Op deze cd belicht Christina Pluhar, theorbe, met de contratenor Philippe Jaroussky en haar ensemble L’Arpeggiata, kamermuziek, gecomponeerd voor het Franse hof aan het begin van de 17de eeuw, een verfijnde kunstvorm, uitgevoerd in de salons van die tijd op een thema dat toen de hoofse samenleving domineerde, de liefde.
Het Franse hof en de aristocratische salons waren getuige van een buitengewone artistieke bloei in deze periode, wat leidde tot de ontwikkeling van de air de cour in de vocale muziek. Vóór Versailles was het Louvre paleis in het Koninkrijk Frankrijk, hét epicentrum van de macht. Het was een echt ceremonieel theater, waar muziek door zijn pracht en praal, indruk maakte. Tijdens het bewind van Louis XIII schaarde zich rond genres als het air de cour en het ballet, de elite onder de componisten van de “style de cour”, o.a. Moulinié, Guédron en Chancy. De beroemdste onder hen, Boësset, leidde het polyfoon air de cour, geërfd van de Renaissance, o.a. door contrafacten (liederen met een nieuwe tekst op een bestaande melodie), naar een meer intiem, solistisch genre.
Het air de cour en aanverwante genres waren in de Franse barokperiode heel populair. Alleen al het aantal exemplaren van de meeste van deze collecties dat in veel Europese bibliotheken wordt bewaard, zegt iets over de verspreiding en populariteit van dit repertoire. Van de vele verzamelingen drink- en dansliederen uit die periode zijn die van Boyer, ritmisch en harmonisch waarschijnlijk de meest interessante. De teksten die hij op muziek zette, waren daarenboven over het algemeen verfijnder dan deze van veel van zijn tijdgenoten. In de tweede helft van de 17de eeuw evolueerden de airs de cour tot airs sérieux, met basso continuo.
Op het programma staan verschillende arrangementen van Christina Pluhar en oorspronkelijk, instrumentaal werk van Henry Le Bailly (1585-1637), Gabriel Bataille (1574-1630), Antoine Boësset (1587-1643), Pierre Guédron (ca.1565-ca.1620), Louis de Caix d’Hervelois (ca.1670-1759), Michel Lambert (1610-1696), Marin Marais (1656-1728), Étienne Moulinié (1599-1669) en Robert de Visée (1650-1732).
Michel Lambert, de schoonvader van Jean-Baptiste Lully, was de meest productieve componist van airs in de tweede helft van de 17de eeuw. Hij was ‘maître de musique de la chambre du roi’ en componeerde airs op gedichten van Benserade en Quinault, die hij zelf zong, en waarbij hij zichzelf begeleidde op de theorbe. De airs van Lambert werden gedrukt door Ballard. Christophe Ballard was een boekhandelaar, drukker en muziekuitgever in Parijs, uit de familie van uitgevers, opgericht door Robert Ballard in het midden van de 16de eeuw.
Robert de Visée was luitist, gitarist, theorbist en violist aan het hof van de koningen Louis XIV en Louis XV , evenals zanger en componist voor luit, theorbe en gitaar. In 1709 werd hij benoemd tot zanger in de koninklijke kamer, en in 1719 werd hij benoemd tot Maître de Guitare du Roi van de tienjarige achterkleinzoon van Louis XIV die in 1715, als Louis XV de troon besteeg. Hij publiceerde twee boeken met gitaarmuziek die twaalf suites bevatten, evenals enkele afzonderlijke stukken: Livre de guitare dédié au roi (Parijs , 1682) en Livre de pièces pour la guitare (Parijs, 1686). Hij publiceerde ook een verzameling stukken voor theorbe en luit: Pièces de théorbe et de luth (Parijs, 1716); deze zijn in notenschrift in plaats van tabulatuur en kunnen ook als ensemblestukken worden uitgevoerd.
Louis de Caix d’Hervelois een leerling van Marin Marais, componeerde bijna uitsluitend muziek voor gamba. De meeste van zijn andere werken bestaan als transcripties van zijn gambamuziek. Hij werd geboren in het noorden van Frankrijk en er is bijna niets bekend over zijn leven. Zijn veranderende adressen verschijnen weliswaar zowel in zijn gepubliceerde muziek als terloops in toenmalige discours over de gamba, en in korte aantekeningen in archieven. De langste archieftekst (1697) documenteert een verzoek van een kanunnik van Sainte-Chapelle, geïrriteerd door het lawaai van de jonge kapelaan ordinaire Caix, die gamba leert spelen, dat Caix oefent in een kamer onder de trap…
Antoine Boësset, Sieur de Villedieu, was de “surintendant de la musique de la Chambre du roi” en een componist van wereldlijke muziek, met name van “airs de cour”. Hij en zijn schoonvader, Pierre Guédron (foto), domineerden ten tijde van Louis XIII, het muzikaal leven aan het hof gedurende de eerste helft van de 17de eeuw. Zijn zoon Jean-Baptiste de Boesset, Sieur de Dehault, componeerde daarentegen religieuze muziek. Geboren in Blois, werd Antoine Boësset in 1613 leraar van de kinderen in het muzikaal huishouden van de “Chambre du roi”. Hij werd in 1617 muziekmeester van de koningin, drie jaar later secretaris van de “Chambre du roi”, en tenslotte in 1623, “surintendant van de Chambre du roi”.
Als “surintendant” volgde hij Guédron op (de surintendant onder Hendrik IV en Louis XIII), met wiens dochter hij in 1613 trouwde. Guédron was als “compositeur de la Chambre du roi” (opvolger van Claude Le Jeune), o.a. de in zijn tijd zeer gewaardeerde componist van de toen bekende airs de cour, “Cessés mortels de soupirer” en “Est-ce Mars”. Sweelinck en Scheidt bewerkten dit laatste respectievelijk voor klavier en voor gamba’s. Guédron componeerde o.a. wel zes boeken met “Airs de cour polyphoniques”, “Airs de cour à une voix” en, samen met Boësset, “Odes chrétiennes accommodées aux plus beaux airs à 4 et 5 parties”. Een deel van zijn airs de cour polyphoniques werden gecomponeerd als onderdeel van ballets de cour.
In 1632 werd Boësset ”conseiller” en “maître d’hôtel ordinaire du roi” en bekleedde al deze functies gelijktijdig tot aan zijn overlijden. Als “maître d’hôtel” stond hij in voor het “service de bouche et de la domesticité”. Aan het hof leerde hij Descartes, Mersenne en Huygens kennen. Rond 1640 organiseerde Mersenne een bekend geworden wedstrijd tussen Boësset en de Nederlandse katholieke priester, componist en muziektheoreticus, Joan Albert Ban om Germain Haberts gedicht “Me veux-tu voir mourir” op muziek te zetten. Ban wijdde zich aan de ontwikkeling van een systeem waarin de tekst muzikaal wordt uitgedrukt door middel van specifieke intervallen, harmonieën en ritmes. Deze ‘methode’ sloot aan bij de Italiaanse madrigalen van die tijd. Ban gebruikte voor zijn madrigalen teksten van leden van de Muiderkring, letterkundigen en geleerden die regelmatig zouden zijn samengekomen voor literaire en muzikale avonden op het Slot Muiden in Noord-Holland, in de periode dat gastheer P.C. Hooft de functie van Drost van Muiden bekleedde en er woonde. Ban noemde zijn systeem “musica flexamina” of “zielroerende zang”. Boësset was op zijn beurt één van de voorlopers van de basso continuo in Frankrijk.
Étienne Moulinié was samen met Pierre Guédron, Antoine Boësset, Guillaume Bouzignac, Henry Du Mont en Pierre Robert, een belangrijke figuur in de Franse barokmuziek voor Jean-Baptiste Lully. Hij componeerde voornamelijk wereldlijke muziek naar de mode van zijn tijd, airs de cour, airs à boire en airs de ballet. Na in dienst gewerkt te hebben van Christophe de Lestang, bisschop van Carcassonne, werd hij “maître de la musique de Monsieur”, Gaston d’Orléans (foto), de broer van de koning. De dichter, Jean Loret, die tot het entourage behoorde van Madeleine de Scudéry in haar salon van het hôtel de Rambouillet, en van de “surintendant des finances” en “procureur général au parlement de Paris”, Nicolas Fouquet, schreef:
“Le renommé sieur Moulinié,
Assisté de maint chantre habile
Tant du Louvre que de la ville
Firent, avec leurs rares chants,
Des concerts si beaux, si touchants
Qu’on ouït jamais rien de tel.”
“L’Arpeggiata” is een Europees ensemble voor oude muziek onder leiding van Christina Pluhar, door haar opgericht in 2000. De groep heeft zowel traditionele oude muziek als verschillende collages en thema-uitvoeringen en opnames gepresenteerd en richt zich op Italiaanse, Franse en Engelse muziek uit de 17de eeuw. In hun muziek maken ze vaak gebruik van instrumentale improvisaties, waarbij ze niet alleen samenwerken met barokmusici, maar ook met jazzmusici. L’Arpeggiata brengt artiesten samen met verschillende muzikale achtergronden, gevestigd aan beide kanten van Europa en de wereld, rond programma-projecten, vakkundig bedacht door Christina Pluhar volgens haar musicologisch onderzoek, haar ontmoetingen, de nieuwsgierigheid die haar drijft en haar groot talent. De klank van het geheel, dat gevormd werd rond de getokkelde snaren, is direct herkenbaar.
Sinds zijn geboorte heeft L’Arpeggiata de roeping gehad om de rijke muziek van het weinig bekend repertoire van Romeinse, Napolitaanse en Spaanse componisten van de vroeg barok te verkennen. Het ensemble heeft zichzelf als leidraad gegeven voor instrumentale improvisatie en onderzoek naar het instrumentarium in de puurste baroktraditie, evenals het creëren en opvoeren van “event”-shows. Het bevordert zo de ontmoeting van muziek en zang met andere barokdisciplines, onafscheidelijk in hun tijd, zoals dans en theater, en de opening naar verschillende muziekgenres, zoals jazz en traditionele muziek.
Contratenor Philippe Jaroussky voegt zich bij de instrumentalisten van L’Arpeggiata, onder leiding van Christina Pluhar, voor een kleurrijk album dat de air de cour centraal stelt. Dit ‘hoofse lied’, dat tijdens het bewind van Louis XIII zeer geliefd was in Frankrijk, wordt begeleid door luit of theorbe en geeft gevoelvolle en verfijnde uitdrukking aan liefde, spijt en spirituele reflectie. Passacaille de la Follie ontleent zijn titel aan Yo soy la locura, een lied op een Spaanse tekst geschreven door hofmuzikant, Henri Le Bailly. Toen Jaroussky, Pluhar en L’Arpeggiata dit repertoire in de herfst van 2022 in New York uitvoerden, ontdekte Concerto.net dat de uitvoering “niets minder dan betovering bood … Alle nummers, zonder uitzondering, brachten ons drie eeuwen terug in de tijd, de zachte klanken en tedere zanglijnen, nooit sentimenteel of overdreven emotioneel …
Passacalle de la Follie Christina Pluhar Philippe Jaroussky L’Arpeggiata cd Warner Classics 5419722187