“Amor mundi”, ‘liefde voor de wereld’, was voor Hannah Arendt de zorg om pluraliteit, de bereidheid om samen te leven met andersdenkenden en vreemden, met wie we hoe dan ook, de wereld (moeten) delen. Maar, veel reden geeft die mundus, die wereld niet om haar lief te hebben, zeker niet voor Hannah Arendt, de Joodse vluchtelinge voor de nazigruwel, de schrijfster van “The Origin of Totalitarianism” en “Eichmann in Jerusalem”, boeken waarin het woord liefde niet of nauwelijks kon voorkomen. Waar haalde Hannah Arendt die passie voor liefde dan eigenlijk wel vandaan?
Een deel van het antwoord op die vraag ligt besloten in haar proefschrift, “Het liefdesbegrip bij Augustinus”, dat hier in Nederlandse vertaling is verschenen. Dit proefschrift in 3 delen (“Amoir qua appetitus”, Creator-Creatura” en “Vita socialis”), was een kritische bezinning/beschouwing op de wijze waarop Augustinus de liefde doordacht en doorleefde, van de bedrieglijke amor mundi naar de onbedrieglijke amor dei, (de liefde tot God), tot de poging dit laatste in de naastenliefde te integreren in de wereld. De theoloog, filosoof en kerkvader, Augustinus van Hippo (354-430), bisschop van Hippo, was de belangrijkste kerkvader van het Westen. Tot zijn bekendste werken behoren de “Confessiones” en “De civitate Dei”.
Terwijl Augustinus in de liefde tot God, de wereld verzaakte en naastenliefde voor hem problematisch werd, begon Arendt nu net bij dit laatste, bij de “vita socialis”, het sociaal leven, dat voor haar de hele “amor mundi” opende, een kritische maar toch liefdevolle visie, want Augustinus bleef voor Hannah Arendt haar leven lang, haar goede vriend en beschermheer, aan wie ze niet alleen het begrip amor mundi, maar ook haar begrip van nataliteit, van geboortelijkheid, van het feit dat we als mens steeds de vrijheid hebben een nieuw begin te maken, te danken had. Of, zoals het bij Augustinus klonk, “Initium ut esset homo creatus est”, ‘De mens werd geschapen opdat er een begin zij’.
Filosofie is als normatieve wetenschap en descriptief onderzoek, even moeilijk eenduidig te definiëren als de begrippen schoonheid en liefde. Beminnen, houden van en liefhebben, zeggen daarentegen zo veel meer. Zo ook de werkwoorden beschouwen, bezinnen, analyseren, denken en nadenken, in verband met het wel en wee van de mensheid. Haar leven lang boog Hannah Arendt (1906-1975) zich over de onzekere grens tussen goed en kwaad. Ze leidde een leven dat een cruciaal hoofdstuk in de geschiedenis van het Westen omvatte, een tijd waarin onze ideeën over de mens en zijn waarde, schuld en verantwoordelijkheid, opnieuw werden gedefinieerd, en waarin zij uitgroeide tot één van de belangrijkste denkers van de 20ste eeuw.
Dat Hannah Arent als joodse, voor de figuur van Augustinus koos, was zo maar geen lukraak toeval. Augustinus ontwikkelde nl. zelf een uiterst genuanceerd beeld van de joden. In Augustinus’ ogen was het Nieuwe Testament de vervulling van het Oude Testament, dat als de belofte kon worden gezien. Jezus Christus was de nieuwe Adam, Maria, de nieuwe Eva. Volgens die visie waren de joden de noodzakelijke wegbereiders van het christendom. Augustinus ging dan ook vol respect met hen om. Samen met de heidenen vormden ze immers het fundament van het christendom. In verschillende geschriften liet Augustinus zich trouwens over hen uit, en stelde hij hen voor als (al te) getrouwe navolgers van de wet, die alles naar de letter namen. Augustinus ontwikkelde de “getuigenisdoctrine”. Door hun aanwezigheid waren de Joden levende getuigen van de waarheid van het Oude Testament. Vervolging van de Joden wees hij daarom af, maar tegelijk verweet hij hen dat ze het bij de vernieuwing van het Verbond van God met het volk Israël, hadden laten afweten. Ze hebben zichzelf naar de zijlijn van het Heilsplan geplaatst, zo klonk het, maar dienen daar God als getuigen van het Oude Verbond.
Augustinus’ concept van liefde, het proefschrift van een 23-jarige joodse vrouw over een hoofdfiguur in de christelijke kerk, veroorzaakte een klein tumult vanaf het moment dat het in 1929 verscheen. De recensenten in het academisch milieu van die tijd waren het er nl. over eens dat de promovendus meermaals gezondigd had. Ten eerste door de theoloog Augustinus te negeren, en ten tweede door de theologische woordvoerders van die tijd te negeren. Vanuit het huidig perspectief lijkt wat haar eerste critici verkeerd beoordeelden, nu precies de kwaliteit van dit vroeg werk te zijn. Haar proefschrift was nl. niet opgevat als een theologisch, maar als een existentialistisch werk.
Dit eerste filosofisch werk van Hannah Arendt, verdedigd door Karl Jaspers, is tot nu toe grotendeels onopgemerkt gebleven. De ‘existentieel-filosofische’ interpretatie van de kerkvader Augustinus blijkt origineel en vooral in de ontwikkeling van het begrip ‘nataliteit’ als baanbrekend voor het latere werk van de filosofe. In de jaren zestig begon Hannah Arendt dit werk trouwens in het Engels te vertalen, een taal die, zoals ze aan Karl Jaspers schreef, “ook kon worden begrepen door iemand die geen filosofische steno heeft geleerd”. “Der Liebesbegriff bei Augustin, Versuch einer philosophischen Interpretation” werd voor deze uitgave van ten have, vertaald door Mark Wildschut, en van een alweer heel interessant voorwoord voorzien van de Nederlandse medicus en filosofe, Marli Huijer (1955) (foto), emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Marli Huuijer schreef nl. ook reeds het voorwoord van de Boom uitgave, “Imperialisme” (“The Origins of Totalitarianism”), van Hannah Arendt.
In “Imperialisme” besprak Hannah Arendt de maatschappelijke desintegratie vanaf 1870 tot aan de Eerste Wereldoorlog, die de voedingsbodem zou vormen voor het 20ste‑eeuwse totalitarisme. Centraal in haar analyse stonden het overzeese kolonialisme van de Europese mogendheden, de racistische theorieën die in diezelfde tijd werden ontwikkeld en de ontheemding van tientallen miljoenen mensen na de Vrede van Versailles in 1919. Arendt beschreef hoe al deze elementen zich in het midden van de 20ste eeuw uitkristalliseerden in het totalitarisme! Beide boeken zeker lezen.
Hannah Arendt (1906-1975) studeerde filosofie en theologie in Berlijn en Marburg. In 1933 vluchtte ze van Duitsland naar Frankrijk. In 1941 emigreerde ze naar Amerika. Haar werk is politiek van aard en concentreert zich vooral op vrijheid en totalitarisme, denken, handelen en oordelen (Totalitarisme, De menselijke conditie, Over geweld). Ze werd wereldberoemd met haar verslag van het proces tegen Eichmann, “Eichmann in Jeruzalem” (1965).
Hannah Arendt Het liefdesbegrip bij Augustinus 208 bladz. uitg. De Nieuwe wereld/ ten have.