidmaatschap in memoriam toe. In 1946 werd deze eer slechts aan 10 vrouwen verleend, van de 648 leden van de Academie.Francine Kay

De Canadese pianiste Francine Kay, die bekend staat om haar “buitengewone kleurenpalet” (Montreal Gazette) en “poëtische genialiteit” (Toronto Star), trad veel op in Europa, Noord-Amerika en Azië. Francine Kay behaalde haar Bachelors en Masters graden aan de Juilliard School bij Adele Marcus, het Artist Diploma van de Glenn Gould School in de masterclasses van Leon Fleisher, en de Doctor of Musical Arts van SUNY Stony Brook bij Gilbert Kalish. Ze was een kamermuziek collega in Tanglewood en een deelnemer aan het Banff Centre waar ze deelnam aan de lessen van George Sebok en Marek Jablonski, en maakte haar debuut in New York in de Weill Recital Hall in Carnegie Hall als winnares van het jaar van de New York Pro Piano Competition. Haar opnames hebben trouwens internationale onderscheidingen ontvangen. Haar opname van de Debussy’s Preludes bv. werd genomineerd voor een JUNO Award en geselecteerd door het Duitse Fono Forum als cd van de maand, daarbij verwijzend naar de “verbazingwekkende gratie en zwevende sonoriteiten”. Ook ontving ze de Women’s Musical Club of Toronto Career Development Award, de Chalmers Award en subsidies van de Canada Council. Francine Kay is momenteel verbonden aan de faculteit van Princeton University en is een vaste faculteitsartiest aan de Zodiac Academy en Festival in het zuiden van Frankrijk.60th Chopin Festival Marienbad, Marianské Lazné

Tracklist:

Janáček: Piano Sonata 1.X. (1905)

Josef Suk: Jaro (Printemps/Spring) Op. 22a (1902)

Dvořák: Humoresques, Op. 101 (1894)

Josef Suk: Zivotem a snem (Things Lived and Dreamt), Op. 30

Kaprálová: April Preludes, Op. 13 (1937)

Smetana: Czech Danses 1,JB 1:107 (1877)♫ Slovak folk dancers ♫ | Dancer drawing, Folk, Folklore

♫ Slovak folk dancers ♫ | Dancer drawing, Folk, Folklore

Things Lived and Dreamt Francine Kay cd Analekta AN29004