Romain Rolland (1866-1944) was een Franse toneelschrijver, romanschrijver, essayist, kunsthistoricus en later, mysticus. Gedreven door zijn onvervulde droom om musicus te worden, schreef hij een magistraal, tiendelig epos over een fictieve componist, “Jean-Christophe”. Hiervoor ontving hij in 1915, de Nobelprijs voor Literatuur.
Muziek nam nl. een centrale plaats in, in het leven en werk van Romain Rolland. In 1895, verdedigde hij een van de eerste stellingen in de musicologie aan de Sorbonne en als muziekcriticus schreef hij vanaf 1899, talloze persrecensies in “La Revue de Paris” en de “Revue d’art dramatique”. Romain Rolland stond trouwens bekend als muziekhistoricus voor hij romanschrijver werd. Hij organiseerde het eerste Internationaal Congres voor Muziekgeschiedenis en creëerde de “Revue d’histoire et de critique musical”. Na “Les Origines du théâtre lyrique moderne” (1895) en “Histoire de l’opéra avant Lully et Scarlatti (zijn doctoraat, 1895), volgden 2 indrukwekkende publicaties over Beethoven, “Les Fêtes de Beethoven à Mayence” (Mainz) (1901) en “Vie de Beethoven” (1903). Hierna volgden 2 compilaties van zijn artikelen over muziek, “Musiciens d’aujourd’hui” (1908) en “Musiciens d’autrefois” (1908), waarna “Haendel” (1910) en “Clerambault” (1920) verschenen. Tussen 1930 en 1945, schreef hij nog “Goethe et Beethoven” (1930), “Beethoven, Les grandes époques créatrices: Le Chant de la Résurrection” (1937), en “La Cathédrale interrompue” (1943-45), bestaande uit 3 volumes, “La Neuvième Symphonie” (1943), “Les Derniers Quatuors” (1943) en “Finita Comœdia” (1945, posthuum).
“Jean-Christophe”, geschreven tussen 1904 en 1912, is de naam van zijn roman in 10! delen, waarvoor hij in 1905, de Prix Femina en in 1915, de Nobelprijs voor Literatuur ontving. De eerste vier delen werden gegroepeerd als “Jean-Christophe”, de volgende drie als “Jean-Christophe à Paris” en de laatste drie als, “La fin du voyage”. De eerste vier delen zijn L’Aube (“Dageraad”, 1904) Le Matin (“Ochtend”, 1904), L’Adolescent (“Jeugd”, 1904) en La Révolte (“Opstand”, 1905). Deze werden voor deze Meulenhoff uitgave vertaald door Tatjana Daan.
Hoofdpersoon, Jean-Christophe Krafft, is een Duitse musicus van Belgisch/Vlaamse afkomst. Hij is een geniaal componist, wiens leven wordt uitgebeeld. Hij ondergaat echtere grote ontberingen en spirituele worstelingen, waarbij hij zijn trots op zijn eigen talent in evenwicht probeert te brengen met de noodzaak om de kost te verdienen en voor de mensen om hem heen te zorgen. Gekweld door het onrecht jegens zijn vrienden, en meerdere keren gedwongen te vluchten, als gevolg van zijn confrontaties met de autoriteiten en zijn eigen geweten, vindt hij eindelijk rust in een uithoek van Zwitserland, voor hij tien jaar later triomfantelijk terugkeert naar Parijs.
In Jean-Christophe I – “Dageraad” wist Romain Rolland met scherpe observaties, het Duitsland van het fin de siècle tot leven te wekken, en nam hij de lezer mee in Jean-Christophe’s bewogen jeugd. In de persoon van Jean-Christophe Krafft, een telg uit een muzikantenfamilie, ontluikt op jonge leeftijd een bijzondere gevoeligheid voor alle geluiden om hem heen. Hij blijkt een wonderkind te zijn, wordt op zijn zevende aangesteld als hofpianist van het groothertogdom aan de Rijn, waar hij opgroeit, en is ervan overtuigd dat hij ooit een beroemd componist zal worden. Maar, de armoede thuis en zijn driftige, drankzuchtige vader, maken zijn leven moeilijk. Als adolescent, krijgt hij grote tegenslagen te verduren, zowel in de liefde als in zijn werk, en wordt hij keer op keer geconfronteerd met de bekrompenheid en jaloezie van de mensen om hem heen. Zijn verlangen om naar het buitenland te vertrekken en zijn horizon te verbreden groeit, maar de zorg voor zijn moeder houdt hem tegen. Tot, een gewelddadig incident hem geen keuze laat en hij het land ontvlucht, met als bestemming… Parijs.
In het eerste deel, met de bijzonder fijne waarneming van het kinderleven, worden op meesterlijke wijze, de eerste sensaties en eerste kindergedachten weergegeven. Rolland trachtte er zelfs de dromen en de gevoelens van een zuigeling in te beschrijven in dichterlijk, ritmisch proza. Het verhaal begint bij de geboorte van Jean-Christophe en het gezin van de jonge musicus, Melchior Krafft die beneden zijn stand trouwde met het dienstmeisje Louisa, tot grote verontwaardiging van de oude Jean Michel Krafft. Spoedig verzoent deze zich echter met zijn arme, eenvoudige schoondochter, die heel wat meer waard is dan zijn ijdele, zwakke zoon, de ‘virtuoos zonder ziel.’ De figuren van de grootvader, een diep voelend musicus, die zich nooit heeft kunnen uiten, al was zijn wezen ook gedrenkt met muziek, en van de vader, de kunstenaar, die zich gemakkelijk uitte, maar niets te zeggen had, zijn met vaste hand beschreven. Met voorliefde heeft Rolland ook het beeld van de moeder neergezet, een personage dat ook in de drie volgende delen uitvoerig wordt beschreven. De arme, door de schijnbare superioriteit van haar man, onderdrukte, zich zo nederig voelende vrouw, met een eigenaardige mengeling van slaafsheid en waardigheid, wier leven één toewijding is en één daad van liefde, is zo levendig, omdat de schrijver ook niet verzuimde haar kleine eigenaardigheden en zwakheden te belichten, waardoor zij echt menselijk wordt.
De twee volgende delen, ‘Le Matin’ en ‘l’Adolescent’, bevatten de ontwikkeling van Jean-Christophe tot een volwassen man. Hij heeft echter een harde leerschool te doorlopen. Op zijn twaalfde moet hij ’s avonds al met zijn vader meespelen in het orkest van de Schouwburg en op zijn veertiende, telt men hem onder de eerste violen. De dood van grootvader Krafft, de oude Duitse idealist, die echter met al zijn schijnbare onafhankelijkheid ‘bediende bleef in zijn ziel’, brengt in het gezin een grote verandering met zich mee. Melchior Krafft die zich tot nu toe nog wat intoomde uit vrees voor zijn vader, laat zich nu helemaal gaan en vervalt telkens meer in zijn oude zonde. Nu is Christophe de enige steun van zijn moeder. Hij is weliswaar vol angsten en zorgen, en het verantwoordelijkheidsgevoel drukt zwaar op zijn jonge schouders, maar hij moet vooruit. Op zijn veertiende is hij ‘chef de famille’. Hij neemt die overstelpend zware taak met beslistheid op zich, te trots om zich te verlaten op de steun van anderen. Zijn dagen zijn gevuld met lessen, repetities en werk van allerlei aard. Er is geen ruimte voor dromen, genieten en componeren, en hij voelt langs alle kanten, beperkingen, dwang en plicht. Doch, hoe meer men zijn natuur geweld aandoet, des te krachtiger groeit deze. Hoe vaster en enger de kring wordt van zijn zorgen en lasten, die de gevangenis vormen van zijn hart, hoe sterker dat oproerig hart zijn vrijheid voelt. En dan komt weinig later, de eerste grote vriendschap in zijn leven, zijn jongen vriend, Otto, gevolgd door Jean-Christophe’s eerste liefde voor Minna von Kerich. De arme onhandige Christophe beleeft daardoor allerlei ontroeringen, angsten, verschrikkingen en smarten, maar ook allerlei heerlijke gevoelens van onbegrensd vertrouwen en extatische tederheid.
Hoewel het relaas van deze kalverliefde van een sappig realisme, geestig en vol fijn, psychologisch inzicht is, brengt het einde van deze liefdesgeschiedenis, de jongen echter tot wanhoop. Het is alsof hij zal sterven van verdriet. En, er sterft effectief ook iets in hem, nl. zijn kindsheid. De dood van zijn vader – op een nacht wordt Melchior in huis gedragen, verdronken in een beek – maakt een einde aan zijn wanhoop. Opvallend is de beschrijving van de nachtwake van Jean-Christophe bij het lijk van zijn vader, wie hij, in een diep verlangen om iets goed te maken, alles vergeeft.
In ‘l’Adolescent’ wonen Jean-Christophe en zijn moeder bij de familie Euler. Na de zo mooi vertelde idylle tussen hem en de stille Sabine, en de daaropvolgende meer hartstochtelijke verliefdheid voor de volkse Ada, beschrijft Rolland de merkwaardige en toch zo menselijke evolutie van de jongeling, die uit zijn kindergevoelens en kindergedachten treedt in een nieuwe ongekende wereld. Hij geeft ons de extase van het zich herboren voelen, zijn ontwaken in de volle, geheimzinnige natuur, die eerst nu een ware openbaring wordt, maar ook de pijnlijke verbazing van de jongen, die ongekende duistere instincten voelt wakker worden.
Na ‘l’Adolescent’ volgt ‘La Révolte’, een roman over de jonge man die zijn krachten voelt toenemen, en wiens geniale natuur zich overal stoot tegen conventies en bekrompen opvattingen, en die, ook in zijn kunst, wanhopig worstelt om vrijheid. Maar, algauw moet hij echter ervaren, dat niemand hem begrijpt en dat hij als genie, alleen staat. Die eenzaamheid voelt hij echter niet altijd als een last, integendeel, Rolland beschrijft zijn jeugdige held kort na de verbreking van zijn verhouding met Ada, in een soort van bedwelmend geluk om zijn vrijheid, zijn eenzaamheid, omdat hij nu de meester, en niet de prooi is van het/zijn leven.
La Révolte’ is een boek met o.a. scherpe kritiek op de Duitsers en de Duitse kunst. Hier is Rolland de heerlijke satiricus. Met een fijne, vlijmend scherpe pen, maakt hij de Duitse ‘gemüthlichkeit’, belachelijk. Men voelt de verontwaardiging en de spot achter de gedachten en uitspraken van Christophe. Maar, het is weliswaar haast ondenkbaar, dat een geboren Duitser als Jean-Christophe, die zelf zoveel eigenschappen van de superieure, Duitse cultuur vertoont, zo meedogenloos zijn eigen volk zou kunnen be- en veroordelen. Rolland tracht dit te verklaren door te spreken van een grote reactie in Christophe’s gevoelens en denkwijze, te wijten aan de overmoed van de onbezonnen, eigenwijze, zelfingenomen jeugd, die al het bestaande wil afbreken, in een heftig, idealistisch verlangen naar volmaaktheid. Een meesterwerk!
Romain Rolland Jean-Christophe Deel 1 Dageraad 628 bladz. uitg. Meulenhoff ISBN 9789029095174