Blomstedts unieke Bruckner-cyclus weerspiegelt op indrukwekkende wijze de buitengewone geest van de langdurige samenwerking tussen de legendarische dirigent en het Gewandhausorchester Leipzig. De negen symfonieën die in deze box zijn uitgebracht, werden tussen 2005 en 2012, opgenomen in het Gewandhaus Leipzig.
De symfonieën van Anton Bruckner bezetten een unieke plaats in de muziekgeschiedenis. Bruckner bracht het classicisme van Beethoven en Brahms samen met de narratieve kracht van Wagner en schonk de symfonie als dusdanig, een nieuwe structurele, persoonlijke en emotionele reikwijdte van een uitzonderlijke intensiteit. Zijn krachtige harmonische taal en zijn indrukwekkende, koperrijke orkestratie, beïnvloed door Richard Wagner, waren vernieuwend en uniek. Bruckners massieve, orkestrale landschappen voelen aan als onstuitbare natuurkrachten, stralend, prachtig en opwindend. Het is muziek met schoonheid en kracht. Gevoelens van eerbied en ontzag worden geaccentueerd door orgelachtige sonoriteiten en stoutmoedige harmonieën. Niet verwonderlijk dat zijn eerste symfonie het publiek op de première in 1868, in Linz, verbijsterde en verwarde.
Bruckners symfonieën vormden de ruggengraat van de laatromantische, symfonische muziek. Tot op zekere hoogte vond Bruckner de symfonie opnieuw uit, iets dat zelfs Liszt of Wagner niet hadden aangedurfd in de nasleep van de baanbrekende meesterwerken van Beethoven, die tot dan toe werden beschouwd als het hoogtepunt en de afsluiting van het genre. Het waren Bruckner en, iets later, Johannes Brahms, die nieuwe methoden zochten en vonden om het symfonisch genre nieuw leven in te blazen en verder te ontwikkelen. In dit opzicht was de aanpak van Bruckner geheel nieuw. Vanaf het begin vertrouwde hij op de klank van het groot orkest. In plaats van de afzonderlijke instrumentengroepen te combineren, had hij als organist, de neiging ze van elkaar te scheiden of als orgelregisters aan elkaar te koppelen. Terrasvormige dynamiek, de indrukwekkende en vaak verrassende nevenschikking van piano en forte zonder overgang, was iets dat Bruckner nl. ontleende aan orgelmuziek. Als kerkmusicus had hij nauw contact met deze en andere elementen van de barokmuziek, die hij overnam in zijn symfonieën.
Wat de dramaturgische ontwikkeling betreft, raadpleegde hij de deels massieve en deels charmante Grosse C-Dur Symfonie, van Franz Schubert. Het was de organische voortzetting en afwisselende, cyclische, verbintenis van thema’s, die Bruckner van Schubert had geleerd, die de ongekende lengtes van zijn symfonieën verklaart. Wanneer midden jaren ’80 van de 19de eeuw, Bruckners magistrale 7de symfonie (van deze is er, net als van zijn 6de, maar één versie), een groot succes werd, raakten dirigenten en onderzoekers ook geïnteresseerd in zijn zes andere symfonieën. Maar, door de kritieken die die symfonieën helaas te verduren kregen van o.a. Eduard Hanslick en de dirigent, Hermann Levi (1839-1900), besloot Bruckner tussen 1887 en 1891, vier van zijn tot dan toe, tussen 1863 en 1881, gecomponeerde zes symfonieën, te herwerken. De kritiek op Bruckner van zowel Brahms als van vele Weense muziekrecensenten, moet worden begrepen vanuit het Brahms-Wagnerconflict, dat muzikaal Duitsland en Oostenrijk in de tweede helft van de 19de eeuw, in de ban hield. Brahms werd in de pers de hemel in geprezen als hét icoon van de traditie gebonden “absolute”, klassieke muziek,
Wagner en Liszt stonden met hun “Neudeutsche Schule” voor muzikale vernieuwing, voor het nieuw “Gesamtkunstwerk” als “Kunstwerk der Zukunft” van het “Bildungsbürgertum”. De term “Neudeutsche Schule” werd bedacht door Franz Brendel (foto), uitgever van het tijdschrift, “Neue Zeitschrift für Musik”. Door de vele kritieken die Bruckner diep kwetsten en waaronder hij heel erg leed, begon de complexe “Wirkungsgeschichte” van zijn symfonieën. Hij begon nl. aan “Änderungen” en “Überarbeitungen” van zijn vroegere symfonieën. Eerst zijn 4de, dan zijn 3de, vervolgens zijn 8ste, die hij op 10 maart 1890 definitief voltooide (de 2de versie dus), en twee dagen later begon hij aan de herziening van zijn lieveling, zijn “keckes Beserl” (jawel, naar eigen zeggen), zijn 1ste symfonie.
De Zweedse dirigent Herbert Blomstedt (1927) studeerde aan de Koninklijke Hogeschool voor Muziek in Stockholm en aan de Universiteit van Uppsala. In 1949 studeerde hij in Darmstadt hedendaagse muziek. Hij bekwaamde zich aan de Muziekacademie Bazel (de Schola Cantorum Basiliendsis) bij Paul Sacher in de barokmuziek en volgde verder orkestdirectie bij Igor Markevitch in Salzburg en bij Jean Morel aan de Juilliard School in New York. Ook werkte hij met Leonard Bernstein aan de Berkshire Music Center in Tanglewood. Na verschillende Scandinavische orkesten, werd hij achtereenvolgens dirigent van de van de Staatskapelle Dresden, het San Francisco Symphony Orchestra, het NDR Sinfonieorchester en het Gewandhausorchester in Leipzig.
Inhoud:
CD 1 – Symphony No. 1 in C minor WAB 101
1865/66 Linzer Fassung 1866 Edition Leopold Nowak 1955
CD 2 – Symphony No. 2 in C minor WAB 102
Fassung 1872 Edition William Carragan
CD 3 – Symphony No. 3 in D minor WAB 103
Fassung 1873 Edition Leopold Nowak 1977
CD 4 – Symphony No. 4 in E-flat major WAB 104, “Romantic”
Fassung 1878/80 Edition Leopold Nowak 1953
CD 5 – Symphony No. 5 in B-flat major WAB 105 7
1875-77 Edition Leopold Nowak 3.revidierte Ausgabe
CD 6 – Symphony No. 6 in A major WAB 106
1879-81 Fassung Robert Haas
CD 7 – Symphony No. 7 in E major WAB 107
1881-83 Fassung Robert Haas
CD 8 –9 Symphony No. 8 in C minor WAB 108 (I, II)
Fassung 1890 Fassung Robert Haas
CD 10 – Symphony No. 9 in D minor WAB 109, unfinished
1887-96 Edition Benjamin-Gunnar Cohrs 2000
Bruckner The 9 Symphonies (Live) Gewandhausorchester Leipzig Herbert Blomstedt 10 cd accentus music ACC80575