Eleonora (Aliénor) van Bretagne (1275-1342), de zestiende abdis van de Abdij van Fontevrault, werd geboren als het jongste kind van de latere hertog Jan II van Bretagne en Beatrix van Engeland. Op zesjarige leeftijd trad ze in bij de abdij van Amesbury. Negen jaar later maakte ze de overstap naar de abdij van Fontevrault, waar ze uiteindelijk haar geloften zou afleggen. De muziek in het rijk geïllumineerd graduale van dit klooster werd in 1993, reeds opgenomen door het legendarisch “Ensemble Organum” van Marcel Pérès.
Aliénor, de dochter van Beatrix van Engeland en Jean II, hertog van Bretagne en graaf van Richmond, werd geboren in Engeland. In 1283 ging ze het klooster van Amesbury in het Engels graafschap Wiltshire binnen op 8-jarige leeftijd, waarna ze in 1304, abdis werd in Fontevrault, in het Frans dorpje Fontevraud-l’Abbaye, nu het Frans departement Maine-et-Loire/Saumur (regio Pays de la Loire), waar ze in 1342 overleed. Haar graduale wordt bewaard in de bibliotheek van Limoges. Het is een rijk verlucht handschrift, dat gedateerd kan worden in het midden, tweede helft van de 13de eeuw (1250-1260). Naast de hier opgenomen gregoriaanse proprium Missen, Messe de Minuit en Messe de L’Aurore, bevat het handschrift, a capella sequenties, proza, lezingen (Épîtres farcies) en drie tweestemmige stukken, Res est admirabilis (séquence), Verbum bonum (séquence) en Credo. Lees voor de gelegenheid, “Miracle de la rose” uit 1946, van Jean Genet. Er wacht u een verrassing…
De School van de Notre-Dame in Parijs was in de periode van ca. 1160 tot 1230, hét centrum van systematische muzikale studie en compositie. Leoninus en Perotinus ontwikkelden daar de conductus en het parallel organum tot het meerstemmig, vrij organum met de cantus firmus in de onderste stem. Zo doende werden zij mede de grondleggers van het polyfoon motet en de metrische notatie van de ars antiqua, de periode tussen ca. 1150 en 1320, de periode waarin de genoteerde muziek zich ontwikkelde.
Een trope was in de middeleeuwen een gezang dat op een Gregoriaanse melodie was gebaseerd, maar een andere tekst kreeg. Tussen de 9de en 13de eeuw plaatste men een tekst op een melismatische passage. De tekst van de trope werd dan noot voor noot gezet, ten einde de melismatische zang (meerdere noten op één klinker) te vervangen door een syllabische zang (één noot per lettergreep). Een trope werd soms uitgebreid met nieuwe muziek. Introïtus gezangen werden dan soms als antifonale gezangen van het mis proprium, uitgebreid tot kleine liturgische drama’s (bvb. ‘Quem quaeritis’). Een trope op het Alleluia werd op die manier een sequentia, gezongen na het Alleluia, of in de periode tussen Septuagesima en Pasen, na de graduale tussen het epistel en het evangelie, als Tractus. Het woord graduale is afgeleid van het Latijns woord gradus, trede, een gebed dat door de priester gebeden werd na het voorlezen van het Epistel. Om het onderscheid te maken tussen het graduale als gezang en het graduale als boek, wordt de eerste ook wel “Graduale Responsorium” genoemd.
Het Ests ensemble voor oude muziek Vox Clamantis werd opgericht in 1996. De artistiek leider en dirigent van het ensemble is Jaan-Eik Tulve. De activiteiten van het ensemble worden georganiseerd door de NGO Estonian Gregorian Association. Naast de zang en vroege polyfonie van Gregorius, staan de concerten van het ensemble ook in het teken van hedendaagse muziek. Verschillende Estse componisten hebben werken geschreven voor Vox Clamantis, waaronder Arvo Pärt, Helena Tulve, Toivo Tulev, Erkki-Sven Tüür, Tõnis Kaumann, evenals de Tunesische componist en zanger Dhafer Youssef.
Het ensemble heeft nauw samengewerkt met Le Choeur Grégorien de Paris, wat heeft geleid tot gezamenlijke optredens in verschillende Europese landen, maar ook in Marokko en Japan. In april 1998 werd in Luxemburg een gezamenlijke cd opgenomen. Het ensemble trad op met internationaal erkende organisten als Jean Boyer, Werner Jacob, Jon Laukvik, Peter van Dijk, Edgar Krapp en anderen en gaf concerten met Hortus Musicus, NYYD Ensemble, kamerkoor Voces Musicales, Weekend Guitar Trio, Küberstudio, Estonian Philharmonic Chamber Choir en Tallinn Chamber Orchestra. Vox Clamantis heeft samengewerkt met de labels, ECM Records, Arion en Mirare.
De Estste dirigent, Jaan-Eik Tulve (1967), geboren in Tallinn, is de artistiek leider en dirigent van het ensemble Vox Clamantis. Hij studeerde in 1991 af aan het Staatsconservatorium van Tallinn als koordirigent en in 1993 aan het Nationaal Conservatorium voor Muziek en Dans in Parijs, met als hoofdvak dirigeren van het gregoriaans koor. Daarna werd hij assistent van professor Louis-Marie Vigne. Sinds 1996 is Jaan-Eik Tulve docent gregoriaans aan de Estonian Academy of Music. In 1999 nam hij als expert deel aan het Sibelius Academy- project “Gregoriana Fennica” met betrekking tot oude Finse manuscripten. Hij werkte met verschillende kloosterkoren en werkte samen met Dom Daniel Saulnier van het benedictijnenklooster van Solesmes in Frankrijk. Sinds 2010 leidt Jaan-Eik Tulve Le Choeur Grégorien de Paris, waarmee hij zowel in Europa als bijvoorbeeld in Libanon en Marokko optrad en prijzen ontving voor opnames. Hij dirigeerde ook het koor van de monniken van het Sant’Antimo-klooster in Italië en het Estonian National Male Choir voor de soundtrack. In 2010 richtte Jaan-Eik Tulve in Parijs het ensemble Lac et Mel op, die zich naast gregoriaans ook bezighoudt met vroege polyfonie.
Graduel d’Aliénor de Bretagne Vox Clamantis, Jaan-Eik Tulve cd Mirare MIR 612