Het orgel wordt wel eens de koningin onder de instrumenten genoemd. Holland Baroque presenteert met “Bachs Königin”, een cd vol meesterlijke orgelwerken van J.S. Bach, o.a. 3 choralvorspiele en Triosonates, getranscribeerd voor orkest door Judith en Tineke Steenbrink. Deze creatieve interpretaties voegen unieke kleuren en een frisse geest toe aan barokke monumenten en bieden een kans om op een vernieuwende manier, te genieten van het genie van Bach. Een aanrader.
Holland Baroque is een origineel en vernieuwend barokorkest dat het barokrepertoire op een frisse en eigentijdse manier benadert, met een focus op improvisatie en samenwerkingen met excellente artiesten uit verschillende tradities. Het lijdt geen twijfel dat reeds bestaand muzikaal materiaal vaak werd gemoderniseerd en vaak uitgebreid voor verschillende instrumenten en contexten, net als een meester-vakman die nooit zijn materialen verspilt maar ze herwerkt als gevolg van nog meer verbeeldingskracht, intellectueel doorzettingsvermogen en de wens om de structuur en het maximaal potentieel inherent aan elke compositie, te benutten. De waarde van dergelijke arrangementen is dat ze vaak meer inzicht geven in de compositieprocessen en dat ze vaak het potentieel hebben om nieuwe inzichten en verschillende karakters te presenteren die misschien niet zo duidelijk waren in de originele versies. Ze hebben ook het potentieel om het publiek een frisse kijk te geven op werken die voorheen als ‘vertrouwd’ werden beschouwd.
De Sonates, BWV 525-530 van Johann Sebastian Bach zijn een verzameling van 6 sonates in triosonatevorm. Elk van de sonates heeft drie bewegingen, met drie onafhankelijke partijen, verdeeld over de twee klavieren en het obbligato pedaal van het orgel. De verzameling werd eind 1720 in Leipzig samengesteld en bevatte bewerkingen van Bach uit vroegere cantates, orgelwerken en kamermuziek, evenals enkele nieuw gecomponeerde bewegingen. De zesde sonate, BWV 530, was de enige waarvoor alle drie bewegingen, speciaal voor de collectie werden gecomponeerd. Wanneer het op een orgel wordt gespeeld, wordt de tweede partij vaak een octaaf lager op het tweede klavier gespeeld met de juiste registratie. Mogelijks waren de sonates gedeeltelijk bedoeld voor privéstudie om de orgeltechniek te perfectioneren. Ze konden ook gespeeld worden op een pedaalclavichord (foto). De sonates worden algemeen beschouwd als één van Bachs meesterwerken en als een van zijn moeilijkste composities voor orgel.
In zijn “Über Johann Sebastian Bachs Leben, Kunst und Kunstwerke” uit 1802, werden volgens Bachs eerste biograaf, Johann Nicolaus Forkel, de zes sonates gecomponeerd voor zijn oudste zoon, Wilhelm Friedemann (geb. 1710), en werden ze samengesteld tussen 1727 en 1730. Forkels bewering komt voor in het hoofdstuk over de “Orgelstukken”, waarin ze werden beschreven als “Sechs Trio für die Orgel mit dem obligaten Pedale”. Slechts een half dozijn bewegingen zouden speciaal voor de zes Sonates zijn gecomponeerd, de rest waren arrangementen van bestaande orgel- en instrumentale werken. De tonaarden werden zorgvuldig gepland met drie grote en drie kleine terts toonaarden, en de verzameling als geheel was een mooi voorbeeld van Italiaanse kamermuziek, die liet zien wat kan worden gedaan met trio’s, nl. concerto ritornello in nr. VI/1, rondo-fuga in IV/3, binaire langzame en snelle bewegingen in I, da capo-vormen in V/1 en III/1, en fugal-finales in IV en VI.
In de Lutherse mis nam en neemt orgelspel een heel belangrijke plaats in. Hierdoor ontstond vanaf de tweede helft van de 17de eeuw, een groot aantal composities voor orgel die op koraalmelodieën waren gebaseerd. Deze composities werden koraalbewerkingen genoemd, of, als ze bedoeld waren als inleiding op de gemeentezang, koraalprelude. De vier soorten koraalbewerkingen waren het orgelkoraal, de koraalfantasie, de koraalfughette en de koraalpartita. De Neumeister-koralen bv. omvatten 82 orgelkoralen (waarvan er 38 worden toegeschreven aan Johann Sebastian Bach). BWV’s 1090-1120 alsmede BWV’s 714, 719, 737, 742 en 957 worden verondersteld tot Bachs vroegste werken te behoren. Ze behelzen een scala aan gevarieerde technieken. Door deze veelzijdigheid wordt men getuige van de oorspronkelijke ontwikkelingen van Bach als componist, waarbij Bach deels teruggrijpt op reeds bestaande modellen (zoals in werken van Johann Pachelbel, Johann Michael Bach en Johann Christoph Bach) en deels originele vindingen en experimenten laat zien. 2 koraalpreludes heeft Bach later ook in zijn Orgelbüchlein opgenomen: BWV 601 en 639.
Het hier opgenomen Concerto BWV 592 was een transcriptie die Bach reeds zelf maakte voor orgel van een vioolconcerto van de Duitse hertog, Johann Ernst van Sachsen-Weimar , geboren in Weimar in 1696 en heel jong overleden in 1715. Hoewel hij heel jong overleed, was en bleef hij bekend als componist. Sommige van zijn concerti werden voor klavecimbel of orgel door Johann Sebastian Bach, die destijds de organist van het hof in Weimar was, getranscribeerd. Bach was nl. hoforganist en kamermusicus, later concertmeester, van Willem Ernst, hertog van Saksen-Weimar, de oom van Johann Ernst. Het Adagio BWV 974 was dan weer een bewerking van Bach van het Adagio uit een Hoboconcerto van Alessandro Marcello (1673-1747).
“Het was interessant om te zien dat de tien vingers en twee voeten van Bach als organist toch ruimte kunnen laten voor het toevoegen van meer stemmen”, vertelt Judith Steenbrink. “Dat had ik niet verwacht. Wat voor mij ook een ontdekking was, was het gebruik van de contrabas als symbool van de vaak imposante, lage tonen van het orgelpedaal. Als Bach deze lage tonen als ‘orgelpunt’ gebruikt, klinkt het indrukwekkend, zelfs overweldigend. In het barokrepertoire is het gebruikelijk dat de contrabassist zijn partij versimpelt. Het geeft meer duidelijkheid aan de structuur van de compositie. Door de contrabas- en cellopartijen in onze arrangementen te differentiëren, konden we het effect van de lage pedaalnoten van het orgel nabootsen.”
“We moesten keuzes maken over welke stukken we uit het grote orgelrepertoire van Bach wilden gebruiken. We hebben stukken uitgekozen en andere achtergelaten. Zo ligt de beroemde Toccata & Fuga (BWV 565) nog op de plank. Ik ben er wel mee aan de slag gegaan, maar na een tijdje liep ik vast. Op een gegeven moment kwam ik niet meer om de bombastische kant van het stuk heen. Misschien lukt het me de volgende keer. Er is nog zoveel materiaal. Het belangrijkste is dat we de vele kanten van Bach laten zien. Ook is er nieuw orkestmateriaal gemaakt. Een toevoeging om ons te helpen nog meer in Bach te duiken.”
Holland Baroque is een barokorkest met een focus op improvisatie en samenwerkingen met uitmuntende artiesten uit verschillende tradities. Holland Baroque werkt sinds haar oprichting in 2006 samen met veel solisten, componisten, koren en theatermakers. Ontmoetingen met muzikale gasten mondden uit in warme vriendschappen en nieuwe klankwerelden. Zo liet de soepele vermenging van de fluweelzachte toon van Eric Vloeimans met de cornetto horen dat barok een geluid van nu is. Samen met deze trompetfluisteraar ontving Holland Baroque dan ook een Edison voor het album “Carrousel”. Oprichters Tineke en Judith Steenbrink (foto) zijn als artistiek team het kloppend hart van het ensemble. Zij bewaken de klank van het ensemble, maken eigenzinnige programma’s en herschrijven het repertoire naar de hand van Holland Baroque. De tournees met pianovirtuoos Leszek Możdżer lieten zien dat ook in een barokorkest, een partituur voortdurend kan veranderen wanneer de componist zich improviserend tussen de musici bevindt.
Tracklist:
Sonata No. V BWV 529
‘Meine Seele erhebt den Herren’ BWV 648
Sonata No. II BWV 526
Concerto BWV 592; Adagio BWV 974
‘Herr Gott, nun schleuß den Himmel auf’ BWV 617
Passacaglia BWV 582
Fugue BWV 542
‘In dir ist Freude’ BWV 615
Bachs Königin Holland Baroque cd Pentatone PTC5186971