Martinů gebruikte alle denkbare kleuren en stijlen die actueel waren of hem fascineerden. Deze twee korte opera’s, die hier voor het eerst in hun oorspronkelijke vorm zijn opgenomen, waren daar uitstekende voorbeelden van. Enerzijds is er het bijna dadaïstische meesterwerk “Larmes de couteau” in de oorspronkelijke Franse versie, waarbij Martinů muziek componeerde, variërend van jazz tot Stravinsky.
De Tsjechische componist, Bohuslav Martinů (1890-1959), heeft helaas nog bijlange niet de populariteit van een Smetana, Dvorák of zelfs Leoš Janácek. Dit gaat zo ver dat er in de wereld van de musicologie wel naar zijn bijzonder belang en naar zijn grote kwaliteiten wordt verwezen, maar dat de rijkdom van zijn oeuvre, waarin hij de Tsjechische traditie combineerde met moderne idiomen, nauwelijks bekend is bij het publiek. Bohuslav Martinů woonde van 1923 tot 1940 in Parijs. Hij trouwde er in 1931, met de naaister, Charlotte Quennehen uit Picardië. Eind jaren dertig werd hij echter wanhopig verliefd op de componiste Vítězslava Kaprálová die in Parijs studeerde.
In 1940 overleed Vítězslava Kaprálová op 25-jarige leeftijd aan tuberculose. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog besloten Martinů en zijn vrouw meteen naar de Verenigde Staten te emigreren en vestigden zich in New York. In 1940 vluchtte hij via Lissabon naar de Verenigde Staten, waar hij tot 1953 bleef. Hij was er docent aan o.a. de Princeton University en Berkshire Music Center. De Koude Oorlog weerhield hen er weliswaar van om terug te keren naar het (communistisch) Tsjechië, dat deel was gaan uitmaken van het Oostblok. In 1952 werd Martinů Amerikaans staatsburger. In 1957 verlieten ze de Verenigde Staten om zich in Schönenberg nabij Bazel te vestigen.
Nadat hij een kleine studiebeurs had ontvangen van het Tsjechisch Ministerie van Onderwijs, vertrok Martinů naar Parijs en zocht daar Albert Roussel (foto) op, wiens individualistische stijl hij respecteerde. Roussel zou Martinů tot aan zijn dood in 1937 lesgeven door hem te helpen zich te concentreren en orde in zijn composities te brengen, in plaats van hem een specifieke stijl te instrueren. Tijdens zijn eerste jaren in Parijs behoorde hij tot een groep componisten, die naar analogie van de Groupe des Six, de Groupe des Quatre werd genoemd. De anderen waren de Hongaar Tibor Harsányi, de Zwitser Conrad Beck, en de Roemeen Marcel Mihalovici. Martinů verwerkte in Parijs veel van de toenmalige trends, waaronder jazz, neoclassicisme en surrealisme, en voelde zich vooral aangetrokken tot Stravinsky, wiens nieuwe, hoekige, voortstuwende ritmes en sonoriteiten, de industriële revolutie, sportevenementen en gemotoriseerd transport weerspiegelden. Balletten waren zijn favoriet medium voor experimenten, waaronder The Revolt (1925), The Butterfly That Stamped (1926), Le raid merveilleux (1927), La revue de cuisine (1927) en Les larmes du couteau (1928).
Tussen 1926 en 1958, componeerde Bohuslav Martinů 15 opera’s, waaronder 7 eenakters. Hij componeerde zijn door jazz geïnspireerde opera in één bedrijf, “Les Larmes du Couteau” (‘Knife Tears’ ‘of Slzy nože’) in 1928, op een libretto van de dadaïstische, Franse schrijver, dichter, toneelschrijver en schilder, Georges Ribemont-Dessaignes (1884-1974) (foto). Het satirisch verhaal van deze surrealistische parodie, concentreert zich op de thema’s liefde, promiscuïteit en rivaliteit tussen moeder en dochter.
In het morbide, absurd verhaal, is Éléonore verliefd op haar buurman, Saturne, die zichzelf heeft opgehangen. Haar moeder probeert haar aandacht af te leiden naar de knappe Satan, die van Éléonore houdt, net zoals hij van elke vrouw houdt. Maar Éléonore wil trouwen met haar gehangene. Tijdens hun huwelijksnacht reageert de gehangene uiteraard niet op de avances van Éléonore, waarop ze de jaloezie van het lijk probeert op te wekken door te flirten met een zwarte wielrenner. Die blijkt niemand minder dan Satan te zijn. Wanhopig pleegt Éléonore zelfmoord met een mes. Dit brengt de gehangene weer tot leven. Hij had nl. zo’n krachtige, erotische droom, dat het touw brak. Op zijn beurt brengt zijn liefdesverklaring Éléonore weer tot leven, waarop wederzijdse, heftige omhelzingen volgen. Maar, de gehangene blijkt ook de wellustige duivel te zijn…
Hoewel geschreven in een periode waarin aloude tradities openlijk werden uitgedaagd, schokte het verhaal niet alleen conservatieve stemmen, maar ook enkele pleitbezorgers van de avant-garde die blijkbaar machtig genoeg waren om de geplande première op het International Society for Contemporary Music Festival in 1928 in Baden, te laten annuleren. “Knife Tears” ging uiteindelijk in de Tsjechische vertaling van Eva Bezděková, in oktober 1969, o.l.v. Václav Nosek, gecombineerd met Stravinsky’s “L’histoire du soldat”, in het Staatstheater/Reduta Theater in Brno in première, geregisseerd door Luboš Ogoun.
Zijn radio-opera, Veselohra na mostě’ (Komedie op de brug) op een zelf geschreven, Tsjechisch libretto, gebaseerd op de komedie van Václav Kliment Klicpera (1792-1859) (foto), werd gecomponeerd in 1935, in Polička. Deze eenakter werd later met succes opgevoerd, in Amerika en Tsjechoslowakije. Martinů kon op dit moment in zijn carrière de mogelijkheden van nieuwe media voor opera verkennen in twee werken die in 1935 werden gecomponeerd in reactie op opdrachten van de Tsjechische radio: “Hlas lesa” (The Voice of the Forest) en de hier opgenomen “Veselohra na mostě” (Comedy on the Bridge). De eenvoud aan middelen en de effectieve karakterisering van zijn komedie, voldeed perfect aan de eisen voor radio-opera.
Het verhaal speelt zich af op een brug over een rivier, in de eerste helft van de 19de eeuw. De rivier scheidt twee tegengestelde legers tijdens een niet nader gespecificeerd conflict. Josephine Popelka is eerder naar het slagveld geweest en heeft haar broer begraven. Bij haar terugkeer weigert de vijandelijke schildwacht aan haar eigen kant haar verzoek om te passeren en moet Josephine op de brug blijven. Tegelijkertijd mag Bedron, de dorpsbrouwer, van zijn kant de brug op, maar wordt verhinderd om aan de andere kant over te steken. Terwijl Josephine en Bedron op de brug worden vastgehouden, passeert Bedron terloops Josephine. Josephine’s verloofde Johnny verschijnt dan en beschuldigt haar van ontrouw. Eva, de vrouw van Bedron, arriveert op haar beurt en voegt zich bij de discussie.
De schoolmeester voegt zich dan bij de scène en probeert een raadsel op te lossen dat hij hoorde van kolonel Ladinsky, een officier aan zijn eigen kant: ‘een hert is in een veld, omgeven door een muur die te hoog en steil is om te springen of te klimmen. Hoe ontsnapt het hert?’ Het raadsel loopt parallel met de situatie van de personages op de brug. Dan, buiten het podium, zijn gevechtsgeluiden te horen. De twee koppels regelen hun meningsverschillen vreedzaam. Dan horen ze nieuws over de overwinning op het slagveld aan hun kant. Kolonel Ladinsky verschijnt en vertelt Josephine dat haar broer nog leeft, het blijkt dat ze een andere overleden soldaat heeft begraven. De kolonel onthult daarop ook het antwoord op het raadsel: het hert ontsnapt niet. Iedereen lacht en viert de overwinning.
Rolverdeling Larmes de couteau:
Eleonore: Elena Tsallagova, sopraan
La Mère: , Maria Riccarda Wesseling, alt
Satan: Adam Palka, bariton
Tracklist: Larmes du couteau
J’aime la musique
Madame! Prenez ces fleurs
Oh, miel de lune
Un deux, trois quatre cinq, six, sept
Quel est ce machiniste?
En vain, j’ai voulu faire battre ce morose pendule
Une mère est sans repos
Rolverdeling Comedy on the Bridge :
Josephine: Esther Dierkes, sopraan
Eva: Stine Marie Fischer, alt
Johnny: Björn Bürger, bariton
The Brewer: Andrew Bogard, bas
The Schoolmaster: Michael Smallwood, tenor
Tracklist: Comedy on the Bridge :
Stop! – Don’t stop me!
Stand back! – Here, I have a pass
Oh, I knew it! Now I see them!
There he is, now I can see him
How are you this lovely morning?
Listen to that! Victoria!
Bohuslav Martinu Les Larmes du Couteau Knife Tears Comedy on the Bridge Esther Dierkes Elena Tsallagova Björn Bürger Adam Palka Staatsorchester Stuttgart Cornelius Meister cd Capriccio C5477
https://www.stretto.be/2017/05/29/kijken-maar-ook-luisteren-dada-meer-dan-een-antibeweging/