Schönbergs “Verklärte Nacht” (“Transfigured Night”), geïnspireerd op het gedicht van Richard Dehmel waarin een vrouw aan haar metgezel aankondigt dat ze zwanger is van een andere man, wordt hier gepresenteerd in de versie voor pianotrio van Eduard Steuermann. Deze pianist, die veel van Schönbergs composities in première speelde, kwam op het idee om de dialoog tussen de man en de vrouw, alleen toe te vertrouwen aan de cello en de viool.
“Verklärte Nacht” is oorspronkelijk een symfonisch gedicht voor strijksextet, gebaseerd op het gelijknamig gedicht van Richard Dehmel (1863-1920). Schönberg componeerde het in 1899, bewerkte het in 1917 voor strijkorkest, en reviseerde deze versie nogmaals in 1943. Tot de componisten die Schönberg beïnvloedden behoorde Brahms, die zelf twee strijksextetten componeerde, en die ook Schönbergs leerling Alban Berg beïnvloedde. Zemlinsky werd heel hoog aangeschreven door Schönberg. Hij huwde met Zemlinsky’s zuster Mathilde en hij en zijn schoonbroer componeerden voor strijksextet. In 1898 componeerde Zemlinsky bv. “Maiblumen blühten überall” op Dehmels gedicht “Die Magd”, een compositie voor strijksextet en sopraan. Schönbergs compositie “Verklärte Nacht” werd geboren uit de gecombineerde invloed van muziek van deze componisten en door de ontdekking van Dehmels gedicht “Verklärte Nacht” uit zijn bundel “Weib und Welt” (1896).
Het was voor Schönberg niet de eerste keer. Dehmels gewaagde gedichtenverzameling, ‘Weib und Welt’, lag de jonge Schönberg nl. na aan het hart. Zo componeerde hij in 1897, het lied “Mädchenfrühling” op een gedicht van Dehmel (weliswaar enigszins aangepast door Schönberg), en in 1899, het jaar van “Verklärte Nacht”, toonzette hij eveneens drie gedichten van Dehmel voor zijn Vier Lieder für eine Singstimme und Klavier op. 2 (het vierde is op een gedicht van Johannes Schlaf). Gedichten van Dehmel werden trouwens door heel wat fin-de-siècle componisten getoonzet. Wanneer Schönberg en Alexander von Zemlinsky hun zomervakantie doorbrachten in het idyllish Payerbach am Semmering, werd Schönberg daar verliefd op Zemlinsky’s zuster Mathilde. Zij trouwden in 1901. Mede onder invloed van deze verliefdheid ontstond het strijksextet Verklärte Nacht op.4, het eerste uitgesproken, post Wagneriaans symfonisch gedicht voor een kamerensemble in de geschiedenis van de muziek.
Het gedicht gaat over een gesprek tussen twee geliefden waarbij de vrouw bekent, toegeeft of uit, zwanger te zijn van een andere man, een toen bijzonder nieuw en gewaagd onderwerp om over te schrijven. Door zijn gedichtenbundel “Weib und Welt” stond Dehmel trouwens, een beetje à la Schiele, terecht wegens obsceniteit en blasfemie. Gedicht en compositie hebben vijf in elkaar overlopende delen/bewegingen. Het tweede deel is bv. de bekentenis van de vrouw over haar zwangerschap en het vierde is de begripvolle reactie van de man. De toonaard is re klein, de befaamde fetisj toonaard van de Tweede Weense School. De première, door het Rosé Quartet, uitgebreid met Franz Jelinek (2de altviool) en Franz Schmidt (2de cello) in januari 1902 in Wenen, veroorzaakte onbegrip bij het publiek en de Duitse première in Berlijn, in oktober 1902, kreeg nog heviger negatieve kritiek. Schönberg bleef desondanks geloven in de waarde van zijn compositie en arrangeerde het werk in 1917 voor strijkorkest. In de Verenigde Staten reviseerde hij deze versie in 1943 nogmaals. In 1942 was de muziek zelfs de basis van het ballet “The pillar of fire” van Anthony Tudor, opgevoerd in de Metropolitan Opera in New York.
De structuur bevat een refrein waarin een ‘verteller’ twee wandelende mensen in de maneschijn beschrijft, een episode met de bekentenis van de zwangerschap door een andere man, en de respons van de man (zijn “großmütige Verzeihung”) met wie ze door het donker bos loopt. Deze structuur ontstaat en groeit door aaneenrijging van twaalf motieven. Het conflict wordt niet opgelost, maar door transfiguratie, verlost. Dehmel doet dit door in zijn gedicht de twee naar een hoger niveau op te tillen, door (wederzijds) begrip. De man zegt namelijk: “…eine eigne Wärme flimmert von Dir in mich, von mir in Dich. Die wird das fremde Kind verklären.” (een innerlijke warmte schittert/glinstert/schemert van jou naar mij, van mij naar jou. Die warmte zal het vreemd kind transfigureren.).
De ‘verklärung’ wordt ook in de muziek bereikt. De eerste regel luidt: “Zwei Menschen gehn durch kahlen, kalten Hain”, “Twee mensen lopen door een kaal, koud woud”, een depressief, pessimistisch begin. En de ‘Verklärung’ wordt in de laatste zin bereikt met: “Zwei Menschen gehn durch hohe, helle Nacht.” “Twee mensen lopen door een frisse, heldere nacht”, een positief, optimistisch einde. Nacht/duisternis is door de kracht van de liefde getransfigureerd in dag/licht. Weet, dat “Mensch” een uitgesproken en veel betekenend begrip was binnen de joods/Duitse assimilatie van de 19de eeuw.
Op deze cd ontdekt u het meesterwerk in een arrangement voor pianotrio van de joods-Oostenrijkse pianist, Eduard Steuermann (1892-1964). Steuermann studeerde piano bij Vilém Kurz aan het Lemberg Conservatorium en Ferruccio Busoni in Berlijn, en compositie bij Engelbert Humperdinck en Arnold Schönberg. Hij speelde de pianopartij bij de eerste uitvoering van Schönbergs Pierrot Lunaire en speelde zijn pianoconcerto in première. Hij zette zijn samenwerking met Schönberg voort als pianist voor de “Verein für musikalische Privataufführungen” in Wenen, en trad in 1944, op tijdens de radiopremière van Schönbergs “Ode aan Napoleon Bonaparte” met de New York Philharmonic onder leiding van Artur Rodziński.
Het “Skandalkonzert” van 31 maart 1913, was een concert van de Wiener Konzertverein o.l.v. Arnold Schönberg in de Grote Zaal van de Musikverein. Onder het publiek, geschokt door het expressionisme en het experimentele van de Tweede Weense School, ontstond een rel en het concert moest voortijdig worden beëindigd… Zowel de lyrische als de muzikale kant van deze première werden als provocerend gezien. Het concert werd beëindigd, nog voor de geplande uitvoering van Gustav Mahlers “Kindertotenlieder” kon beginnen. Het was tijdens de uitvoering van de liederen van Berg, dat de gevechten begonnen… Voor Bergs werk had het Skandalkonzert blijvende gevolgen. Zijn liederen werden nl. pas in 1952 opnieuw uitgevoerd en de volledige partituur werd pas in 1966 uitgegeven. Alban Berg overleed op 50-jarige leeftijd in 1935. Ook de première in 1907, van Schönbergs Kammersymphonie op. 9 door het Rosé Quartet en blazers van de Wiener Philharmoniker, had reeds een schandaal veroorzaakt. Voor de uitvoering van 1913, maakte Schönberg een versie voor een orkest met meer strijkers en blaasinstrumenten. Deze versie was weliswaar niet identiek met de versie op. 9b, die pas in 1935, in Los Angeles, o.l.v. Schönberg zelf, in première ging.
De componist bewerkte in 1906, zelf zijn Kammersymphonie, für 15 soloinstrumente voor piano vierhandig en herzag ook de compositie voor groot orkest in 1923 en opnieuw in 1935, die werd gecatalogiseerd als Op. 9b. Alban Berg arrangeerde in 1914, de compositie voor twee piano’s en tussen 1922 en 1923, maakte Anton Webern (foto) twee verschillende arrangementen, een eerste voor viool, fluit, klarinet, cello en piano, en een tweede voor piano, twee violen, altviool en cello.
Het eerste arrangement was nl. bedoeld om naast “Pierrot lunaire” te worden uitgevoerd, die voor dezelfde bezetting was gecomponeerd. Het Collectief vroeg de jonge Belgische componist, arrangeur en pianist, Tim Mulleman (1993), om voor dezelfde bezetting, de Pianosonate op.1 van Alban Berg uit 1909-1910, te transcriberen, die zelf bewerkingen maakte van enkele van zijn eigen werken, waaronder het eveneens hier opgenomen Adagio uit zijn “Kammerkonzert für Klavier und Geige mit 13 Bläsern” uit 1923-1925.
Alban Bergs dodecafonisch Kammerkonzert, gecomponeerd voor de 50ste verjaardag van Arnold Schönberg, bestaat uit 3 bewegingen, Thema scherzoso met (4) variaties, Adagio en Rondo ritmico met introductie. De twaalftoontechniek of dodecafonie maakt gebruik van een reeks, waarin elk van de 12 tonen, “Zwölf nur auf einander bezogene Töne”, eenmaal voorkomt. Omdat een enkele reeks onvoldoende variatie mogelijk maakt, gebruikte Schönberg tevens de “inverse” (horizontale spiegeling der intervallen), de retrograde (omgekeerde reeks) en de inverse retrograde van de reeks, elk in alle transposities. Dat leverde 4 x 12 = 48 reeksen op.
Het Adagio is een groot palindroom, waarbij voornamelijk de oervorm (“Grundreihe”) van de reeks van 12 noten in de eerste helft en de Retrograde of kreeft (“Krebs, Die Grundreihe rückwärts”), in de tweede helft werd gebruikt. De beweging concentreert zich voornamelijk op de soloviool en de 13 blazers, hoewel het keerpunt van het palindroom wordt gemarkeerd door een korte verschijning van de solopiano. In 1935, arrangeerde Berg dit Adagio als een apart stuk voor piano, viool en klarinet. De première van Bergs Pianosonate, op. 1 werd in april 1911, in Wenen gespeeld door Schönbergs joods-Hongaarse “huispianiste”, Etta Werndorff (geb. Etelka Jonász, 1881-1961) (foto, geschilderd door Schönberg) en de Canadese pianist, Léo-Pol Morin (James Callihou) (1892-1941), voerde het werk uit op de Parijse première in 1922. Het werk onderging wijzigingen voor de heruitgave in 1920 en verdere wijzigingen werden aangebracht in 1925 voor de publicatie van een “herziene editie”.
Het kamermuziekensemble, “Het Collectief”, werd in 1997 in Brussel opgericht. Door steeds met een vaste kern van vijf musici te werken, wist de groep een eigen stijl te creëren, gekenmerkt door een heterogene mix van blazers, strijkers en piano. In zijn repertoire geeft Het Collectief vooral aandacht aan de roots van het modernisme, de Tweede Weense School. Vanuit deze basis worden zowel de grote 20ste-eeuwse composities als de allernieuwste experimentele stromingen verkend. Daarenboven bewerkstelligen zij cross-overs tussen het hedendaags en het traditioneel repertoire en met adaptaties van historische muziek. Naast concerten in België is Het Collectief ook internationaal aanwezig in Europa, Zuid-Amerika en Azië. Sinds 2011 werkte de groep samen met wijlen Reinbert de Leeuw, met wie ze in 2020, nog een album maakten rond Mahlers “Das Lied von der Erde”. In 2011, ontving Het Collectief de Klaraprijs “Musicus van het jaar”, en in 2017, werd de groep ook genomineerd in de categorie “Ensemble van het jaar”. De leden zijn Wibert Aerts (viool), Julien Hervé (klarinet), Thomas Dieltjens (piano), Toon Fret (dwarsfluit) en Martijn Vink (cello).
Transfigurations Schönberg Berg Het Collectief cd Alpha ALPHA867