De vier hier opgenomen composities plus het Till Eulenspiegel-arrangement van Matthias Pflaum, geven een fascinerend, sonoor beeld van de compositorische ontwikkeling van Richard Strauss, “The Emperor of Music”.
Richard Strauss werd geboren op 11 juni 1864 in München. Zijn vader Franz, was de eerste hoornist van het Hoforkest in München en was vanaf 1871, hoogleraar aan de Academie. Zijn moeder Josephine kwam uit de befaamde Pschorr brouwersdynastie, één van de rijkste families van München. Geïnspireerd door de wens van zijn muzikale ouders, vooral van zijn vader, begon Richard met zes jaar te componeren. Later kreeg hij in München compositieles van kapelmeester Friedrich Wilhelm Meyer. Onder de leiding en suggestie van Meyer ontstonden o.a. de vroege stukken voor piano en liederen en later de eerste concerti en concertstukken, een grote Sonate, een Strijkkwartet, twee Symfonieën en een Serenade voor blazers. Zijn officiële op. 1 was een “Festmars” voor orkest, die hij componeerde op de leeftijd van…12 jaar. Als hij 18 jaar oud was had Richard reeds 140 stukken gecomponeerd, waaronder 60 Liederen, 40 pianowerken, “Elektra”! voor mannenkoor en klein orkest (1880) en een heus Vioolconcerto (op. 8), in 1882, genoteerd in zijn schoolboek…
In 1882, begon Strauss zijn studie filosofie en kunstgeschiedenis aan de Universiteit van München. Deze brak hij echter snel weer af om zich te wijden aan een carrière als muzikant. En hoe! Reeds in 1883 werden de eerste werken van de jonge componist uitgevoerd in München, onder meer door de dirigent Hermann Levi. In 1883, ondernam hij een kunstreis die hem o.a. naar Dresden en gedurende enkele maanden naar Berlijn voerde. Tijdens deze reis legde hij belangrijke contacten, vooral met de dirigent en directeur van het Hoforkest in Meiningen, Hans von Bülow.
Begin 1882, gaf Richard Strauss in Wenen de eerste uitvoering van zijn Vioolconcerto, waarbij hij zelf een pianoreductie van het orkestgedeelte speelde. Zijn leraar Benno Walter was de solist. Hij vertrok een jaar later naar Berlijn, waar hij kort studeerde voor hij een functie bekleedde als assistent-dirigent bij Hans von Bülow (foto), die enorm onder de indruk was van zijn hier opgenomen Serenade (op. 7) voor blaasinstrumenten.
Strauss leerde de kunst van het dirigeren door Hans von Bülow tijdens de repetities te observeren. Bülow was nl. erg gesteld op de jongeman en besloot dat Strauss zijn opvolger moest worden als dirigent van het Hoforkest van Meiningen toen Hans von Bülow in 1885 ontslag nam. Strauss’ composities waren in die tijd schatplichtig aan de stijl van Robert Schumann of Felix Mendelssohn en trouw aan zijn vaders leer. Zijn hoornconcert nr. 1 (“Waldhornkonzert”) uit 1882-1883 is representatief voor deze periode en is een hoofdbestanddeel van het hoornrepertoire geworden. Na zijn debuut als dirigent aan het theater in Meiningen in 1884 werd hij op advies van Hans von Bülow voor het seizoen 1885-1886 in München 2de kapelmeester naast Von Bülow zelf.
Na een tussenengagement in 1886 als 3de kapelmeester aan het hoftheater in München, talrijke concertreizen en een assistentschap in 1889 bij de Parsifal-uitvoeringen tijdens de Bayreuther Festspiele, werd hij in 1889 groothertogelijk hofkapelmeester in Weimar. In 1896 werd Strauss Hofkapellmeister in München. Algemeen erkend als dé grootmeester van het laatromantisch symfonieorkest, begreep Richard Strauss als niemand anders, hoe hij het rijk palet aan instrumentale kleuren kon gebruiken om passie en emoties weer te geven. Strauss deed dit in een reeks baanbrekende symfonische gedichten, waarbij hij opvallende personages als Don Juan, Tijl Uilenspiegel en Don Quichot als onderwerp koos.
Naast meesterlijk georkestreerde symfonische gedichten en concerti, componeerde Richard Strauss zowel aan het begin als aan het eind van zijn leven, enkele parels voor een kleine(re) instrumentale bezetting, meer bepaald voor blazers. Tussen 1881 en 1884, componeerde hij meer bepaald een Serenade voor blazers in Es voor 13 blaasinstrumenten, op. 7 en een 4-delige Suite voor blazers in Bes voor 13 blazers, op. 4. Tussen 1943 en 1945, componeerde hij 2 Sonatines voor 16 houtblazers, Nr. 1 in F (3-delig) “Aus der Werkstatt eines Invaliden” (première op 18 juni 1944 o.l.v. de Wagner dirigent, Karl Elmendorff in… Dresden), gevolgd door de 4-delige Sonatine (Sinfonie) voor blazers in Es, “Fröhliche Werkstatt” (première op 25 maart 1946 in het Zwitserse Winterthur o.l.v. Hermann Scherchen). Strauss componeerde zijn Serenade in Es voor 13 instrumenten in 1881, toen hij nog maar 17 jaar oud was. Het was stilistisch in wezen nog Mozartiaans, maar bevatte daarnaast ook al meteen de melodieën en de weelderigere texturen van zijn typische stijl. De textuurvermenging van de jonge componist was al meesterlijk, terwijl de sonoriteiten reeds vooruitliepen op de toekomst.
De vierdelige Suite in Bes was meer divers en reeds verder verwijderd van Mozart, met een tedere Romanze (met rijke hoorns), een goedmoedige gavotte en een finale, die begint in schijnduisternis, waarna die overgaat in een vrolijke, stevige fuga. De Serenade voor 13 blaasinstrumenten (2 fluiten, 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten, contrafagot, 4 hoorns en contrabas) herinnert aan Mozarts Gran Partita K 361 voor blaasinstrumenten. Deze korte compositie, in één beweging, is eerst van een nachtelijke kleur, zoals het een serenade betaamt, komt dan tot leven om daarna terug te keren naar de contemplatieve sfeer van het begin.
Aan de bezetting van deze Serenade op. 7,werden in de 2 Sonatina’s, 3 extra instrumenten toegevoegd, een C-klarinet, een bassethoorn en een basklarinet. De sonoriteit werd daardoor weelderiger en voller, en de melodische lijnen nog complexer. Op de titelpagina van de Sonatina/Symfonie nr. 2 in Es uit 1945, schreef de 80-jarige Strauss, “Aan de goddelijke Mozart aan het einde van een leven vol dankbaarheid”. De openingsbeweging is gloeiend geanimeerd en levendig, hier gespeeld met uitbundige stuwkracht, gevolgd door een delicaat andantino met klassieke gratie, en een hartelijk landelijk, Beiers menuet met een aanstekelijk deuntje voor de hoorns, overgenomen door de soloklarinet. In de finale citeerde Richard Strauss symbolisch uit Richard Wagners “Götterdämerung”. Het allegro begint met luchtige lyriek, waarna de musici hun krachten verzamelen om een spectaculaire en vooral levensbevestigende coda te bereiken. Niet te missen!
Tracklist:
CD 1:
Sonatina No. 1 in F major for 16 wind instruments, ‘Aus der Werkstatt eines Invaliden’
Serenade in E flat major for 13 Winds, Op. 7
Till Eulenspiegels lustige Streiche, Op. 28 (arr. voor blazers en slagwerk)
CD 2:
Suite in B flat major for 13 wind instruments, Op. 4
Sonatina No. 2 (Symphony) in E flat major for 16 wind instruments, ‘Fröhliche Werkstatt’
Richard Strauss Complete Music for Wind Instruments Members of Staatskapelle Berlin Gregor Witt 2 cd Capriccio C5497
https://www.stretto.be/2019/08/09/te-gast-bij-richard-strauss-in-garmisch-partenkirchen/