Antonio Vivaldi componeerde wel meer dan 500 concerti. Meer dan 200 componeerde hij voor solo-viool en een instrumentaal ensemble. Deze uitzonderlijke box bevat Vivaldi’s integrale Vioolconcerti die gebundeld werden onder de titels, ‘La Stravaganza’ op. 4 ‘La Cetra’ op. 9, ‘L’Estro Armonico’ op. 3 en… Le Quattro Stagioni. Podger speelt ze samen met Arte dei Suonator Holland Baroque en Brecon Baroque.
“L’estro armonico” (“de harmonische inspiratie”), op. 3, is een reeks van 12 concerti voor snaarinstrumenten. Vivaldi’s 12 Trio Sonatas, Op. 1, en Twaalf Vioolsonates, Op. 2, bevatten alleen sonates, dus was L’estro armonico zijn eerste verzameling concerti die in druk verscheen. Elk concerto werd gedrukt in acht partijen, vier violen, twee altviolen, cello en continuo. De continuo partij werd gedrukt als een becijferde bas voor violone en klavecimbel. In elke opeenvolgende groep van drie concerti is het eerste een concerto voor vier violen, het tweede voor twee violen en het derde een solo vioolconcerto. De cello krijgt solistische passages in verschillende van de concerti voor vier en twee violen, zodat een paar van de concerti voldoen aan het traditioneel Romeins concerto grosso -formaat waar een concertino van twee violen en cello speelt in tegenstelling tot een strijkorkest. L’estro armonico was ook een pionier van orkestraal unisono in concerto bewegingen.
Vivaldi componeerde enkele concerti, speciaal voor L’estro armonico, terwijl andere concerti van de reeks al eerder waren gecomponeerd. L’estro armonico werd gepubliceerd als Vivaldi’s Op. 3 in Amsterdam in 1711, en opgedragen aan Ferdinando de’Medici, Grootprins van Toscane, onder de titel “Ferdinando III”. Vivaldi’s Op. 1 en 2 bevatten alleen sonates, dus was L’estro armonico” zijn eerste verzameling concerti die in druk verscheen. Vivaldi koos een buitenlandse uitgever, Estienne Roger. Het was daarenboven ook de eerste keer dat hij een buitenlandse uitgever koos, in plaats van een Italiaanse.
De transcripties van deze concerti door Bach zijn waarschijnlijk gemaakt in Weimar, waar Bach van 1708 tot 1717, hoforganist en later concertmeester was. Transcripties van Bach werden echter niet op grote schaal verspreid. Ze werden pas in de jaren 1840 en 1850, gepubliceerd door CJ Peters in de edities die waren voorbereid door Friedrich Konrad Griepenkerl als onderdeel van de 19de-eeuwse “Bach-revival”. In dat stadium werden alle concerttranscripties van Bach beschreven als “na Vivaldi”, ongeacht het auteurschap. Problemen met toeschrijving werden opnieuw aan de orde gesteld door de nieuwe editie van de concerttranscripties die in de jaren 1890, door het Bach-Gesellschaft werden gepubliceerd. De controverse die ontstond in de jaren 1910, bij de beoordeling van hun auteurschap en dat van de originele concerti, leidde weliswaar tot de heropleving van Vivaldi, die een herwaardering en de uiteindelijke herontdekking van zijn talrijke “verloren” werken inhield.
La stravaganza op. 4, een reeks concerti uit 1712-1713, voor het eerst gepubliceerd in 1716 in Amsterdam, werd opgedragen aan de Venetiaanse edelman, Vettor Delfino, die een vioolstudent van Vivaldi was geweest. Alle concerti werden gecomponeerd voor viool solo, strijkers en basso continuo maar voor sommige bewegingen zijn echter extra solisten nodig (zoals een tweede viool- en/of cellosolo ).
In 1722 verhuisde Antonio Vivaldi van Mantua naar Rome, waar hij zijn nieuwe operastijl introduceerde, en waar Paus Benedictus XIII hem uitnodigde om voor hem te spelen. In 1725 keerde hij terug naar Venetië, waar hij in hetzelfde jaar vier opera’s componeerde en produceerde. Het was in die periode dat hij vier magistrale vioolconcerti componeerde die de seizoenen van het jaar, sonoor tot uitdrukking brachten. Hoewel drie van de concerti volledig origineel waren, ontleende het eerste concerto, “Lente”, motieven van een sinfonia tot de eerste acte van zijn opera “Il Giustino”. De inspiratie voor de concerti was hoogstwaarschijnlijk de herinnering aan het innemend mooi platteland rond Mantua. De concerti waren qua muzikale conceptie, een ware revolutie. In deze concerti imiteerde en evoceerde Vivaldi nl. stromende kreken, diverse soorten zangvogels, (elk specifiek gekarakteriseerd), blaffende honden, zoemende muggen, huilende herders, stormen, dronken dansers, een nachtelijke sterrenhemel, jachtpartijen, zowel vanuit het standpunt van de jagers als vanuit het gezichtspunt van het wild, bevroren landschappen, schaatsende kinderen en warme haardvuren. Talloze details maakten de concerti tot voorlopers van het instrumentaal realisme, de drukkende hitte en de irritante zwermen insecten in de zomer, de klank van jachthoorns in de herfst en de ijskoude winter.
De ‘Vier Jaargetijden/Seizoenen’ op.8/1-4, voor het eerst gepubliceerd in Amsterdam in 1725, was dan ook een mijlpaal in de Italiaanse orkestliteratuur van de 18de eeuw. Het opvallend kenmerk van het werk is dat het voor het eerst een nieuw wereldbeeld uitdrukte als programmamuziek. Hier werd de mens gedomineerd door de krachten van de natuur, terwijl hij voorheen in het centrum van de natuur stond. Geïnspireerd door “L’allegro” en “Il penseroso”, twee jeugdwerken van de Engelse schrijver, John Milton, schreef Vivaldi voor elk van de vier concerti een sonnet, waarvan hij het programma vervolgens nauwgezet volgde met passende markeringen in de partituur. In hun geheel waren de vier concerti als het ware een kleurrijke, instrumentale miniatuuropera, waarin Vivaldi zijn eerdere ervaring als operacomponist en vioolvirtuoos liet samensmelten.
La Cetra, op. 9, een reeks van twaalf vioolconcerti, gepubliceerd in 1727, werden ook alle voor vioolsolo, strijkers en basso continuo gecomponeerd, behalve nr. 9 in Bes, met twee solo-violen. De reeks werd vernoemd naar de cetra, een lierachtig instrument, en werd opgedragen aan keizer Karel VI. La Cetra was weliswaar ook de titel van een andere reeks van twaalf vioolconcerti van Vivaldi die nooit is gepubliceerd. Deze reeks verschilde bijna geheel van de gepubliceerde reeks. Net als de gepubliceerde reeks werd ook deze opgedragen aan keizer Karel VI. In 1728 ontmoette Vivaldi keizer Karel VI, terwijl de keizer op bezoek was in Triëste, ter gelegenheid van de aanleg van een nieuwe haven. Karel bewonderde de muziek van Il Prete Rosso zodanig dat hij naar het schijnt, tijdens een ontmoeting, meer met Vivaldi sprak dan met zijn ministers in twee jaar tijd. Hij gaf Vivaldi de titel van ridder en een gouden medaille en nodigde hem uit naar Wenen te komen. Vivaldi gaf Karel een handgeschreven kopie van “La Cetra”. Vergezeld door zijn vader, reisde Vivaldi naar Wenen en Praag in 1730, waar zijn opera “Farnace” werd opgevoerd.
Kort na zijn aankomst in Wenen overleed Karel VI echter, waardoor Vivaldi zijn koninklijke bescherming en een stabiele bron van inkomsten verloor. De verarmde componist overleed in de nacht van 27 op 28 juli 1741, 63 jaar oud, aan een “interne infectie” in het huis van de weduwe van een Weens zadelmaker. Hij werd begraven in een eenvoudig graf op een begraafplaats, die eigendom was van het openbaar ziekenhuisfonds. Hij werd begraven naast de Karlskirche, in een gebied dat nu deel uitmaakt van de site van het Technisch Instituut. Het huis waar hij woonde in Wenen is al lang afgebroken. Het Hotel Sacher is gebouwd op een deel van de site. Denk daaraan als u daar koffie gaat drinken. Gedenkplaten op beide locaties houden Vivaldi in herinnering.
De Duits-Britse violiste Rachel Podger (°1968) werd opgeleid aan een Duitse Rudolf Steiner school en keerde daarna naar Engeland terug om te studeren bij Perry Hart en de “Guildhall School of Music and Drama” bij David Takeno, Pauline Scott en Micaela Comberti. Tijdens haar studie was ze medeoprichtster van de barokke kamermuziek ensembles “The Palladian Ensemble” en “Florilegium”, en werkte ze met ensembles met historische instrumenten, zoals het “New London Consort” en “London Baroque”. Podger was de leider van het “Gabrieli Consort and Players” en later, van 1997 tot 2002, van “The English Concert”. Ze toerde vaak als soliste met Vivaldi’s hier opgenomen “Le Quattro Stagioni” en “Grosso Mogul”-concerti. In 2004 nam ze het gastdirectoraat op van het “Orchestra of the Age of Enlightenment”, dat ze opende met een tournee door de Verenigde Staten met de Brandenburgse concerto’s van Bach. Ze werkt momenteel ook als gastdirigente van “Arte dei Suonatori” (Polen), van “Musica Angelica” en “Santa Fe Pro Musica”, beide in de Verenigde Staten, en als soliste bij “The Academy of Ancient Music”.
Podger is ook professor barokviool aan de “Guildhall School of Music and Drama” en het “Royal Welsh College of Music and Drama”, en doceert ook regelmatig aan de “Hochschule für Künste” in Bremen. In september 2008 nam ze de nieuw opgerichte Micaela Comberti-leerstoel voor barokviool aan de “Royal Academy of Music” in Londen op (Micaela Comberti (1952-2003) was haar jong overleden lerares), en werd ze professor barokviool aan de Koninklijke Deense muziekacademie in Kopenhagen. Als ze niet toert met verschillende ensembles, werkt Podger in Brecon/Powyn, Zuid-Wales, om jonge muzikanten te helpen met het “Mozart Music Fund”, dat ze in 2006 heeft opgericht, en waar ze workshops geeft en recitals speelt. In 2006 richtte ze ook het “Brecon Baroque Music Festival” op, dat sindsdien elk jaar wordt gehouden. Podger bespeelt een viool gebouwd in Genua in 1739 door Pesarinius, een latere leerling van Antonio Stradivari. Ze speelde aanvankelijk op een Stradivarius-copie uit 1988 van Rowland Ross en heeft Haydn en Mozart opgenomen op de Crespi Stradivarius uit 1699.
Vivaldi Concertos Rachel Podger 7 cd Channel Classics CCSBOX7423