De bloeitijd van de Italiaans-Spaanse Renaissancedans, pavane, was tussen 1530 en 1676. John Dowlands “Seven Teares of Lachrimae” bevat een verzameling pavanes op een in zijn tijd bekend, melancholisch thema. Emotionele en statige pavanes en rustige allemandes roepen de tranen op waarnaar in de titel wordt verwezen. Met muzikale effecten als dissonantie en voorhoudingen, verschijnt eenzelfde melancholisch gevoel, nl. de verklanking van de pijnen van de ziel, nacht en duisternis, bijna overal in de verfijnde muziek van John Dowland (1563-1626).
John Dowland, waarschijnlijk in het Londense Westminster of in Dublin geboren, trad rond 1580 in dienst van de Britse gezant in Parijs, Sir Henry Cobham en vanaf 1583, van diens opvolger, Sir Edward Stafford. In 1587 behaalde hij zijn baccalaureaat muziekwetenschappen aan de Universiteit van Oxford en een jaar later ook aan de Universiteit van Cambridge. Hierna trok hij naar Duitsland om in dienst te treden van de hertog van Brunswijk en later bij de landgraaf van Hessen. Hij reisde door Italië en keerde tegen het eind van de eeuw terug naar Engeland. In november 1598 vertrok hij naar Denemarken, als musicus aan het hof van Christiaan IV. In 1603 keerde hij terug naar Londen.
Met de woorden “A pleasant melancholy” beschreef Robert Burton in 1621 in zijn “The Anatomy of Melancholy”, de gevoelens die bepaalde muziek kan oproepen. Ongeveer 20 jaar eerder had John Dowland (1563-1626), de melancholicus par excellence, een soortgelijk idee uitgedrukt in zijn “Lachrimae, or Seven Tears”. Tijdens de periode 1600-1617 was melancholie in Engeland modieus geworden, vooral in culturele en literaire kringen. Er ontstonden talloze gedichten, schilderijen en liederen rond het thema. Toen Dowlands song met luitbegeleiding, “Flow My Tears” in 1600 werd gepubliceerd, was de instrumentale “Lachrimae” pavane waarop het was gebaseerd, al enkele jaren in omloop en was de componist er mee bekend in Engeland en op het continent. Vier jaar later keerde hij naar de muziek terug en varieerde het als “seven tears” voor een consort van gamba’s en luit.
Collega’s van Dowland zoals Robert Jones en John Danyel hebben ook soortgelijke stemmingen en emoties in hun eigen liedjes uitgedrukt. Vaak baseerden zij zich daarbij op hun beurt op Dowlands beroemde pavane, zoals Danyel in zijn “Eyes look no more” De dominante stemming van verdriet, weerspiegeld in het persoonlijk motto van Dowland (foto), “Semper Dowland, semper dolens” (“altijd Dowland, altijd treurig”), bv. in klagende liederen als “O sweet woods”, “I saw my lady weep”, “Now, O now I needs must part”, “Come, heavy sleep”, en vooral, “Flow my tears”, gaven alle uitdrukking aan het gestileerd liefdesverlangen van de componist.
Lachrimae, in Dowlands tijd bekend als “Flow my tears”, verscheen voor het eerst in de “Lachrymae antiquae” voor luit solo, en diende in 1604 als basis voor zeven gevoelige, vijfstemmige, instrumentale pavanes voor vijf gamba’s (Viols), (“Lachrimæ Antiquæ”, “Lachrimæ Gementes”, “Lachrimæ Tristes”, “Lachrimæ Coactæ”, “Lachrimæ Pavan”, “Lachrimæ Amantis” en “Lachrimæ Veræ”). In 1604 verscheen “Lachrimæ, or seaven Teares figured in seaven passionate Pavans, set forth for the Lute, Viols, or Violons, in five parts”. Deze uitgave werd opgedragen aan Anna van Denemarken (foto), de gemalin van de latere Engelse koning James I. met als opschrift “Aut Furit, aut Lachrimat, quem non Fortuna beavit” (“He whom Fortune has not blessed either rages or weeps”). Dowland was toen nl. als luitspeler in dienst van Christiaan IV, koning van Denemarken en Noorwegen.
Dowland heeft een van de grootste meesterwerken van renaissancemuziek gecomponeerd. Hij had Engeland verlaten om in dienst te treden van het Deense hof, teleurgesteld dat hij niet was benoemd tot hofcomponist van Elizabeth I, maar hij lijkt het beste te hebben gemaakt van al zijn tegenslagen, om deze magnifieke verzameling puur instrumentale werken te componeren.
Musicall Humors, een collectief van de beste gambisten van hun generatie, o.a. Julien Léonard (foto), speelt de complete set pavans, galliards en ‘almands’, gegroepeerd in suites, elk met een eigen karakter. Versterkt door de wisselende samenstelling van het consort waarbij de spelers om beurten de ’topline’ vertolken, krijgt elke compositie een eigen specifieke kleur.
John Dowland [Complete] Lachrimae Musicall Humors Julien Léonard, Nicholas Milne, Myriam Rignol, Lucile Boulanger, Josh Cheatham, Thomas Dunford cd Alpha Classics 944