Contratenor, Alex Potter, de organist Leo van Doeselaar en Il Gardellino, presenteren twee solo cantates van Bach uit 1726, “Geist und Seele wird verwirret” BWV 35 en “Gott soll allein mein Herze haben” BWV 169, afgewisseld met Bachs Toccata, Adagio & Fuge BWV 564 voor orgel. In de twee cantates met expressieve recitatieven en virtuoze aria’s speelt nl. ook concertante, instrumentale muziek met obbligato orgel, een prominente rol.
Toen Johann Sebastian Bach in Leipzig aankwam om de functie van cantor aan de Thomasschule op zich te nemen, kwamen zijn muzikale ambities tot uiting in de compositie van het Magnificat, de Johannes Passion en een reeks cantates waarin hij een grote verscheidenheid aan vormen en stijlen kon verkennen. In zijn solo cantates, liet hij koornummers achterwege terwijl hij de instrumentale partijen versterkte. De 12 solo cantaten (Cantata’s a Voce sola) van Johann Sebastian Bach bezitten, of ze nu religieus of wereldlijk zijn, ongelooflijk veel verscheidenheid. Sommige bevatten elementen van verhalen die vergelijkbaar zijn met aria’s en recitatieven uit zijn passies en vele hebben instrumentale bewegingen en solo passages die met zijn concerti kunnen rivaliseren. Bachs cantaten zijn daarenboven vaak zeer virtuoos en vergen van de solist(e) veel techniek en stijlkennis.
Bach componeerde de cantate “Geist und Seele wird verwirret” BWV 35 in zijn vierde jaar als Thomaskantor in Leipzig. De tekst was gebaseerd op de dagelijkse lectuur uit het Marcusevangelie, de genezing van een doofstomme man. De librettist was Georg Christian Lehms (foto), wiens poëzie Bach al in Weimar had gebruikt als basis voor solocantates. De tekst citeert ideeën uit het evangelie en leidt hieruit de analogie af dat als de tong van de doofstomme man werd geopend, de gelovige zou open moeten staan om Gods wonderbaarlijke daden te bewonderen. De cantates voor deze zondag hebben een positief karakter, wat Bach in eerdere werken voor de gelegenheid benadrukte door trompetten in de partituur op te nemen. In dit werk gebruikte hij weliswaar in plaats daarvan een obbligato solo-orgel in 5 van de 7 bewegingen. Cantata BWV 35 de verbijstering van de gelovige in het aangezicht van het goddelijk wonder (Aria “Geist und Seele wird verwirret”) dat in stand wordt gehouden door een verbijsterend continuüm van orgel obbligato dat in de conclusie de onweerstaanbare vreugde van de gelovige uitdrukt (…”ein frülisches Halleliua”).
De kerkcantate “Gott soll allein mein Herze haben”, BWV 169, een solo-cantate voor een alt-solist, werd gecomponeerd in Leipzig voor de 18de zondag na Trinitatis. Bach voerde deze cantate voor het eerst uit op 20 oktober 1726. De lezingen voor die zondag waren de eerste brief aan de Korinthiërs, Paulus’ dank voor de genade van God in Efeze (1 Korinthiërs 1: 4-8), en uit het Evangelie, het grote gebod (Mattheüs 22: 34-46 ). De onbekende auteur van de tekst concentreerde zich op de liefde van God in de bewegingen 2 tot 5 en voegde een beweging toe over de liefde van je medemens in beweging 6, met in het slotkoraal, het derde vers van Martin Luthers “Nun gebeten wir den Heiligen Geist “. Het tweede recitatief is een parafrase van Koningen 2: 1, Elia opgeheven naar de hemel. De tweede aria is een parafrase van Johannes 2: 15-16, die de liefde voor God onderscheidt van de liefde voor de wereld. Cantate BWV 169, eveneens ingeleid door een bruisende Sinfonia uit een concerto, stelt meteen de vraag “Wast ist die Liebe Gottes?” waarop een reeks antwoorden en oplossingen volgen die zowel retorisch als muzikaal zijn.
Leo van Doeselaar bespeelt het Christoph Treutmann orgel van het Sint Georg-klooster (Stiftskirche Grauhof) in Grauhof/Goslar (Nedersaksen). Dit bijzonder instrument uit 1737, krijgt extra aandacht door zijn uitvoering van het Toccata Adagio en fuga BWV 564 als intermezzo tussen de beide cantates.
De Engelse contratenor, Alex Potter, begon zijn muzikale carrière als koorzanger bij Southwark Cathedral. Na New College, Oxford. ging hij verder studeren aan de Schola Cantorum Basiliensis bij Gerd Türk. Sinds het afronden van zijn studie heeft Alex Potter zich gespecialiseerd in 17e en 18e -eeuwse muziek, waarbij hij werkte met dirigenten als Philippe Herreweghe, Thomas Hengelbrock, Daniel Reuss, Peter Neumann en Philippe Pierlot. Solo-engagementen brachten hem naar festivals zoals het Festival internazionale di Musica e Arte sacra in Rome, het Feldkirch-festival in Oostenrijk, het Praagse Lentefestival en het Kammerchor Stuttgart o.l.v. Frieder Bernius.
Leo van Doeselaar (°1954) begon zijn orgel- en pianostudie bij Gerard Akkerhuis in Den Haag en studeerde vervolgens orgel bij Albert de Klerk, en piano bij Jan Wijn aan het Amsterdams Sweelinck Conservatorium. Hij sloot zijn opleiding af met een solistendiploma voor beide instrumenten en de Prix d’Excellence voor orgel. Na zijn studie verdiepte hij zich middels meestercursussen in het buitenland, verder in historische uitvoeringspraktijk en bij André Isoir in Parijs in het Frans orgelrepertoire. Ook volgde hij pianoforte bij Malcolm Bilson en Jos Van Immerseel.
Bach Cantatas BWV 35 & 169 Alex Potter Il Gardellino cd passacaille PAS 1092